Pagina's

Cat’s Claw

Nee, Cat’s Claw of katteklauw (Uncaria tomentosa) groeit hier in Nederland niet in het wild, maar wordt vaak getemd in een potje gestopt omdat men denkt dat het slikken van delen van de plant positieve effecten op het menselijk lichaam kan hebben.

Cat’s claw is een lange houterige liaan, die zijn naam dankt aan de haakachtige doornen die langs de liaan groeien en lijken op de klauwen van een kat. Groeiend in de Zuid-Amerikaanse jungle houdt hij van warmte en klimt voortdurend hoger op zoek naar het schaarse licht. Hij kan daarbij een hoogte (of lengte) bereiken van zo’n 30 meter.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Uncaria, is afgeleid van het Latijnse woord Uncus, dat ‘haak’ betekent. Het tweede deel, tomentosa, is ook afkomstig uit het Latijn, waar het zoiets betekent als ‘bedekt met veel wol’ of ‘bedekt met veel haar’. Dus wollig of harig.
Uiteraard is bij de beschrijving van de werking van cat’s claw een hele mythologie verzonnen om aan te tonen hoe gezond een aftreksel van de bast of wortel wel moet zijn. Zo zou de plant al meer dan 2000 jaar lang door de bewoners van de jungle als medicijn toegepast worden om allerhande kwalen te bestrijden. Een aftreksel zou werken tegen astma, urineweginfecties, reuma, het zou het herstel na bevalling bespoedigen, het zou de nieren spoelen, infecties zouden geen kans hebben, het zou werkzaam zijn tegen diabetes en het zou zelfs kanker kunnen bestrijden.

Omdat veel mensen dit soort onzin klakkeloos geloven, moeten ze tegen zichzelf in bescherming worden genomen. Wetenschappelijk onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat cat’s claw helemaal geen onschuldig plantje is dat als panacee tegen allerhande kwalen gebruikt kan worden.

Er zijn namelijk meldingen dat het, onder andere, een weliswaar zeldzame acute allergische nierinfectie (Acute allergic interstitial nephritis) kan veroorzaken[1]. En voor wat betreft de mogelijke effecten bij de bestrijding van kanker heeft de gezaghebbende en overkoepelende American Cancer Society zichzelf zelfs gedwongen gevoeld om argeloze patiënten te waarschuwen: ‘Beschikbaar wetenschappelijk bewijs ondersteunt niet cat’s claw's effectiviteit bij de preventie of behandeling van kanker of welke andere ziekte dan ook. Cat’s claw wordt gelinkt aan een aantal ernstige bijwerkingen'. (Available scientific evidence also does not support cat's claw's effectiveness in preventing or treating cancer or any other disease. Cat's claw is linked to some serious side effects)[2].

Voorstanders van fytotherapie of homeopathie wijzen met graagte op een onderzoek[3] dat zou aantonen dat een extract van cat's claw werkzaam zou zijn bij reumatoïde artritis. De onderzoekers melden echter zelf dat het hier een 'klein voorlopig onderzoek betrof dat dat de relatieve veiligheid en beperkte voordelen aantoonde' (this small preliminary study demonstrates relative safety and modest benefit). Waarom zou je bij de behandeling van deze auto-immuunziekte geen reguliere pijnstillers en ontstekingsremmers willen gebruiken om wel je toevlucht te nemen bij iets dat maar 'beperkte voordelen' heeft?

Bovendien heeft inname van een extract van cat’s claw een negatief effect op de werking van bepaalde geneesmiddelen. Daarom wordt het gebruik van cat’s claw afgeraden bij mensen die ook al bloeddrukmedicatie, bloedverdunners, hormonen (bijvoorbeeld de pil) of insuline moeten gebruiken. Het slikken van supplementen met cat's claw tijdens de behandeling van AIDS wordt helemaal afgeraden omdat de stoffen in cat's claw de werking van krachtige antivirale middelen (atazanavir, saquinavir en ritonavir) kunnen ontregelen[4].

Mijn advies (ondanks de vele ontvangen mails en reacties die het tegendeel beweren): Geloof niet in de onzin die over cat's claw wordt verteld. Het is voor je eigen bestwil.

[1] Allard et al: Mechanisms of herb-induced nephrotoxicity in Current Medical Chemistry - 2013
[2] American Cancer Society: Cat’s claw. Zie hier.
[3] Mur et al: Randomized double blind trial of an extract from the pentacyclic alkaloid-chemotype of uncaria tomentosa for the treatment of rheumatoid arthritis in Journal of Rheumatology - 2002 

[4] López Galera et al: Interaction between cat's claw and protease inhibitors atazanavir, ritonavir and saquinavir in European Journal of Clinical Pharmacology - 2008

Klokbilzekruid

Het Klokbilzekruid (Scopolia carniolica) is uiteraard familie van het inheemse (zwart) bilzekruid (Hyoscyamus niger), maar beide planten verschillen toch voldoende van elkaar om tot verschillende families te behoren. Klokbilzekruid komt voor in loofwouden in bergachtige streken van Midden-Europa. Hier in Nederland komt hij eigenlijk niet in het wild voor, maar wordt hij met enige regelmaat in vaderlandse tuintjes aangeplant om zijn decoratieve bloemen.

Het is een kruipende meerjarige plant met vaalgroene bladeren en rossige, vaak naar bruin neigende klokvormige bloemen. Het plantje bereikt een hoogte van zo’n 60 centimeter en vermenigvuldigt zichzelf middels wortelstokken.
[Foto: Jan Eckstein]
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Scopolia, eert de Italiaanse naturalist Giovanni Antonio Scopoli (1723-1788). Hij was in zijn tijd een beroemde botanicus en correspondeerde zelfs regelmatig met Carolus Linneaus, de grondlegger van de moderne plantkunde. Het tweede deel, carniolica, is de Latijnse versie van de historische regio Carniola, nu een deel van Slovenië, waar de klokbilzekruid voor het eerst door Scopoli werd aangetroffen.

Zoals gezegd is het klokbilzekruid familie van het (zwart) bilzekruid en dat betekent tegelijkertijd dat ze samen behoren tot de gevreesde nachtschadefamilie (Solanaceae). De plant is een eervol lid, want alle delen van het klokbilzekruid zitten boordevol potentieel dodelijke gifstoffen.

Tot de belangrijkste ‘werkzame’ stoffen behoren enkele alkaloïden, waaronder: l-hyoscyamine, cuscohygrine, atropine en scopolamine. Ook die laatste stof heeft natuurlijk zijn naam te danken aan de Italiaan Scopoli.

Behalve dat je er al heel snel dood aan gaat, heeft scopolamine een beperkte waarde als medicijn. Soms wordt het (heel voorzichtig) toegepast bij misselijkheid, die kan ontstaan nadat uit een patiënt uit een narcose is ontwaakt, maar ook bij zeeziekte lijkt het enige werking te hebben. Men heeft daarvoor een handige pleister ontwikkeld die je achter het oor dient aan te brengen.

Het probleem is dat, als je die pleister langer dan een dag of drie laat zitten, er al ontwenningsverschijnselen kunnen optreden. Dan moet je denken aan duizeligheid, misselijkheid, overgeven, hoofdpijn en balansverstoringen. Ook zijn er enkele gevallen bekend van mensen die in een psychose raakten. Geen echt leuke effecten voor een medicijn.

In wat hogere doses is het een giftige narcotische stof met symptomen als hallucinaties en een effect op het vermogen om je zaken te herinneren. Scopolamine knoeit dus met je hersenen en dat is nooit een goed teken. Verder produceert het droogheid van de mond, pupilverwijding, roodheid van de huid, zweetaanvallen, gevoelens van rusteloosheid, desoriëntatie en irritatie.

Bij nog hogere doses – en dan praten we echt nog niet over het opeten van een hele plant – kun je rekenen op hartkloppingen, toevallen, verlamming, coma en dood door verlamming van de ademhalingsspieren. En geloof me: dat is een heel onaangename manier om dood te gaan.

Ongevlekt longkruid

Ongevlekt longkruid (Pulmonaria obscura) is als plant een laagblijvende, borstelig behaarde plant met trompetvormige bloemen, die bij het ontluiken roze rood zijn, maar gedurende de bloei doorkleuren naar paarsblauw.
[Ongevlekt longkruid met vlekken]
Ongevlekt longkruid is inheems in Midden- en Oost-Europese landen. In Nederland is ongevlekt longkruid een zeldzaamheid en de waarnemingen van deze soort zijn meestal jaarlijks op één hand te tellen. Het is een gevaarlijk broertje van gevlekt longkruid, een plant die ooit befaamd was om diens therapeutische toepassingen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Pulmonaria, is eenvoudig te verklaren: het is afgeleid van het Latijnse woord pulmo ('long'). Het tweede deel, obscura, is afgeleid van het Latijnse woord obscurus, dat zoiets betekende als 'duister', 'schemer' of 'schaduw'. Het verklaart de favoriete standplaats van ongevlekt longkruid.

De bladeren van het gevlekt longkruid hebben bleekgroene vlekken en in de Middeleeuwen meende men dat die vlekken aan longen (of aan opgehoest slijm) deden denken. In die tijd was men nog volledig op de natuur aangewezen om medicijnen tegen allerhande kwalen te vinden en de meest wereldvreemde ideeën deden de ronde. De meest bekende is natuurlijk homeopathie, een stof die zo vaak verdund is dat er geen molecuul meer van die stof in het water of alcohol aanwezig is, zou moeten helpen tegen vele ziektebeelden. Als je nadenkt (wat veel mensen dus kennelijk niet doen), snap je direct dat het niet kán werken. De signatuurleer was een andere vorm van ‘geloven in de werkzaamheid’. Deze hield in dat, als een plant leek op een lichaamsdeel, het een teken van God was dat die plant werkzaam zou zijn voor kwalen van dat lichaamsdeel.

Het blad van het ongevlekt longkruid lijkt op dat van het gevlekt longkruid minus de vlekken. Die twee zou je dus eenvoudig uit elkaar moeten kunnen houden. Toch is het een probleem dat ongevlekt longkruid soms óók vlekken op de bladeren kan hebben. Ook de bloemen zijn nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Ongevlekt longkruid bevat een aantal giftige pyrrolizidine alkaloïden, zoals intermedine en lycopsamine, en daarvan is overduidelijk bewezen dat die onherstelbare en soms dodelijke schade te kunnen aanrichten aan leverweefsel[1].

[1] Haberer et al: Pyrrolizidine Alkaloids in Pulmonaria obscura in Planta Medica - 2002. Zie hier.

Waarzeggerssalie

Het geslacht salie (Salvia) staat bekend hier als leverancier van keukenkruiden. Salie is een uitgebreide familie, die zich over de hele wereld verspreid heeft. Om het zich gemakkelijk te maken hebben botanici besloten dat er drie grote onderfamilies bestaan: 500 soorten groeien in Centraal- en Zuid-Amerika, 250 soorten in Centraal-Azië en het Middellandse Zeegebied, terwijl nog eens 90 soorten Oost-Azië bewonen.

De Salvia divinorum heeft officieel nog geen Nederlandse naam, maar laten we hem voor het gemak maar waarzeggerssalie gaan noemen, want dat is de leeterlijke vertaling van zijn weteschappelijke soortnaam. Deze soort is onderdeel van de Amerikaanse familie en is inheems op vochtige schaduwrijke plekjes in het Sierra Mazatec gebergte in Mexico. De Salvia divinorum staat bekend om zijn vermogen om sterke hallucinaties op te wekken. Dat heeft de aandacht getrokken van de spirituele mens, die het kennelijk voortdurend noodzakelijk vindt om drugs te gebruiken om zijn wereldbeeld aantrekkelijker te maken. In zijn thuisland groeit de Salvia divinorum tot een hoogte van een meter en heeft tot 30 centimeter grote bladeren.
[Foto: www.plantteacher.com]
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Salvia, is afgeleid van het Latijnse woord salvus dat ‘gezond’ betekent. De (gewone) salie werd namelijk gebruikt om zijn ontsmettende werking. Het tweede deel, divinorum, lijkt rechtstreeks uit de boeken van Harry Potter te komen, want divinare betekent in het Latijn ‘voorzien’ of ‘geïnspireerd door de goden’. Het is dus eigenlijk ‘waarzegger’. De ontdekker van de plant, Albert Hofman, was niet echt blij met de naam: hij had liever gezien dat men de naam Salvia divinatorum ('Salie van de priesters') op de plant zou plakken.

Er wordt gemeld dat de plant al duizenden jaren bij rituelen door sjamanen wordt gekauwd. Het is echter maar de vraag of dit niet een verzonnen geschiedenis is, want zo positief zijn de effecten nu ook weer niet.

De waarzeggerssalie bevat een aantal hallocinogene stoffen, waaronder salvinorine A en Salvinorine B. Hoewel het in Mexico gebruikelijk is om de bladeren te kauwen, heeft men in het westen bedacht dat je de waarzeggerssalie beter kunt gaan roken. De effecten treden al snel op en leiden tot intense vormen van dissociatie (‘onsamenhangende gedachten’) en vreemde vormen van hallucineren. Het effect is kortdurend en zal binnen tien minuten uitgewerkt zijn. Uiteraard zijn er mensen, die dat effect als prettig en spiritueel omschrijven, maar de meesten hebben niet zulke goede ervaringen. Zij melden juist dat de ervaring angstaanjagend was en benoemen een tijdelijk gevoel van controleverlies waarbij de waarneming van de omgeving wegvalt en een neiging tot een kip-zonder-kop bewegen de kop opsteekt. Bovendien verdwijnt ook nog eens elk gevoel voor hoogte en diepte. Adepten ontkennen natuurlijk de gevaren en claimen dat negatieve effecten het gevolg zijn van een negatieve gemoedstoestand.

Het roken kan tevens leiden tot hoofdpijn, geïrriteerde luchtwegen of slapeloosheid. Het gebruik kan ook nog eens een psychose opwekken bij gebruikers die daar gevoelig voor zijn.

In Nederland is verkoop van waarzeggerssalie nog niet verboden, maar wat niet is kan nog komen.

Grote wolfsklauw

De grote wolfsklauw (Lycopodium clavatum) is een vaste kruidachtige plant en behoort tot een wereldwijd voorkomende familie. Zijn voortplanting vindt niet plaats door zaden, maar door sporen, wat het dus een plantenfamilie maakt die verwant is aan de mossen. Wolfsklauwen zijn overblijvende en ook ’s winters groenblijvende planten met een aparte bouw: zijn bovengrondse deel imiteert eigenlijk zijn ondergrondse deel. De bladeren van de tot 15 centimeter hoge plant zijn dicht opeen geplaatst en geven de grote wolfsklauw een ‘wollig’ (geen ‘wolvig’) uiterlijk. Hij is liefhebber van beschutte plekken op een kalkarme zandgrond. Dat die plekken steeds minder in ons land bestaan betekent dat de grote wolfsklauw ondertussen een zeldzame verschijning is geworden.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Lycopodium, is een combinatiewoord uit het Grieks, waar luko ofwel λυκσ ‘wolf’ betekent en podion ofwel ποδισν ‘(tot over de) voeten (reikend)’. Met andere woorden: het is veelal een liggende plant. Het tweede deel, clavatum, is afkomstig van het Latijnse woord clava, dat ‘knots’ betekent en de vorm van de bloem beschrijft.
[Foto: Christian Fisher]
Alle wolfsklauwen zijn giftig doordat ze meer dan 200 verschillende alkaloiden bevatten. De plantenfamilie bevat namelijk lycopodine, dat zijn giftigheid bewijst doordat het de zenuwen uitschakelt die spieren aansturen. De grote wolfsklauw bevat ook clavatine dat dodelijk giftig is voor vele zoogdieren en vergeet niet dat de mens ook een zoogdier is. Het enige waarvan bewezen is dat het niet giftig is zijn de sporen. Die zijn echter zo miniem dat je er echt niets mee kunt.

Van de grote wolfsklauw wordt in de homeopathische wereld echter dankbaar gebruikt en er wordt met allerhande onzinnige kretologieën getracht duidelijk te maken dat ‘het’ werkt, zonder te vermelden wat ‘het werkingsprincipe’ is. Wat stel je je voor bij zinnen als: 'Aandoeningen die duidelijk het ergst zijn aan de rechterkant of die rechts beginnen en dan naar links gaan, wijzen sterk in de richting van Lycopodium'? De sporen van de grote wolfsklauw zouden helpen bij verschillende leverproblemen, zoals ontstekingen.

Een leverontsteking of hepatitis ontstaat in de meeste gevallen door een virus, maar alcohol-, drugs- of medicijnmisbruik kunnen ook een ontstoken lever opleveren. Het eerste wat iemand met een ontstoken lever moet doen is naar een échte arts gaan, want je bent dan in het bezit van een potentieel dodelijke aandoening. Natuurlijk heb je ook de keus om naar je kwakzalver te gaan om daar een middeltje te kopen waarin geen molecuul aan werkzame stof zit. Hoewel sommigen anders geloven is toch echt wetenschappelijk bewezen dat homeopathie volstrekte onzin is: 'reviews of studies of homeopathy do not show that homeopathic medicines have effects beyond placebo'[1].

[1] Ernst: Homeopathy: what does the "best" evidence tell us? in The Medical Journal of Australia - 2010

Moederkruid

Een befaamd kruid dat in vele oude kruidentuinen en kloostertuinen een plekje kreeg om zijn koortsverlagende eigenschappen is moederkruid (Tanacetum parthenium). Ook in Engeland was dit feit bekend want zijn Engelse naam feverfew is een verbastering van het Latijnse woord febrifugia, wat via febris ('koorts') en fugere ('vluchten') ‘koortsverlager’ betekent. Zijn lot is dat hij tegenwoordig niet meer als geneeskrachtig kruid, maar als onkruid wordt gezien.

Oorspronkelijk is de moederkruid afkomstig uit grote delen van Zuidoost-Europa en aangrenzende delen van West-Azië. Moederkruid is in Nederland een verwilderde plant en is een tot 50 centimeter hoge, overblijvende zomerbloeier met een karakteristieke geur, die doet denken aan die van kamille. Hij is in het bezit van aantrekkelijke witgele bloemetjes, die de reden zijn dat moederkruid ook met enige regelmaat in tuinen wordt aangeplant.
[Foto: Neelix]
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Tanacetum, is afkomstig uit het Latijn en betekent ‘wormhout’ en dus werd de soort zelfs door de Romeinen al voor ontworming gebruikt. Maar we kunnen nog verder terug in de geschiedenis en dan ontdekken we dat de Romeinen het woord uit het oude Grieks hebben geleend: athanasia (ta verwisselde onderweg wel eens vaker met at) betekende ‘ontsterfelijkheid’ (a is ‘niet’ en thanasia is ‘dood’). Het is een bevestiging van het idee dat planten van deze familie geneeskrachtige eigenschappen hadden. Het tweede deel, parthenium, is te herleiden tot het Griekse woord parthenos (παρθένος) met de betekenis van ‘meid’. In het oude Griekenland was dat dus een ‘ongetrouwde dochter’ en die was nog ‘maagd’. Het woord parthenium is dus te verklaren als ‘maagdelijk’ en verklaart de maagdelijk witte bloembladeren.

Moederkruid bevat een aantal werkzame stofjes, zoals parthenolide en tanetin. Van de eerste bestaan wat aanwijzingen dat het in een reageerbuisje celdood (apotosis) kan veroorzaken bij enkele kankersoorten.

Sinds mensenheugenis wordt moederkruid echter ingezet als middel tegen koorts, hoofdpijn en nog wat andere kwalen. Je zou dus verwachten dat de wetenschap zich met graagte op deze plant heeft gestort om vervolgens de werkzame stoffen in een pilletje te stoppen. De resultaten van allerhande wetenschappelijke onderzoeken[1] zijn echter treurigstemmend, want het blijkt dat moederkruid helemaal geen koortsverlagende en hoofdpijnverminderende werking heeft. Iedereen, die denkt op te knappen met een elixer van moederkruid, is het slachtoffer van het placebo-effect.

Mocht je de illusie hebben dat het gebruik van moederkruid dus onschadelijk is dan heb je het fout: maag- en darmproblemen, misselijkheid, overgeven, diarree en winderigheid zijn als ongezonde bijverschijnselen gemeld. Indien moederkruid gekauwd wordt – in de hoop om van je hoofdpijn af te komen – dan kun je rekening houden met zweren in je mond plus een tijdelijke zwelling met gevoelloosheid van je mondholte. Tegelijkertijd mag een extract van moederkruid niet gebruikt worden door zwangere vrouwen en bij patiënten, die bloedverdunners gebruiken.

[1] Pittler et al: Feverfew for preventing migraine in Cochrane Database of Systematic Reviews - 2004

Meekrap

De meekrap (Rubia tinctorum) - ook wel mee of mede genoemd - is een oud cultuurgewas. Vermoedelijk is de meekrap afkomstig uit het oostelijk deel van het Middellandse Zeegebied en is ooit in onze contreien terechtgekomen als geneeskrachtig kruid. Uit meekrap werd in vroeger tijden een grondstof voor de rode kleurstof alizarine gewonnen. Vooral in Zeeland verdienden boeren er ooit een goede boterham aan. Toen chemici van het Duitse BASF in 1868 een manier vonden om die alizarine synthetisch te bereiden, was dat de doodsteek voor de meekrap als economisch nuttige plant.

Meekrap is een overblijvende, groen overwinterende plant met een hoogte die tot één meter kan reiken. Ondergronds graven houtige wortelstokken zich een weg naar beneden en bereiken een diepte van eenzelfde meter. De ruwe stengels zijn in het bezit van omlaag gerichte stekeltjes. De groengele bloemetjes staan rommelig in bijschermen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Rubia, is afkomstig uit het Latijn, waar ruber 'rood' betekende. Het tweede deel, tinctorum, heeft eveneens een Latijnse oorsprong want tinctura betekent ‘kleuren’ of een ‘tint geven’. Dat woord kan echter nog verder worden teruggevoerd op tinctus dat ooit ‘kleuren’, ‘vochtig maken’ en ‘weken’ heeft betekend. Allemaal termen die te maken hebben met het (in)kleuren van weefsels.
[Foto: H. Zell]
In de volksgeneeskunst was meekrap in het verleden ook een befaamde plant en werd voorgeschreven bij het verminderen van problemen bij de menstruatie en het urineren. Ook werd de meekrap ingezet bij de behandeling van pijnlijke nier- en galstenen. Geelzucht als gevolg van leverproblemen stond ook al op de lijst van indicaties. Verder stonden middeltjes met meekrap bekend om hun veronderstelde werking als mild laxeermiddel en licht sedatief (slaapmiddeltje).

Natuurlijk heeft men de kleurstoffen in de plant het meest onderzocht. Ze hebben nogal vervaarlijk klinkende chemische namen, maar zelfs hun (handels)namen lijken zo uit de koker van een modern reclamebureau te kunnen komen: purpuroxanthine, quinizarine, purpurine, rubiadine, mollugine en alazarine.

In vroegere drukken van De Kleine Dokter van Alfred Vogel (u weet: hij was nooit arts, maar deed voorkomen alsof hij was afgestudeerd aan een niet-bestaande universiteit) staat nog heel optimistisch dat ‘Rubia bij nierkolieken heel goede diensten kan bewijzen’. Het woordje ‘bewijzen’ is wel behoorlijk vrijpostig gebruikt want ondertussen heeft wetenschappelijk onderzoek onomstotelijk vastgesteld dat het gebruik van ieder deel van de meekrap kan leiden tot kanker en dan voornamelijk lever- en nierkanker.

Gelukkig heeft de overheid ingegrepen en is het gebruik van meekrap in Nederland verboden en dus kan de bevolking weer veilig slapen omdat de meekrap onze gezondheid niet meer kan benadelen. Niet dus. Zoals altijd is de kwakzalverij onverstoorbaar doorgegaan met het aanprijzen van hun kwalijke waar.

Polei

Van de polei (Mentha pulegium) wordt gemeld dat hij in Nederland zeldzaam is en toch wordt hij met enige regelmaat aangetroffen. Het heeft dus niet alleen met verstoring van zijn milieu door menselijk ingrijpen te maken, maar ook met ons klimaat: hij houdt 's winters van natte voeten en in de zomer van een droge ondergrond. Polei is van nature een zonaanbidder en heeft zijn hoofdverspreiding in het Middellandse Zeegebied. Nederlands is zo'n beetje zijn noordelijkste grens.

Polei is een wat laagblijvende, sterk riekende overblijvende plant uit de muntfamilie (Mentha) en toch verschilt hij behoorlijk van zijn familieleden. De bladeren zijn eirond en de kleine roze bloemen doen meer aan die van tijm denken dan aan andere muntachtigen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Mentha, is volgens de geleerden uiteindelijk afkomstig van het Griekse woord minthe, waarvan de betekenis verloren is gegaan omdat het, zoals men aanneemt, tot een verloren gegane Mediterrane taal behoorde. Da's een gemakzuchtige houding want de belangrijkste taal in dat gebied was natuurlijk het Egyptisch, de taal van de farao's. In het oud-Egyptisch was mi soms 'mond' en ta was een vrouwelijke uitgang. Priesteressen stopten een blaadje munt in de mond van overleden landgenoten want je moest tenslotte wel met een frisse adem in het dodenrijk aankomen. Het tweede deel, pulegium, is van Latijnse oorsprong: pulex is 'vlo'. Ooit was de polei befaamd als artsenijmiddel. Dat blijkt ook uit haar naam in oude kruidboeken, pulegium regale, letterlijk 'koninklijke vlooienverjager'. Deze term is in het Engels verbasterd tot pennyroyal, nog steeds de naam van de plant in die contreien.
[Daniel Feliciano]
Dat vlooien het loodje leggen bij gebruik van de extracten van deze plant moet al een veeg teken zijn voor de potentiële nadelige effecten, maar eerst bespreken we de positieve kanten van de polei. Van verschillende delen worden extracten en theeën getrokken die werkzaam zouden moeten zijn tegen uiteenlopende zaken als maagproblemen, winderigheid, problemen met lever en galblaas, jicht, verkoudheden, als verhoger van urineproductie, middel tegen hepatitis, zalfje voor huidproblemen en om menstruatie op te wekken.

En bij die laatste toepassing zitten we dus bij de nadelen want gebruik ietsjes meer en het kan een abortus opwekken, onherstelbare schade opleveren aan je darmstelsel en je lever. Een kleine hoeveelheid van de essentiële olie van de polei kan al een delier, hallucinaties, misselijkheid, overgeven, lethargie, bewusteloosheid shock, toevallen en de dood opleveren. De essentiële olie is extreem giftig voor de mens en zou in geen enkel geval moeten worden ingenomen. Extracten van de plant moeten zeker door mensen met lever- en nierproblemen worden gemeden als de pest. Juist tegen bacteriën, zoals de pestbacterie, de yersinia pestis, werkt de polei juist weer perfect. Een potent gifplantje.

Canadese bloedwortel

De Canadese bloedwortel (Sanguinaria canadensis) of simpelweg bloedwortel is een kruidachtige vaste plant, die groeit en bloeit in de oostelijke delen van Noord-Amerika. Het is een wat eenzaam plantje omdat hij als eenling in het geslacht Sanguinaria zit. Dat geslacht is op zijn beurt wel weer onderdeel van een veel grotere familie, de Papaveraceae, genoemd naar de papaver of slaapbol (Papaver somniferum).

De bloedwortel kan een halve meter hoogte bereiken en heeft sterk ingesneden bladeren die wel twaalf centimeter breed kunnen worden. De aantrekkelijke bloemen zijn wit met een geel hart en dat is tevens de reden dat deze plant soms ook als huiskamerplant worden aangeboden. De bloedwortel is een van de weinige planten die voor de verspreiding van zijn zaden niet afhankelijk is van wind of vogels, maar van mieren. De zaden zijn gehuld is een vlezig vlies dat voor de mieren onweerstaanbaar is en ze slepen die zaden over grote afstanden naar hun nest.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Sanguinaria, is een woord met een Latijnse oorsprong want sanguineus betekent 'van bloed'. Het tweede deel, Canadensis, is eenvoudig te vertalen als 'uit Canada'. Getrouw aan zijn naam heeft de bloedwortel inderdaad een bloedrode wortelstok waar de inheemse Indianen in het verleden wel een kleurstof van maakten.
[Foto: UpstateNYer]
De bloedwortel komt niet in Nederland voor en dus kun je je afvragen wat hij in deze serie van gevaarlijke planten doet. Welnu, de wortel van de bloedwortel zit boordevol met sanguinarine en gerelateerde stofjes met de gemeenschappelijke naam van benzylisoquinoline alkaloïden. Volgens niet bevestigde berichten gebruikten de Indianen de bloedwortel voor hartproblemen en hardnekkige vastzittende hoest. De meeste verhalen vergeten gemakshalve maar te berichten dat een extract van de bloedwortel ook werd gebruikt voor het opwekken van een abortus.

In Amerika werd bloedwortel een tijdje in tandpasta's gestopt omdat men meende dat het een antibacteriële werking had. Dat het ook een kwaadaardige slijmvliesverandering (leukoplakie) kon veroorzaken bleek pas later.

Toch is de bloedwortel tegenwoordig het meest berucht doordat sommige mensen geloven dat de werkzame stoffen vele soorten kanker kunnen genezen. Het zou voornamelijk bij huidkanker precies weten welke cellen woekeren en welke cellen zich wel weten te gedragen. Men stopt het met een basisemulsie van zinkchloride in een potje en noemt het vervolgens 'zwarte zalf' (of black salve).

De alkaloïden van de bloedwortel en de zinkchloride (een sterk zuur) vreten zich echter een weg door de huid en veroorzaken vreselijke ontsierende wonden, die vaak cosmetische chirurgie nodig hebben om een mens weer toonbaar te maken.

Er zijn ondertussen tientallen wetenschappelijke onderzoeken geweest en daaruit blijkt dat de bloedwortel wel degelijk apoptose (celdood) veroorzaakt. Nu nog zorgen dat alleen de kankercellen worden aangepakt. Iedereen die even rustig nadenkt zal direct snappen dat bloedwortel in 'zwarte zalf' wel kwakzalverij moet zijn. Uw oncoloog zou u graag de operaties, chemokuren en bestralingen willen besparen.

Echte gamander

Regelmatig krijg ik mails van lezers van deze website die mij enigszins beschuldigend en gekscherend verklaren dat ze eigenlijk niet meer hun eigen tuin in durven omdat bijna alle planten gevaarlijk blijken te zijn. Ook zijn er mails die verklaren dat het allemaal wel meevalt omdat zij al jarenlang zonder problemen homeopathische middelen slikken die van die planten zijn bereid. Die laatsten snappen het dus niet: homeopathie is gewoon kwakzalverij.

Laten we eens een voorbeeld gaan bekijken en daarvoor kiezen we de echte gamander (Teucrium chamaedrys), een familielid van de valse salie (Teucrium scorodonia). Het is een dwergstruikje met liggende en vervolgens opstijgende uitlopers. De echte gamander is in het bezit van lichtroze bloemetjes die iets doen denken aan die van orchideën. Echte gamander heeft een areaal dat zich uitstrekt van de zuidelijke helft van Europa tot Nederland. Hier bevinden zich dus de meest noordelijke vindplaatsen en dat betekent direct dat hij hier vrij zeldzaam is. Hoewel alom gemeld wordt dat hij alleen in Limburg wordt aangetroffen is dit niet helemaal de waarheid want hij wordt ook iets noorderlijker aangetroffen.
[Foto: Franz Xavier]
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Teucrium, eert de eerste legendarische koning of stadhouder van het befaamde Troje, Teucer. Van Teucer is bekend dat hij zich bezig hield met medicinale planten. Het tweede deel, chamaedrys, is een combinatiewoord uit het Grieks: chamai is 'ter aarde' en drus is 'eik'. Samen betekent het woord dus zoiets als 'laag bij de grondse eik' en het verklaart de vorm van de bladeren.

In het verre verleden werd deze plant voor diverse kwalen ingezet. Hij zou de milt van allerhande problemen kunnen verlossen, zou kunnen helpen tegen overmatig zweten en zou kunnen helpen tegen nog talloze andere lichamelijke ongemakken. In de homeopathie wordt de echte gamander ingezet tegen verstoppingen (obstipatie), verminderde eetlust en vochtafdrijving.

Omdat homeopathie niet kan en zal werken (omdat de werkzame stof zodanig verdund is dat je alleen voor het water of de alcohol betalen moet) en van fytotherapie altijd ongewis is hoeveel werkzame stoffen er toevallig in het plantje zitten dat jij vandaag geplukt hebt is het van groot belang om te weten wat de potentiële negatieve effecten van de echte gamander kunnen zijn.

Welnu, ik hoop dat de gebruiker gesteld is op een werkzame lever omdat gebleken is dat de echte gemander bij voortdurend gebruik een mogelijke dodelijk leverprobleem kan opleveren. Bewezen is namelijk dat de in de echte gamander aanwezige gifstoffen, waaronder teucrin A - een furanoneoclerodane diterpeen - een acute hepatitis kunnen veroorzaken.

Zo zie je maar: het is beter om te weten dan om te geloven.

Japanse skimmia

De Japanse skimmia (Skimmia japonica) is een struik of heester afkomstig uit Japan, Korea en China. Het is een overblijvende en groenblijvende plant uit de wijnruitfamilie (Rutaceae). Hij zal, als hij zijn best doet, een hoogte van een meter kunnen bereiken. De Japanse skimmia heeft heerlijk geurende bloemen en aantrekkelijk uitziende rode bessen. De kleur van de bloemen is tegenwoordig een beetje afhankelijk van de aangeplante variëteit en kunnen wit, crème of roze zijn. Alle delen van de plant geven een heerlijke geur af wanneer ze gekneusd worden. Hij is nog redelijk winterhard ook en is daarmee dus een directe concurrent van de inheemse hulst (Ilex aquifolium). Zou u zo'n aantrekkelijke plant niet op een heerlijk beschaduwd plekje in uw tuin willen hebben?

Welnu, vele Nederlandse tuinliefhebbers hebben de Japanse skimmia de laatste decennia met veel plezier in hun domein aangeplant. Zoals altijd heeft niemand ooit nagedacht over de mogelijke negatieve aspecten van de Japanse skimmia. Wie weet bijvoorbeeld dat de hele plant giftig is? Mits in een voldoende hoeveelheid gegeten leveren de gifstoffen in de vrolijk gekleurde bessen een hartaanval of bij zwangere vrouwen een abortus op. Ha, zo denkt de aandachtige lezer nu, ik ben heus niet zo sukkelig om van een plant zomaar de besjes op te gaan eten, maar uw kind of kleinkind zal mogelijk betoverd kunnen raken door de heerlijke geur van de Japanse skimmia en daardoor denken dat de bessen eetbaar zullen zijn.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Skimmmia, is de gelatiniseerde versie van diens Japanse naam Miyami shikimi, de plaatselijke naam voor deze plant en eveneens de aanduiding voor de Japanse steranijs. Het tweede deel, japonica, betekent uiteraard 'uit Japan'.

Op internet lees je alom dat men niet precies weet welke gifstof de negatieve gevolgen oplevert, maar dat is onzin. Al sinds 1904 is bekend dat een alkaloïde met de naam skimmianine de voornaamste gevaren veroorzaakt. Deze stof zit verborgen in alle delen van de plant, maar voonamelijk in de bladeren. Voorts heeft men vastgesteld dat de Japanse skimmia ook nog een aantal andere alkaloïden bevat met namen als sosoline, dictamnine, edulin en platydosmine.

Toch hebben onderzoekers die gifstof maar eens onderzocht. Het blijkt dat de skimmianine mogelijk geschikt is als insecticide om de tropische ziekte leishmaniasis te bestrijden. Leishmaniasis is een parasitaire infectie, veroorzaakt door Leishmania parasieten.

Wijnruit

De wijnruit (Ruta graveolens) is een vaste plant en groeide oorspronkelijk in de Balkan. Vanwege zijn blauwgrijze bladeren dacht menig tuinbezitter dat het een goed idee zou zijn om de wijnruit als kleuraccent in zijn tuin aan te planten. De plant wordt ongeveer anderhalve meter hoog, groeit met wat vreemdsoortige bladeren en bloeit met kleine bleekgele bloemetjes.

We hebben het al zovaak gezien: planten houden niet van opgesloten zitten en ook de wijnruit is met succes uit die tuinen ontsnapt. Het gevolg van al deze onnadenkendheid is dat hij nu in Nederland zoveel in het wild voorkomt dan men er sterk over denkt om hem maar tot onze inheemse flora te gaan rekenen.
[Foto: Rasbak]
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Ruta, is afgeleid van het Griekse woord rhuton dat vermoedelijk 'ruit' heeft betekend. De uiteinden van de viertallige gele bloemen van deze plant vormen samen een ruit. Het tweede deel, graveolens, is een combinatiewoord uit het Latijn. Daar was gravis 'zwaar' en olens was afkomstig van olere ('ruiken'). Samen wil het dus zeggen dat de wijnruit behoorlijk sterk riekt.

Dat de wijnruit een potente geur heeft klopt want de hele plant zit boordevol met etherische oliën zoals methylnonylketon (ofwel 2-undecanon). Die olie ruikt zo sterk dat hij commercieel wordt ingezet als afweer voor insecten, honden en katten. Ook komen 2-nonanon en een paar esters (2-nonylacetaat, 2-undecylacetaat) voor.

Laten we eerst eens met het goede nieuws beginnen met het melden dat de wijnruit in zijn oorspronkelijk thuislanden in de traditionele keukens wordt gebruikt om wat gerechten te kruiden. De bladeren zijn echter zo bitter dat ze altijd met mate worden ingezet. Teveel levert direct langdurige maag- en darmproblemen op. Vandaar dat wijnruit in het verleden (dat hoop ik tenminste) werd ingezet om menstruatie en abortus op te wekken.

Wijnruit bevat namelijk ook een serie alkaloïden, zoals chinolinalkaloïde en arborine. Hoewel die alkaloïden voornamelijk in de wortels worden opgeslagen, komen ze wel degelijk in de bladeren voor. En dan beginnen dus de problemen want van die alkaloïden is bekend dat ze een mutagene werking hebben. Ze kunnen dus kanker veroorzaken. Als klap op de vuurpijl bevinden zich op het blad zogenaamde furocoumarinen, die huidirritaties met behoorlijke blaarvorming kunnen veroorzaken.

Je zou dus verwachten dat de moderne mens met een grote boog om die wijnruit zou heenlopen, maar niets is natuurlijk minder waar. Tot in het oneindige verdund zou het helpen tegen spier- en gewrichtsproblemen. Kwakzalvers uit Indië claimen zelfs dat ze vele duizenden patiënten hebben genezen met een homeopathisch middel dat voornamelijk wijnruit bevat. Het zal de kritisch denkende lezer niet verbazen dat er geen enkel onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek bestaat dat deze grootspraak bevestigt.

Gelderse roos

De Gelderse roos (Viburnum opulus) is in de meeste gevallen een hoge struik tot een kleine boom. Een soort tussenformaat dus. De bloemen zijn roomwit en bloeien in mei en juni. Die bloemen zijn vreemdsoortig in een tuil opgebouwd want de binnenste zijn de vruchtbare en die in de buitenste rand bestaan slechts om aandacht van insecten te verkrijgen. Nadat de bloei is afgerond ontstaan er trossen met vuurrode steenvruchten. Die steenvruchten (het zijn botanisch gezien geen bessen) zijn zo bitter als gal en de meeste vogelsoorten vliegen liever eerst een blokje om voordat ze zich wagen aan zo'n onsmakelijke maaltijd. De trossen blijven soms een hele winter onaangeroerd hangen. Pas nadat de vorst erover geweest is worden ze door lijsters gegeten.
[Foto: Wouter Hagens]
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Viburnum, is van Latijnse oorsprong. De Romeinen hebben het woord, volgens de meeste taalkundigen, van de Etrusken geleend. Toch is er een steekhoudende verklaring voor de afkomst want Viburnum zou best wel eens afkomstig kunnen zijn van het Latijnse woord viere ('vlechten') en duidt dan op de buigzaamheid van de takken. Het tweede deel, opulus, is een oude naam voor enkele soorten Viburnum toen men nog dacht dat ze tot de esdoorns behoorden. Opulus is dus het Latijnse woord voor 'esdoorn'. In de Franse taal herkennen we in obier ('wateresdoorn') nog steeds de Romeinse oorsprong.

De naam Gelderse roos hoort van oorsprong helemaal niet bij deze struik: ooit tooiden bloemen het wapen van de hertogen van Gelre, maar dat moeten volgens heraldici in werkelijkheid bloemen van de mispel geweest zijn. Bovendien is het geen roos. De Gelderse roos gaat dus valselijk onder die naam door het leven en een oudere en beter passende naam is 'watervlier', want de gewone vlier (Sambucus nigra) is een direct familielid.

Behalve bij pestvogels, zijn de bessen van de Gelderse roos zijn niet erg geliefd bij vogels. Er zitten gifstoffen in die na een paar nachten vorst deels afbreken. Dan zijn er ook meer liefhebbers voor deze doorzichtige rode juweeltjes.

De bessen bevatten wat saponinen, maar ook het giftige viburnine en dat is een gifstof dat irritatie van het maagdarmkanaal veroorzaakt. Verder kun je rekenen op misselijkheid, braken en bloed in je urine. Je zou denken dat alom geadviseerd wordt om met een boog om de Gelderse roos heen te lopen, maar dat is ook in dit geval weer niet het geval. Het zou gebruikt kunnen worden bij een scala aan vrouwenkwalen want het gif zou de spieren van de baarmoeder ontspannen bij een dreigende miskraam, zou menstruele krampen verzachten, zou overdadige menstruatiebloedingen verminderen, en noem maar op. Het zou - als je het mocht geloven - niet mogen ontbreken in het repertoire van iedere vrouw.

Wat ze er niet bijvertellen is dat viburnine een glycoside is en die hebben invloed op het hart en wekken hartritmestoornissen op.

Zuurbes

De familie waartoe de zuurbes (Berberis vulgaris) behoort, de berberisfamilie (Berberidaceae), is onderwerp van nogal wat gepuzzel onder botanici. De al eerder besproken mahonie (Mahonia aquifolium) behoort volgens sommigen ook tot deze familie, maar is door anderen met een strenge blik naar een eigen plek buiten de familie geplaatst. De zuurbes was vroeger de enige berberissoort, die in Nederland voorkwam, maar de vaderlandse flora is door exotische wereldreizigers een stuk ingewikkelder geworden want ondertussen verblijven hier te lande ook al de Roze berberis (Berberis aggregata) en de Japanse berberis (Berberis thunbergii).

De zuurbes is een gedoornde struik van maximaal vier meter hoog. Hij bloeit in de voorzomer met gele bloemen, waarna in de nazomer fraaie karmozijnrode bessen zullen verschijnen. Deze bessen zijn superzuur als gevolg van het hoge gehalte aan vitamine C. De naam van de struik is daarom bijzonder goed gekozen. De bessen en de zaden zijn overigens de enige delen van de zuurbes, die niet giftig zijn.
[Foto: Algirdas]
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Berberis, is een verbastering van de Griekse term barbaroi, dat 'stotteren' heeft betekend. Grieken meenden dat iedere vreemdeling, die geen Grieks kon spreken, wel een spraakgebrek moest hebben. Wij herkennen tegenwoordig in het woord 'barbaar' nog steeds de oorsprong van de term. De Arabieren hebben het woord ook al van de Grieken geleend en vrijwel dezelfde betekenis vastgehouden: al-Barbar werd gebruikt voor iedereen die niet hun taal sprak. Een woord waar de Berbers nog steeds het slachtoffer van zijn. Het tweede deel, vulgaris, betekent, zoals we al een aantal malen eerder hebben gezien, gewoon 'gewoon'.

Jawel, ook de zuurbes is giftig als gevolg van berberine, een alkaloïde. Teveel binnenkrijgen van deze berberine kan zorgen voor gevoelens van misselijkheid, overgeven, een plotseling hoge bloeddruk, ademhalingsstoornis en een probleem dat men paresthesias noemt: abnormale sensaties als tintelingen en doofheid van de huid.

In een pil gestopt worden deze nadelen echter voordelen, want de wetenschap heeft ontdekt dat de gifstoffen in de zuurbes een veelbelovend medicijn kan opleveren voor uiteenlopende ziektebeelden als diabetes, obesitas, hart- en vaatziekten en kanker. De zuurbes lijkt zelfs een mogelijke toekomst te hebben als plantaardig antidepressivum.

Met een zo grote potentiële toekomst in het verschiet zou je verwachten dat de zuurbes nu grootschalig wordt aangeplant, maar ook dat lijkt weer geen goed idee want de struik is een gastheer voor een schimmel met de onheilspellende naam van zwarte roest (Puccinia gramius). Zwarte roest is een plantenziekte, die nogal wat soorten graan op het menu heeft staan. Daarom is aanplant van de zuurbes op vele plaatsen verboden.

Ignatiastruik

Het wordt weer eens tijd om mensen tegen zichzelf in bescherming te nemen. Deze column gaat over de ignatiastruik (Strychnos ignatia), een broertje van de al eerder beschreven braaknoot (Strychnos nux-vomica). De ignatiastruik is inheems op de Filippijnen en delen van China. Ook deze variant is een robuste klimplant, waarvan de stam bij de juiste klimatologische omstandigheden de dikte van een menselijke dij kan bereiken. De bes heeft de vorm van een olijf en wordt 'de boon van Sint Ignatius' genoemd.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Strychnos, is een verbastering is van het Griekse woord strix waarmee een mythisch wezen werd aangeduid dat gedurende de nacht schreeuwt en ondersteboven hangt (een vleermuis), maar een tweede uitleg is ‘heks’ en daardoor komen we al snel op de giftigheid van de plant: het bevat het dodelijke gif strychnine. Het tweede deel, ignatia, is de Griekse vorm van de Spaanse geestelijke Sint Ignacio de Loyola (1491-1556), de man die in 1534 de Orde der Jezuieten stichtte en de eerste en de eerste leider van die club was. Voor een paus voldoende reden om hem na zijn dood tot Sint te bevorderen.
De ignatiusstruik is giftig. Dodelijk giftig zelfs doordat de hele plant doordrenkt is van strychnine en brucine. De bessen en zaden bevatten zelfs hoeveelheden van meer dan 1%. Strychnine kent men nog wel omdat het vroeger als een zeer succesvol rattengif werd gebruikt. In misdaadromans werd het vaak toegepast als middel om lastpakken te vergiftigen. Het gebruik van strychnine is nu in Nederland verboden. Het is gewoon te giftig om te kunnen gebruiken.

Zou je toch een piepkleine hoeveelheid strychnine of het ietsjes minder giftige brucine binnen krijgen dan kun je rekenen op de volgende symptomen: eerst ervaar je een hete, bittere smaak in je mond tijdens het doorslikken, na een paar minuten al gevolgd door een gevoel dat je gaat stikken. Je krijgt problemen met ademhalen. Dan ontstaan steeds erger wordende spierspasmes en uiteindelijk trilt je hele lichaam oncontroleerbaar. Je ledematen worden stijf en onbewegelijk, terwijl je hele lichaam zo stijf als een plank wordt, maar je spieren staan zo strak dat je in een boog gaat liggen (je hielen en hoofd raken alleen de vloer). Ook in het gezicht staan alle spieren strak gespannen en je mond krijgt een zogenaamde risus sardonicus. Je hebt verschrikkelijke dorst, maar je kunt natuurlijk niet om water vragen. De patiënt probeert het uit te schreeuwen van pijn. Deze aanval neemt even in kracht af om snel door een nieuwe gevolgd te worden. De intervallen worden steeds korter en de dood is dan onvermijdelijk. Een verschrikkelijke manier om aan je einde te komen door een onmenselijk gif.

In de homeopatie gelooft men echter dat dit middel, mits onnoemelijk verdund, kan helpen bij depessiviteit, nervositeit, postnatale depressie, prementrueel syndroom, hoofdpijn, migraine, maagslijmvliesontsteking en klachten als gevolg van verdriet.
Hoe onnozel kun je zijn om te geloven dat zo'n giftige plant ooit kan helpen om dergelijke vage klachten te bestrijden. Je koopt gewoon water in een duur flesje. Niet meer en niet minder. Kwakzalvers verdienen goud aan gewoon leidingwater.

Stekelnachtschade

De stekelnachtschade (Solanum rostratum) ziet er op het eerste gezicht misschien nog aantrekkelijk uit, maar als je hem wat beter bekijkt weet deze plant zijn ware aard maar moeilijk te verbergen. Jawel, de eenjarige en tot een meter hoog groeiende stekelnachtschade heeft leuke gele stervormige bloemetjes en dat is het wel zo'n beetje.

De stekelnachtschade is duidelijk een lid van de zeer giftige nachtsschadefamilie en deze soort heeft zich moeten aanpassen aan het dorre woestijnklimaat dat heerst in sommige delen van de Verenigde Staten en noordelijk Mexico. Dat betekent dat hij zich heeft omgevormd tot een plant die zichzelf voortreffelijk kan verdedigen. Lange, scherpe doornen bedekken de stelen en beschermen de bloemen. Zelfs de bladeren zijn bedoornd. Maar deze doornen zijn niet alleen vlijmscherp, ze zijn ook nog eens bedekt met een substantie die een intense en lang aanhoudende pijn veroorzaakt bij iedereen die ongelukkig genoeg is om zich te laten steken.

Dat alles heeft de stekelnachtschade verzonnen om ervoor te zorgen dat grazend vee zich wel twee keer zal bedenken om van hem te grazen. Knabbelt dat vee dan toch van deze plant dan kunnen veehouders zich opmaken voor een tripje naar de dierenarts omdat er zeker ernstige maag- en darmproblemen zullen gaan optreden.
[Foto: leighannemcc]
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Solanum, komt uiteindelijk van het Latijnse woord solacium wat ‘troost’ betekent. Zelfs Ian Fleming, de schrijver van de romans over James Bond, gebruikte de term in een van zijn korte verhalen. De titel, A Quantum of Solace, is dus te vertalen als 'een beetje troost'. Het tweede deel, rostratum, is ook van Latijnse oorsprong en betekent zoiets als 'gekromde punt'. Bij oude galeien werd de ram op de boeg een rostrum genoemd. Dat alles verwoordt de scherpe naalden van de stekelnachtschade.

Ook deze nachtschade is weer eens behoorlijk giftig. De hele plant, en zeker de bladeren en het nog groene fruit, zitten boordevol de giftige glycoalkaloïde solanine plus wat andere tropane alkaloïden als solasonine en solamargine. De plant is ook heel goed in staat om giftige nitraten uit de bodem op te nemen.

Na al deze narigheid denk je vast dat het niet erger kan worden, maar dan zit je er behoorlijk naast, want de stekelnachtschade is de oorspronkelijke gastheer van de door aardappelboeren zo gevreesde Coloradokever. Dat die rotkever het eenvoudiger vond om zich op de aardappel te storten is uit het voorgaande wel duidelijk geworden, maar veel verontrustender is het feit dat de stekelnachtschade de Coloradokever achterna is gereisd en nu als een zich inburgerende exoot af en toe in Nederland wordt aangetroffen.

Tomatillo

De tomatillo (Physalis ixocarpa) is een oorspronkelijke bewoner van de hooglanden van Midden-Amerika Mexico en Guatemala. Tomatillo is een Spaans woord dat 'kleine tomaat' betekent en het is dan ook geen verrassing dat hij ook alom bekend staat als de groene tomaat of Mexicaanse aardkers. Uiteraard is het weer eens geen aparte variant van de tomaat. Toch zijn het niet zulke verre familieleden van elkaar als je mogelijk zou kunnen denken want zowel de tomatillo als de tomaat behoren tot de Nachtschadefamilie (Solanaceae). Maar het is wel degelijk een broertje van de ook in Nederland groeiende lampionplant (Physalis alkekengi). Deze twee soorten hebben gemeenschappelijk dat de bes omhuld wordt door een ingedroogde, papierachtige en oneetbare kelk, die inderdaad iets weg heeft van een lampion. Deze kelk of calyx beschermt de bes tegen aanvallen van ongedierte en de elementen.

Deze plant is een eenjarige en kan een hoogte bereiken van zo'n 60 centimeter en bloeit met de voor nachtschaden zo karakteristieke stervormige bloemetjes. Bij de tomatillo zijn ze geel met een bruin hart. 
[Foto: pepperworld.com]
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Physalis, is afkomstig uit het Grieks: physa (φυρα) betekent ‘blaas’ en is een verwijzing naar het omhulsel. Het tweede deel, ixocarpa, is een combinatiewoord: het eerste deel komt voort uit het Latijnse woord ixos dat kleverig betekent en het andere deel, -carpa, is ook deze keer weer afkomstig van het Latijnse carpus dat 'bes' betekent. Samen is dat dus een kleverige bes en dat klopt precies want de bes van de tomatillo staat bekend om zijn kleverigheid. De bes kan in rijp toestand groen, geel, roodachtig, blauw of violet van kleur zijn. Het gele vruchtvlees is zurig of zoet, aromatisch en kruisbesachtig van smaak.


Zoals vele nachtschaden zijn slechts de rijpe bessen of vruchten gifvrij. De tomatillo heeft in diverse landen op het Amerikaanse continent grote faam verworven. In Mexico bijvoorbeeld wordt van tomatillos en chilipepers de scherpsmakende saus salsa verde ('groene saus') bereid. In sommige recepten wordt aangegeven dat de groene tomatillos vervangen kunnen worden door groene tomaten. Niet dus.

Ook deze plant heeft dus weer een duistere zijde. De rest van de plant – en dan vooral de bladeren – zit boordevol potentieel dodelijke alkaloïden, waaronder een variant van het zo bekende nicotine.

Nu kunt u zich afvragen waarom deze giftige plant in deze serie is opgenomen. Het antwoord is dat hij af en toe in het wild in Nederland wordt aangetroffen en hij staat bekend om zijn onverwoestbaarheid. Wil je hem toch in je tuin aanplanten dan kan dat. De zaadjes zijn hier te koop.

Koriander

Koriander (Coriandrum sativum) is een eenjarig kruid en hij behoort tot de schermbloemigen. Omdat de koriander ooit als enig familielid in het geslacht Coriandrum wordt geplaatst, zal hij zich wel behoorlijk eenzaam voelen. In de Nederlandse keuken is de koriander wat in de vergetelheid geraakt, maar in vele exotische gerechten wordt deze smaakmaker met veel enthousiasme toegepast. De Romeinen worden alom verantwoordelijk gehouden voor het feit dat ze koriander in Europa hebben verspreid, maar de reis van deze plant begon natuurlijk al veel eerder. De geschiedenis leert ons dat de Israëlieten al dankbaar gebruik maakten van koriander. In het graf van Toetankhamon (circa 1341 – 1323 vChr) werd ook een grote hoeveelheid korianderzaadjes aangetroffen, terwijl de plant zeker niet in Egypte thuishoorde. Volgens geschiedkundigen een aanwijzing dat het een zeer kostbare en zeer werkzame plant moest zijn.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Coriandrum, is van Griekse herkomst. De oudste versie komt uit het zogenaamde Lineair B, een voorloper van het latere Griekse alfabet en daar kon het herleid worden tot ko-ri-ja-da-na. Dan wordt, volgens sommige dwarsliggende taalkundigen, duidelijk dat de oorsprong van het woord gelijk is aan die van Ariadne, de dochter van koning Minos van Kreta. Ariadne is een combinatiewoord van ari ('meest') en adnos ('heilig'). Het tweede deel, sativum, is een stuk eenvoudiger te verklaren: sativus betekent in het Latijn 'gezaaid' of 'gecultiveerd'.
De smaak van koriander laat zich wat lastig omschrijven en dat heeft ook te maken met persoonlijke voorkeuren. Terwijl ene persoon meldt dat de plant naar zeep smaakt zal de andere zeggen dat de smaak van koriander iets weg heeft van peterselie en citroen. Niet alleen de bladeren van de koriander worden in gerechten toegepast, maar ook de ,stengels, zaadjes en de wortels. Die zaadjes kennen wij natuurlijk al uit de Indonesische keuken waar ze als ketoembar bekend staan.

Koriander wordt achtervolgd door allerhande gezondheidsclaims. In heel Europa werd koriander ooit gezien als een afrodisiacum (lustopwekker). Verder wordt het in allerhande landen in de volksgeneeskunst gebruikt in drankjes en zalfjes omdat het pijnstillend, verzachtend en vochtafdrijvend zou zijn. Tijd dus voor de wetenschap om koriander eens grondig te onderzoeken en daar kwamen opmerkelijke resultaten uit voort. Bij laboratoriumratten bleek koriander een uitzonderlijk sterk effect te hebben op de vetafvoer uit het lichaam. Ook voor diabetici lijkt het eten van koriander een behoorlijk positief effect te hebben want de resultaten tonen aan dat stofjes in koriander bloedsuikerverlagend zijn en de afgifte van insuline kunnen reguleren. Dat is trouwens iets wat ze al eeuwen in India wisten.

Het sap van de verse plantjes heeft effecten die gelijk zijn aan die van alcohol: je wordt er eerst actief van en daarna suffig. Hogere doses leiden tot intoxicatie. Ik heb het zelf nog niet uitgetest, maar dát maakt 'm toch weer gevaarlijk.

Zilverkruiskruid

Ik heb al eerder geschreven over enkele kruiskruidigen. Zo passeerden jakobskruiskruid, klein kruiskruid en duinkruiskruid al de revue. Deze keer is het de beurt aan zilverkruiskruid (Jacobaea maritima). Zilverkruiskruid noemt de kusten van vrijwel alle landen rondom de Middellandse Zee zijn thuishaven. Dit kruiskruid houdt van een wat rotsige ondergrond om zijn wortels in te planten en dat betekent dat de zanderige kusten van landen, die aan het noordelijk deel van de Sahara grenzen, niet meedoen voor het zilverkruiskruid.

In zijn thuislanden kan zilverkruiskruid een hoogte van een meter bereiken. Zijn stelen zijn stijf en houtachtig aan de onderzijde en de lange bladeren van deze plant zijn bedekt met lange, grijswitte tot geheel witte haren. Zoals de meeste kruiskruidige bloeit hij met aantrekkelijke gele bloemetjes.
[Foto: Tigerente]
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Jacobaea, verwijst naar 25 juli. Dat is de feestdag van Sint Jakobus de Oudere en het moment dat de plant zou gaan bloeien. Toenemende klimaatsveranderingen hebben die datum ondertussen al met meer dan een maand vervroegd. Het tweede deel, maritima, is ook eenvoudig te verklaren want het Latijnse woord mer betekent 'zee'.

Ondanks zijn kennelijk warmteminnende aard is ook zilverkruiskruid aan het reizen geslagen en wordt hij hier in Nederland sporadisch in het wild aangetroffen. De reden hiervan is dat zilverkruiskruid in het bezit is die grijswitte tot geheel witte bladeren. Om dit wat op te leuken noemt men die bladeren zilverkleurig in de hoop dat de kopers in de rij zullen staan. Zilverkruiskruid is dus met enig satanisch plezier in een pot met aarde is gestopt om onze huiskamers en netjes aangeharkte tuinen te versieren.

Zoals we al zo vaak opgemerkt hebben is de natuur zeer gehecht aan vrijheid en ook zilverkruiskruid heeft de stap naar de vrijheid gewaagd. Hij wordt nu regelmatig in het wild aangetroffen. Ondanks het feit dat hij in een Mediterrane omgeving het best tot zijn recht zal komen is het toch een robuuste plant, die ook de Nederlandse winters kan overleven.

Ook in Nederland houdt zilverkruiskruid van een stevige ondergrond. Meestal kun je hem aantreffen in een wat ziltige grond tussen basaltblokken, maar ook tussen de stenen en tegels van een straat wordt hij soms aangetroffen. Winters strooizout zorgt dan voor zijn zoutbehoefte.

Opnieuw is onze vaderlandse flora dus verrijkt met een nieuw lid en dat is in dit geval ook geen goed idee geweest. Hoe aantrekkelijk zilverkruiskruid er ook uitziet, ook deze plant is een wolf in schaapskleren want, zoals alle kruiskruiden is deze variant ook giftig vanwege de aanwezigheid van pyrrolizidine-alkaloïde. Dit is een toxine, die de lever van mens en dier aantast.

Nu te bestellen: De Duindoorn

Mijn nieuwste boek 'De Duindoorn' is verschenen!
Geïnteresseerden kunnen het boek via mij bestellen. Mail me hier voor de mogelijkheden.

Olifantsoor

De Caladium bicolor is onderdeel van een geslacht van planten, die allemaal thuishoren in delen van Zuid-Amerika. Omdat deze soort in het bezit is van zulke decoratieve bladeren hebben kwekers gemeend dat de plant een mooie aanwinst zou zijn voor uw vensterbank. Men is er in geslaagd om door kruisingen vele tientallen varianten en hybriden te ontwikkelen, die allemaal een net iets ander gekleurd blad hebben opgeleverd. In Engelstalige landen heeft hij de veelzeggende namen als elephant ear ('olifantsoor'), heart of Jesus ('hart van Jezus') en angel wings ('engelenvleugels'). Hier ten lande heeft hij nooit een officiële Nederlandse naam mogen ontvangen, maar sommige kwekers noemen hem olifantsoor.

Omdat hij zich het beste thuisvoelt in de Zuid-Amerikaanse oerwouden is het duidelijk dat de olifantsoor een warmteminnende plant is. Daardoor is hij in Nederland maar lastig in leven te houden. Misschien zijn de tot ovens verwarmde kamers in verzorgingstehuizen wel de allerbeste plaats voor deze exotische plant.
[Foto: Captain-tucker]
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Caladium, stamt af van een woord uit het Maleis. In Zuidoost-Aziatische landen was kaladi een woord voor een groep eetbare knollen van planten uit de Aronskelkfamilie. In Azië wordt die taro of dat taromeel gegeten als hoofdvoedsel, zoals wij aardappels eten. Ook olifantsoor behoort tot diezelfde familie en ook de knollen van de olifantsoor worden door Indianen geconsumeerd. Het tweede deel, bicolor, is eenvoudig te ontleden en betekent in het Latijn 'tweekleurig' en verklaart de dubbele kleuren van het blad.

Is de plant giftig? Jazeker, deze plant staat niet zonder reden in deze serie want het opeten van de bladeren kan een ernstige irritatie veroorzaken in de lippen, mond en keel. Kinderen, katten, honden en andere huisdieren kunnen knabbelen aan de aantrekkelijk lijkende bladeren. Het eten van delen van deze plant kan klachten opleveren als opzwellen van de tong, roodheid en pijn van de ogen, diarree, misselijkheid en overgeven. De oorzaak van deze gevaren zijn de oxalaatkristallen en aspargine. Beide zijn giftig wanneer ze in wat grotere hoeveelheden worden ingenomen. Je vraagt je natuurlijk af wie zo dwaas is om van de bladeren op te eten. Daar komen de aantrekkelijk gekleurde bladeren van de olifantsoor weer in beeld want iets dat er leuk uit lijkt te zien wordt ook vaak gezien als lekker. Dat is in het geval van de olifantsoor zeker een foute aanname.

Zuid-Amerikaanse indianen zouden olifantsoor gebruikt hebben als ontsmettend middel, als een laxeermiddel en als een insecticide. Ook een ontstoken keel en een hinderlijke kiespijn zouden kunnen worden behandeld met een aftreksel van deze plant.

Tuinboon

Uhm, zo zal de lezer vermoedelijk bij het lezen van het onderwerp van deze column opmerken, een tuinboon is niet gevaarlijk, maar is toch lekker? Het antwoord op deze kwestie is dat beide waar zijn. De tuinboon (Vicia faba) is inderdaad lekker, maar heeft ook een duister kantje.

 De tuinboon is een plant, die behoort tot de vlinderbloemigen en kan tot 1,80 meter hoog opgroeien. Hij bloeit met voor de familie karakteristieke bloemen met vijf witte bloembladeren met op ieder bloemblad een zwarte stip. De smakelijke tuinboon wordt in landen rondom de Middellandse Zee al sinds mensenheugenis verbouwd.
[Foto: Johningar]
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Vicia, komt deze keer uit het Latijn, waar het werkwoord vincere '(vast)binden' betekent. De familie heeft namelijk de neiging om zich als klimplant te presenteren. Het tweede deel, faba, heeft met fava een taalkundig broertje. De b en de v wilden in de loop der jaren nog wel eens van plaats of klank verwisselen, waardoor het soms lastig wordt om de herkomst of uitspraak van een woord te bepalen. Het Griekse woord Фαγο (phago) betekent 'eten' of 'vreten' want phagos is een veelvraat. Die uitleg is logisch omdat de tuinboon eetbaar is.

Tuinbonen zijn rijk aan tyramine. Dat is een in het menselijk lichaam voorkomende amine. Het ontstaat normaal gesproken door bederf of fermentatie (kaas, wijn, zuurkool) en het wordt snel door het lichaam afgebroken door een enzym met de naam monoamino-oxidase, afgekort tot MAO. Niets aan de hand, zo zult u opmerken, maar er bestaan ook medicijnen die de afbraak van MAO's remmen, de zogenaamde MAO-remmers. Deze worden voorgeschreven bij mensen die depressief zijn. Depressieve mensen hebben, volgens de geleerden, te weinig neurotransmitters serotonine, noradrenaline en dopamine. MAO-remmers remmen ook de afbraak van die neurotransmitters omdat ze ook monoamines zijn. Maar deze medicijnen remmen ook de afbraak van de tyramine uit de tuinboon en dat kán problemen opleveren omdat een teveel kan resulteren in een potentieel dodelijk serotonine syndroom.

Verder bevatten rauwe tuinbonen alkaloïden als vicine, isouramil en covicine. Deze kunnen een vorm van bloedarmoede veroorzaken bij patiënten, die lijden aan een erfelijke stoornis met de naam glucose-6-phosphate dehydrogenase deficiency. Bij deze stoornis wordt een noodzakelijk enzym niet of niet voldoende aangemaakt. Dit potentieel dodelijke ziektebeeld heeft zelfs een eigen naam gekregen: favisme. Dat favisme is het gevolg van diverse erfelijk recessieve problemen op het X-chromosoom en leidt tot een enzymatisch probleem. Het zorgt uiteindelijk voor massale erytrocytenafbraak (hemolyse) en zo resulteren in anemie (bloedarmoede) en geelzucht[1]. Het komt redelijk veel voor (10-20%) bij mensen die van origine uit Centraal-Afrika, het Mediterrane gebied, het Midden-Oosten en het Verre Oosten komen. Uiteindelijk kan men aan de gevolgen van favisme overlijden.

Tot slot zijn tuinbonen rijk aan L-dopa, een stof dat als medicijn wordt ingezet tegen de gevolgen van de ziekte van Parkinson. Er zijn behoorlijk wat gezondheidsgoeroes die op hun weblogje schrijven dat met, die lijden aan de gevolgen van de Ziekte van Parkinson, mogelijk kunnen overstappen op tuinbonen omdat daarin een 'natuurlijke' vorm van medicatie zit. Dat klopt, maar je weet nooit hoeveel van de werkzame stof er in een tuinboon zit omdat de natuur immers van nature wispelturig is.

Maar voor de rest zijn de tuinbonen heel gezond en mogen voor de meeste mensen met enige regelmaat op tafel komen te staan. Met wat spekjes en een gehaktbal.

[1] Raguthu et al: Fava bean and Parkinson's disease: useful 'natural supplement' or useless risk? in European Journal of Neurology – 2009

Zeewinde

Zeewinde (Calystegia soldanella) is onderdeel van een grote familie kruipende en klimmende planten. In tropische gebieden vormt deze de zo bekende polsdikke lianen. Hier te lande neemt de winde genoegen met een kruipend bestaan, maar kan zich verstikkend winden om allerlei planten. Zeewinde is een laagblijvende, kruipende plant met vrij kleine niervormige bladeren. Deze plant bloeit in de zomer met purperroze bloemen, die voorzien zijn van witte naar buiten uitstralende banden. De bloemen gaan met de kippen op stok en openen zich weer de volgende ochtend.

Zeewinde is diepwortelend en is daardoor bijzonder geschikt voor een onstabiele ondergrond zoals het zand van strand en duin. Het is een plant die specifiek is aangepast aan een leven op de zeereep. Hij is goed bestand tegen een mogelijke overstuiving en ontwikkelt zich het best op plekken waar het vloedmerk onder het duinzand ligt. In Nederland zoekt hij toch wat meer beschutting door aan de lijzijde van duinen zijn plekje te zoeken. Ook vind je hem wel nabij de bebouwde kom of ietsjes verder van zee.
 [Foto: Strobilomyces]
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Calystegia, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waarbij calyx 'kelk' (de buitenste krans van de bloem) betekent en met stegos zoiets als 'bedekking' wordt bedoeld. Dat bedekken kán een dak van een huis zijn, maar ook om iets beschut te houden. In dit geval worden de bloemen van deze windefamilie eerst beschermd door een soort schutblaadjes. Het tweede deel, soldanella, is van Latijnse oorsprong. Solidus was de naam van een solide Romeins muntstuk van goud dat ongeveer 25 dinarii waard was. Soldaten werden ermee betaald en dat is de reden dat zij soldij krijgen en wij gewoon salaris.

De blaadjes van de zeewinde hebben de vorm van een muntstuk. Oorspronkelijk was zeewinde een plantje, dat bivakkeerde aan de zeekusten vanaf Noord-Afrika tot die van Schotland en Denemarken. Ondertussen is hij wereldwijd aangetroffen in alle gebieden met een gematigd klimaat. Alleen de Maori uit Nieuw-Zeeland weten de zeewinde wel te waarderen. Ze graven de witte wortels uit de grond, roosteren ze boven een kampvuurtje en eten ze met smaak op.

Zeewinde is in het bezit van bitter en bijtend wit melksap dat uit het blad en stengel stroomt wanneer deze beschadigd raakt. Ooit, in een nog niet zo ver verleden, meende men dat er dit melksap een helende werking moest bezitten. Een handvol bladeren werd in een soep gekookt en dat moest helpen om een betere stoelgang te krijgen. Ietsje teveel en er ontstond een gevoel van misselijkheid en braken. Gekneusde bladeren werden vroeger wel ingezet om een abortus op te wekken. Ongewenst zwanger zijn was vroeger sowieso al geen pretje, maar op die pijnlijke manier een zwangerschap moeten beëindigen was is wel een erg treurig einde.

Oranjeboompje

Met lieflijke namen als oranjeboompje of zelfs appeltje der liefde kan het toch niet anders zijn dan dat we hier te maken hebben met een volstrekt ongevaarlijke plant. Hoe anders is de werkelijkheid. Het oranjeboompje (Solanum pseudocapsicum) is een direct familielid van een aantal van de meest dodelijke planten op deze aardbol, waaronder de zwarte nachtschade (Solanum nigrum). Dat hij tegelijkertijd familie is van de aardappel (Solanum tuberosum) en de tomaat (Solanum lycopersicum) maakt niet zoveel uit want die zijn ook giftig. Het oranjeboompje is een kamerplant, die beladen met gele, oranje en rode schijnvruchtjes, vanuit de winkel je huis binnenkomt.

Het oranjeboompje is inheems in de bergachtige gebieden van Ecuador en Peru. In die contreien kan de temperatuur tot rondom het vriespunt dalen en dat is de reden dat een oranjeboompje eigenlijk ongeschikt is om in Nederlandse huiskamer te staan. Het is hem daar al snel te warm en als straf zal hij snel zijn blad gaan verliezen en blijft een treurig plantje over.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Solanum, hebben we al een aantal keren eerder uitgeplozen. Solanum, komt uiteindelijk van het Latijnse woord solacium wat ‘troost’ betekent. Wij herkennen daarin zelfs nog de Nederlandse term ‘soelaas bieden’. Het heeft te maken met de verdovende eigenschappen van vele soorten van deze plantenfamilie. Het tweede deel, Pseudocapsicum, is een tweedelig woord. Het Griekse woord pseudein betekent 'misleiden' en het Latijnse woord capsa wordt vertaald als 'doos' of 'houder'. Capsicum is natuurlijk ook de wetenschappelijke naam voor Spaanse pepertjes en de volledige vertaling is dus zoiets als 'nep Spaanse peper'. In het Engels wordt hij de Jerusalem Cherry Pepper of de Madeira Winter Pepper genoemd. In die namen zitten nogal wat onjuistheden want hij komt dus niet uit Israel en niet van de Azoren. Ook is het zeker geen pepertje (pepper).

Daarmee komen we dus op de giftige aspecten van oranjeboompjes. Het belangrijkste giftige bestanddeel is een alkaloïde met de naam solanocapsine. Die alkaloïde is chemisch vrijwel gelijk aan die van verwante dodelijke soortgenoten, zoals solanine en atropine. Hoewel deze specifieke alkaloïde niet direct levensgevaarlijk wordt genoemd, kan het wel degelijk maag- en darmproblemen opleveren, zoals misselijkheid, overgeven of zelfs een maagontsteking (gastroenteritis). Voor vele huisdieren is het eten van de giftige besjes wel het einde van het verhaal. Honden, katten en sommige vogelsoorten kunnen er helemaal niet tegen.

Je zou jezelf eens mogen afvragen of je een oranjeboompje wel eens je huis zou wíllen hebben. De bessen lijken op kleine cherry tomaatjes en je zal maar kinderen of kleinkinderen op visite hebben die daar verzot op zijn.

Rode klaver

Rode klaver (Trifolium pratense) is van Europese oorsprong, maar heeft ondertussen de wereld weten te veroveren. Dat komt omdat men in de rode klaver een geweldig voedergewas heeft gezien. Het bindt stikstof in de bodem en daardoor is het een nuttige en goedkope natuurlijke bemester.

Rode klaver is een laagblijvende tweejarige of overblijvende plant, die van de voorzomer tot de herfst bloeit met paarsrode, roze of witte bloemen. Die laatste kleur maakt het soms lastig om hem van de witte klaver (Trifolium repens) te onderscheiden.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Trifolium, heeft een Latijnse oorsprong en is een combinatiewoord van tri ('drie') en folium ('blad'). Dit geslacht heeft drie deelblaadjes, maar uiteraard is de natuur niet voor één gat te vangen en hebben sommige klavertjes soms ook vier of vijf deelbladen. Het tweede deel, pratense, komt van het Latijnse woord pratus, dat 'weide' betekent. Het moet gelezen worden als '(het groeit in de) weide'.

Van de rode klaver zijn heel wat positieve zaken te melden, maar men wil in zijn enthousiasme nog wel eens vergeten dat tegenover al wat positief is vaak ook negatieve aspecten bestaan.

In vroeger tijden werd de rode klaver als middeltje tegen krampen gebruikt, maar ook hoestbuien, bronchitis en kinkhoest zouden als sneeuw voor de zon zijn verdwenen. Ook werd het gezien als stimulerend middel voor lever en gal. Verder deed een aftreksel van rode klaver soms dienst als medicijn tegen de geslachtsziekte syfilis en zou het verzachtend werken bij brandwonden en zweren. Vochtige kompressen konden de klachten van reuma en jicht verlichten.

Rode klaver bevat isoflavonen. Dat zijn natuurlijk voorkomende hormoonachtige stoffen. Die hebben in het menselijk lichaam hetzelfde effect als het vrouwelijke oestrogeen. Daarom wordt een extract van rode klaver ook regelmatig aangetroffen in middeltjes, die overgangsklachten proberen te verminderen. Het gaat dan specifiek om de stofjes irilone en pratensein. Het probleem is echter dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat deze extracten nauwelijks enige invloed op die overgangsklachten hebben[1]. Dat is jammer omdat u er vaak wel veel geld voor betaald heeft.

Maar het grootste probleem van de rode klaver is toch wel dat de isoflavonen, die nauwelijks die vervelende overgangsklachten verhinderen, wel degelijk ingrijpen op de receptoren voor hormonen. Daardoor zouden mensen, die een voorgeschiedenis of een familiehistorie hebben van borstkanker, baarmoederhalskanker, eierstokkanker, vleesbomen of endometriose (een chronische ziekte waarbij baarmoederweefsel groeit op plaatsen buiten de baarmoeder), de handen onmiddellijk moeten aftrekken van extracten met rode klaver[2].

Rode klaver bevat bovendien ook vormen van coumarine en daarvan is bekend dat het bloedverdunnend is[3]. Mensen, die last hebben van bloedstollingsstoornissen of een antistollingsmedicijn slikken, moeten daarom extra voorzichtig zijn. Let wel: zelfs aspirine heeft al een antistollende werking.

[1] Lethaby et al: Phytoestrogens for menopausal vasomotor symptoms in Cochrane Database of Systematic Reviews - 2013
[2] Bodinet et al: Influence of marketed herbal menopause preparations on MCF-7 cell proliferation in Menopause - 2004
[3] Abebe: Herbal medication: potential for adverse interactions with analgesic drugs in Journal of Clinical Pharmacy and Therapeutics - 2002

Khat (of Qat)

Khat (Catha edulis) is een langzaam groeiende grote struik tot boom, die een meter of tien hoog kan worden. Hij heeft oorspronkelijk zijn wortels staan in de woestijnachtige bodems van Somalië, Ethiopië en Tanzania. Zelfs de oude Egyptenaren roemden de plant al omdat deze instaat zou zijn om de god in de mens te openbaren. Een prachtige manier om te zeggen dat de plant hallucinaties kan opwekken.

De verse bladeren van khat worden gekauwd door mannen, die afkomstig zijn uit landen waar khat inheems is. Met de moderne volksverhuizingen zijn er dus ook veel gebruikers onze kant opgekomen en dat betekent dat khat is meegereisd.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Catha, is een groot mysterie. Een interessante theorie is dat het woord khat een broertje is van 'koffie'. Het woord 'koffie' is afkomstig uit het Turkse woord kahveh. Dat is zelf weer geleend van het Arabische woord qahwa. In oude Arabische gedichten was het woord qahwa ook een ander woord voor wijn en dan in de zin van 'het laat de honger verdwijnen'. Later werd het woord kennelijk gebruikt voor alle voedingsmiddelen die een effect op lichaam en geest hebben. Het tweede deel, edulis, heeft een Latijnse oorsprong en betekent ‘eetbaar’. We herkennen hierin zelfs nu nog het hedendaagse Engelse woord edible.

Het gebruik of bezit van khat is in Nederland niet verboden, maar in heel veel andere landen wel. Wat wel in Nederland verboden is zijn de werkzame stoffen van khat. Het is weer zo'n typisch geval van polderdemocratie want niemand wil de werkzame stoffen los gebruiken en het kauwen op de bladeren en takjes van de khat is de traditionele manier om de effecten van de werkzame stoffen te ondervinden.

Khat heeft inderdaad een aantal werkzame stoffen. De belangrijkste daarvan is een alkaloïde met de naam cathinone. Dat stofje is niet erg stabiel en valt al snel uiteen in twee andere stofjes, cathine en norefedrine. Verse blaadjes moeten binnen 48 uur genuttigd worden omdat anders de cathinone is omgezet tot het mildere cathine. Dat betekent een heel gedoe omdat alles binnen die 48 uur vanuit Afrika naar Nederland moet worden vervoerd.

Cathinone en cathine hebben in de hersenen een effect op de receptors van de neurotransmitter serotonine. Die is verantwoordelijk voor het gevoel van geluk en euforie. De norefedrine kan zorgen voor hartritmesoornissen. Op de kortere termijn werkt khat stimulerend, onderdrukt honger en vermoeidheid, zorgt voor hyperactiviteit, praatzucht en opwinding. Het is eigenlijk hetzelfde effect als caffeïne heeft als je teveel sterke coffee gedronken hebt. Op de langere termijn verlies je de eetlust, beschadig je je lever, heb je meer kans op maagzweren en heb je veel minder zin in sex. Bovendien is het ontstaan van geestelijke problemen ook aan het gebruik van khat toegeschreven.

Het is hoog tijd om khat ook in Nederland te verbieden, zo lijkt mij.

[Update 10 januari 2012] Nou, dat duurde nog geen vier dagen voordat de regering daadkrachtig handelde op basis van mijn column en het stuk van het Trimbos Instituut. Khat wordt binnenkort opgenomen in lijst II van de Opiumwet en is daarmee gelijkgesteld aan softdrugs. Handel en bezit zijn daarna strafbaar.