Pagina's

Koninginnekruid

Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum) werd ooit ook leverkruid genoemd. De plant komt in heel Nederland algemeen voor, al is hij in het Friese en Groningse kleigebied plus de Waddeneilanden vrij zeldzaam. Hij behoort tot een familie, waartoe in totaal 42 soorten behoren. Koninginnekruid is de enige soort die in Europa voorkomt, de rest van zijn familie wortelt in Noord-Amerika en Azië.
Koninginnekruid is een vaste, kruidachtige plant die maximaal 1,50 meter hoog kan worden. Zijn rechtopstaande stengels lopen rood aan. Ook zijn ze kort en vrij dicht behaard. De bladeren zijn handvormig, driedelig of vijfdelig. De rozewitte tot rozerode bloemen zijn tweeslachtig en hebben dus zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Eupatorium, is afgeleid van Eupator (Εὑπάτωρ), een soort eretitel van diverse Griekse koningen. Het is een combinatiewoord van Ευ ('goed') en πατωρ ('vader'). Samen moet je het lezen als 'van een nobele vader'. Het tweede deel, cannabinum, betekent 'hennepachtig'. De bladeren doen inderdaad aan die van hennep denken.

Een hete drank van koninginnekruid werd vroeger gebruikt tegen verkoudheid en als laxeermiddel[1]. In de oude Chinese en Ayurvedische kruidengeneeskunst wordt koninginnekruid nog steeds ingezet, ook tegen problemen met de lever en galblaas. Dat is geen goed idee omdat deze plant pyrrolizidine alkaloïden bevat. Deze stofjes blokkeren de doorstroming van het bloed in de kleine bloedvaten in de lever. Uiteindelijk sterft dan een deel van die lever af of ontstaat leverkanker[2]. Ook kunnen de pyrrolizidine alkaloïden leiden tot geboortedefecten.

Sommigen geloven dat koninginnekruid antibacteriële eigenschappen heeft en brengen het direct op een open wond aan om infectie te voorkomen of te bestrijden. Het werkt inderdaad, maar de gevaarlijke chemische stofjes in de plant worden snel door het lichaam opgenomen en kunnen al snel vergiftigingsverschijnselen opleveren.

Nou, denk je vermoedelijk, dat zal mij niet overkomen, want met die onbewezen zooi laat ik me niet in. Maar dan heb je buiten de onvoorspelbaarheid van de natuur gerekend. Het blijkt namelijk dat de pollen van bijen, die de stuifmeel van koninginnekruid hebben 'geoogst', behoorlijke hoeveelheden pyrrolizidine alkaloïden kunnen bevatten[3]. Wetenschappers menen dat stuifmeel, bestemd voor menselijke consumptie, goed onderzocht moet worden op deze vorm van vervuiling.

[1] Jaríc et al: An ethnobotanical study on the usage of wild medicinal herbs from Kopaonik Mountain (Central Serbia) in Journal of Ethnopharmacology – 2007
[2] Judzentiene et al: Variability, toxicity, and antioxidant activity of Eupatorium cannabinum (hemp agrimony) essential oils in Pharmaceutical Biology - 2016
[3] Boppré et al: Hepatotoxic pyrrolizidine alkaloids in pollen and drying-related implications for commercial processing of bee pollen in Journal of Agricultural and Food Chemistry - 2008

Avocado

Hoe komt de avocado (Persea americana) terecht op een weblog over gevaarlijke planten, zo zul je je waarschijnlijk ietwat verbaasd afvragen. Iedereen, die er verstand van heeft, waaronder het Voedingscentrum, meent dat de avocado supergezond is. Het bevat immers veel oliezuur, een onverzadigd vetzuur dat bevorderlijk is voor je cholesterolniveau.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Persea, vernoemt Perseus, een figuur uit de Griekse mythologie. Hij was een zoon van Zeus en Danaë. Het tweede deel, americana, is Latijns en betekent '(uit) Amerika'.

De avocado bevat een schimmelwerende gifstof met de naam persine. Het is een in vet oplosbare toxine met een structuur die gelijk is aan die van een vetzuur. Persine wordt aangemaakt in de bladeren, de schil en de pit van de avocado. Het 'lekt' vanuit de schil en de pit in het vruchtvlees.

Hoe giftig is die persine dan, wil je nu wel eens weten.

Vogels zijn erg gevoelig voor die gifstof in avocado's. De vergiftigingsverschijnselen zijn verhoogde hartslag, beschadiging van het hartweefsel, moeizame ademhaling, slordig verenkleed, onrust, zwakte en apathie. Hoge doses veroorzaken een acuut respiratoir syndroom (verstikking). Ongeveer 12 tot 24 uur na consumptie treedt de dood in.

Verder is bekend dat zogende zoogdieren, waaronder ook borstvoeding gevende vrouwen dus ook vallen, last kunnen krijgen van niet-infectieuze mastitis en agalactica[1]. Vertaald betekent dat een ontsteking (geen infectie) van borstweefsel en geen melkproductie.

Persine is zelfs zo'n sterke gifstof dat wetenschappers intussen aan het onderzoeken zijn of ze het stofje kunnen inzetten bij de behandeling van borstkanker[2]. Bovendien versterkt het de werking van tamoxifen[3]. Dit geneesmiddel remt de groei van oestrogeengevoelige tumoren.

Maar hoeveel persine zit er nu eigenlijk in het vruchtvlees van de avocado? Die vraag is echter wetenschappelijk nog nooit onderzocht. De relatief lage concentraties in het vruchtvlees worden 'in het algemeen' als onschadelijk voor de mens beschouwd. Negatieve effecten zien we eigenlijk alleen bij mensen die allergisch zijn voor de latex in avocado's, maar dan had je waarschijnlijk ook al last bij het eten van ananas, kiwi en papaya.

[1] Oelrichs et al: Isolation and identification of a compound from avocado (Persea americana) leaves which causes necrosis of the acinar epithelium of the lactating mammary gland and the myocardium in Natural Toxins – 1995
[2] Butt et al: A novel plant toxin, persin, with in vivo activity in the mammary gland, induces Bim-dependent apoptosis in human breast cancer cells in Molecular Cancer Therapeutics – 2006 Zie hier.
[3] Roberts et al: Synergistic cytotoxicity between tamoxifen and the plant toxin persin in human breast cancer cells is dependent on Bim expression and mediated by modulation of ceramide metabolism. Zie hier.

Maca (of Peruviaanse Ginseng)

Maca (Lepidium meyenii) wordt ook wel Peruviaanse ginseng genoemd. Het is een plantensoort die behoort tot de familie van koolsoorten, de Brassicaceae. Deze soort groeide ooit alleen maar op één bepaald plateau in het Peruviaanse deel van het Andesgebergte. De plant werd verbouwd om diens op een radijs lijkende knol, die gedroogd werd of als knolgroente werd bereid. Plaatselijk wordt het ingezet als middel om de vruchtbaarheid van zowel mannen als vrouwen te verbeteren, maar daarover later meer.
Tegenwoordig wordt maca als een soort superfood of voedingssupplement in de westerse wereld gepresenteerd. Hier ligt het als een soort meel in de (web)winkel en je mixt het door je yoghurt, smoothies, salade, dranken, gekookt voedsel, shakes en sappen. Maar als de foodbloggers er mee aan de haal gaan, dan voel je al aan je wateren: deze column gaat eindelijk de duistere kantjes van deze plant aan de kaak stellen. Dat klopt.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Lepidium, is uiteindelijk afkomstig uit het Grieks, waar het een verkleinwoord is van lepis (λεπῐ́ς) wat 'schaal' of 'schilfer' heeft betekend. Het probeert de wortel te beschrijven. Het tweede deel, meyenii, eert de Duitse arts en botanist Franz Julius Ferdinand Meyen (1804–1840) die tussen 1830 en 1830 deel nam aan een expeditie naar Peru en Bolivia.

Maca is volgens 'voedingskundige' (dus niet: voedingsdeskundige) Juglen Zwaan rijk aan vitamine B12. Dat is handig als je vegetariër bent omdat planten gewoonlijk geen vitamine B12 kunnen aanmaken. De maca dus ook niet, maar hoe komt die plant dan aan zijn vitamine B12, zo zul je je nu verwonderd afvragen. Het antwoord is: bemesting met menselijke en dierlijke uitwerpselen die vitamine B12 bevatten. De macawortel is dus simpelweg vervuild met poep en dat levert direct enkele gezondheidsrisico's op die ik je niet ga uitleggen.

Maca, zo wauwelt Juglen Zwaan verder, wordt veel gebruikt om de seksuele functie van zowel mannen als vrouwen te bevorderen. Inderdaad wordt hij door de bewoners van het Andesgebergte voor dat doel toegepast, maar dat wil nog niet zeggen dat het ook zo is. Tijd om er eens modern onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek op los te laten, maar dat blijkt nog niet zo eenvoudig te zijn. De meeste onderzoeken zijn namelijk van bedenkelijke kwaliteit. Toen echte wetenschappers eens gingen kijken naar de werkelijke voordelen van maca moesten ze concluderen dat 'plaatselijke kennis voor wat betreft de gezondheidsvoordelen van maca uit hun context gerukt zijn ten behoeve van de eisen van een groeiende markt voor kruidengeneesmiddelen' (indigenous local knowledge about the health benefits of maca has been dragged out of context to fit the demands of a growing market for herbal remedies)[1].

Maar die poep...

[1] Beharry, Heinrich: Is the hype around the reproductive health claims of maca (Lepidium meyenii Walp.) justified? in Journal of Ethnopharmacology – 2018

Creosootstruik

A. Vogel's Plantenencyclopedie is bijna lyrisch over de creosootstruik (Larrea tridentata). Het is slechts één van de problemen die het pseudo-wetenschappelijke stukje en het onzinnige gebruik van deze plant oplevert.
[Creosootstruik in bloei][Foto: Eric in SF]
De creosootstruik is een groenblijvende struik die in de woestijngebieden van Amerika en Mexico tot drie meter hoog kan opgroeien. De struik heeft bladeren die rijk zijn aan hars. Hij bloeit van april tot mei met kleine gele bloemen. De hele plant ruikt sterk naar creosoot.

Deze struik heeft een opmerkelijke vorm van voortplanten uitgedacht: wanneer hij een jaar of 90 oud is, sterft het bovenste deel af en hij groeit ondergronds met uitlopers weer door. Daardoor ontstaat – net als bij paddestoelen de heksenkring – een bijna cirkelvormige heg die eigenlijk it één plant bestaat. Naar schatting is de oudste 'heg' met de naam King Clone ongeveer 11,700 jaar oud.
[King Clone][Foto: Klokeid]
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Larrea, vernoemt de Spaanse bisschop Juan Antonio Hernández Pérez de Larrea (1730-1803) die tijdens zijn leven een beroemd botanicus was. Het tweede deel, tridentata, is Latijns en betekent 'drietandig'. Het beschrijft de vorm van de bladeren.

Terug naar A. Vogel's Plantenencyclopedie waar men nogal opzichtig de mensen probeert te misleiden om hun producten toch maar aan de man te brengen. Na het beschrijven van het gebruik door de Indianen, die de creosootplant voor allerhande gezondheidsklachten gebruikt zouden hebben, wordt snel overgestapt op de moderne tijd.

Tegenwoordig is het gebruik van de creosootstruik, zo meldt de reclame-afdeling van A. Vogel optimistisch, als zogenaamd "bloedreiniging- en ontgiftingmiddel" en als "radicaalvanger" in heel Noord-Amerika wijd verspreid. Ook voor de ondersteunende behandeling van kanker, in het bijzonder leukemie en melanomen, en voor AIDS wordt de creosootstruik in de VS veelvuldig ingezet.

Dit is simpelweg misleiding, want zowel de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA), de Canadese tegenhanger Health Canada en het Britse Cancer Research UK hebben het gebruik van de creosootstruik sterk ontraden. Er bestaat geen enkel wetenschappelijke bewijs van de werkzaamheid tegen kanker (of welk ander ziektebeeld dan ook), terwijl het wel ernstige schade kan toebrengen aan je lever en nieren[1]. Dat kan zelfs leiden tot nierkanker.

Wanneer treedt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit eindelijk eens op tegen deze kwalijke vorm van misleiding en kwakzalverij?

[1] Sheikh et al: Chaparral-associated hepatotoxicity in Archives of Internal Medicine - 1997

Kamferalant

De kamferalant (Dittrichia graveolens) houdt van zonnige, open plaatsen (pioniervegegatie) op minstens periodiek vochtige, voedselrijke, vaak iets stenige grond. Deze soort is oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Europa, maar zoekt zijn weg steeds verder noordwaarts. Zijn verspreiding volgt zo'n beetje het Nederlandse snelwegenstelsel.
De kamferalant behoort tot de familie der zonnebloemen en is een bossig struikje van maximaal 130 centimeter hoog. Hij is in het bezit van langwerpige, puntige bladeren met kleine 'tandjes' aan de randen en klierhaartjes op de bovenzijde. Iedere plant produceert tientallen kleine gele bloemen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Dittrichia, vernoemt de Duitse botanicus Manfred Dittrich (1934), de voormalige directeur van het herbarium in de Botanische Tuin in Berlijn. Het tweede deel, graveolens, is een combinatiewoord uit het Latijn, waar gravis 'ernstig' of 'heel erg' betekent en oleo 'olie'. Samen moet je dat lezen als 'heel erg (stinkende) olie'.

De kamferalant ruikt dus niet echt aangenaam en dat dan ook de reden dat hij in het Engels stinkwort ('stankwortel') of stinking fleabane ('stinkend vlooienvergif'). Die Engelse benamingen zijn natuurlijk al een aanwijzing dat deze plant behoorlijk giftig moet zijn, maar de wetenschap is er nog niet helemaal over uit hoe giftig hij precies is. Ja, het sap van de kamferalant zit vol oxalaten, zoals 12-carboxyeudesma-3,11(13)-diene en tomentosin, maar hij ruikt en smaakt zo vies dat er nimmer een mens is geweest die zo sukkelig was om zich te laten vergiftigen. Wel kan het sap (latex) blaren als gevolg van allergische contactdermatitis op de menselijke huid veroorzaken.

Er bestaan enkele rapporten dat grazend vee werd vergiftigd door het per ongeluk oppeuzelen van kamferalanten. Ook voor vissen is de plant niet gezond: vissers in Zuid-Italië gooiden ooit in stukjes gesneden bladeren in het water, waardoor het sap vrijkwam en vissen tijdelijk vergiftigd werden. Ze kwamen versuft bovendrijven en lieten zich dan eenvoudig 'opvissen'. Als een plant giftig is voor vissen noemt men deze plant ichthyotoxisch[1], ichtus is immers 'vis' in het Latijn.

[1] Lanzetta et al: Ichthyotoxic sesquiterpenes and xanthanolides from Dittrichia graveolens in Phytochemistry – 1991

Perzische chrysant

De Perzische chrysant (Tanacetum coccineum) heeft bloemen die sprekend lijken op die van een margriet. Dat is ook de reden waarom sommigen hem ook – foutief – de Perzische margriet noemen. Het is overigens óók geen chrysant. Deze 'chrysant' is een vaste plant die inheems is in de Kaukasus, een gebied dat in Zuidwest-Azië ligt en door het uiteenvallen van de Sovjet-Unie een rommeltje aan landen is geworden. De zuidelijke grens wordt gevormd door Oost-Turkije en Noord-Iran.
Deze plant is gewoonlijk tussen de 30 en 60 centimeter hoog. Afhankelijk van de ondersoort of cultivar produceert de Perzische chrysant bloemen in de kleuren rood, roze en wit. Die bloemen geuren lichtjes naar kamfer. Het blad doet denken aan dat van een varen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Tanacetum, is afkomstig uit het oude Griekenland. Daar vinden we het terug als athanasia (ta verwisselde onderweg wel eens vaker met at), wat ‘ontsterfelijkheid’ (a is ‘niet’ en thanatos is ‘dood’). Die naam heeft hij te danken aan het feit dat hij zich maar moeilijk uit je tuin laat verwijderen. Het tweede deel, coccineum, is weer geleend uit het Latijn, waar coccineus de kleur scharlaken (scarlet in het Engels) ofwel de kleur donkerrood of purper aangeeft.

Omdat de Perzische chrysant een lust voor het oog is, worden zaadjes van deze plant in vele tuincentra aangeboden. Geen probleem, zou je kunnen zeggen, zo lang een exotische plant zich maar een beetje weet te gedragen en zich binnen de perken weet op te houden. Dat doet hij.

Wat wél een probleem kan opleveren is dat de Persische chrysant een stofje bevat dat ingezet kan worden om insecten te bestrijden. Dat stofje, pyrethrum, wordt al eeuwenlang gebruikt als een insecticide en als middel tegen luis en mijten. Het is nog steeds één van de meest gebruikte biologische insecticides die toegepast mogen worden in de organische teelt.

Het recept is eenvoudig: gedroogde bloemen moeten verpulverd worden en daarna gemengd met water. Dan sproei je het over je planten of je lichaam en de natuur doet de rest.

De vraag is dus of pyrethrum veilig is voor (langdurig) gebruik voor allelei kwalen. De wetenschap denkt van wel, maar het probleem is dat de producenten denken dat het middel niet sterk genoeg is. Daarom hebben ze wat gesleuteld aan pyrethrum en hebben het een ietwat andere naam gegeven: pyrethrin. Lekker onduidelijk en dus moet je goed het etiket lezen, want pyrethrin is wel degelijk een stuk gevaarlijker dan pyrethrum.

Let op: als je al allergisch was voor wormkruidigen, waartoe ook de Perzische chrysant behoort, dan moet je zeker uitkijken.

Tea Tree

De Britse kapitein James Cook (1728-1779) was een ontekkingsreiziger en kaartmaker. Tijdens zijn eerste reis om de wereld (1768-1775) met de 'Endeavour' kwam hij in Australische wateren terecht. James Cook was met zijn kleine vloot schepen al een aantal jaren onderweg en de voorraden waren behoorlijk geslonken. Die victualiën moesten dus snel worden aangevuld en Cook richtte de steven naar de kust van Australië.
Eén van de belangrijkste zaken die een Engelsman niet kan missen is thee. De bodem van de theekisten was in zicht en Cook ging maar eens experimenteren met blaadjes van inheemse bomen om te proeven of er een alternatief voor thee gevonden kon worden. Hij vond er een paar en die werden allemaal tea tree genoemd. Vandaar dat er nog steeds verschillende bomen en struiken de naam tea tree dragen.

De meest bekende tea tree (Melaleuca alternifolia) is een kleine boom die tot zeven meter hoog reikt. De boom heeft een witte, papierachtige schors. De langwerpige bladeren zijn om-en-om geplaatst. De bloemen zijn crèmekleurig en ontstaan in trossen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Melaleuca, is een combinatiewoord uit het Grieks: melas (μελας) betekent 'zwart en leukos (λεκος) is 'wit'. Het verklaart de schors van de boom. Het tweede deel, alternifolia, is een combinatiewoord uit het Latijn: alternus betekent 'één na de ander', terwijl folium 'blad' is. Het verklaart de plaatsing van de bladeren.

De tea tree zit boordevol essentiële oliën, waaronder voornamelijk terpinen-4-ol, γ-terpineen en α-terpineen. De olie heeft een doordringende geur van eucalyptus en kamfer.

In de westerse wereld wordt tea tree-olie in lage concentraties toegepast voor diverse huidproblemen. Er wordt geclaimd dat het zou werken tegen roos, acne, luizen, herpes, insectenbeten en schurft. Tevens zou het werkzaam zijn bij huidinfecties als gevolg van schimmels en bacterien.

Dat het zou werken tegen hoofdluis heeft ervoor gezegd dat tea tree-olie veel in shampoos wordt gestopt. Cosmeticaproducenten mogen echter geen medische claims op hun producten zetten, zeker als die onbewezen zijn.

En daar ligt het probleem van tea tree-olie. De doordringende geur doet ons al snel geloven dat het wel moet werken, maar de wetenschap heeft daar nauwelijks bewijs voor gevonden. Ja, in grote hoeveelheden gaan luizen inderdaad dood, maar dat komt omdat tea tree-olie simpelweg extreem giftig is. Daarom mag je ook nooit onverdunde tea tree-olie op je huid druppelen en adviseer ik om die olie minimaal te verdunnen met een neutrale massage-olie in een verhouding van 1 op 20 (1 druppel op 20 druppels massage-olie).

Voor de duidelijkheid: tea tree-olie mag nooit ingeslikt worden. Het gevolg daarvan is slaperigheid, verwardheid, hallucinaties, coma, braken, diarree, maagklachten, bloedcelafwijkingen en ernstige huiduitslag.

Griffonia

De Griffonia (Griffonia simplicifolia) is een houtige, klimmende struik die inheems is in West-Afrika. Onder de juiste omstandigheden kan deze struik een meter of drie hoog worden. Hij bloeit met groenige bloemen, uiteindelijk gevolgd door peulen.
Het eerste deel van de wetenschappelijk naam, Griffonia, is afgeleid van grýphōn (γρύπων) een mythische vogel uit de Griekse mythologie met het lichaam van een leeuw en de kop en vleugels van een adelaar. Ook in Nederland kennen we de griffioen. Het woord kan teruggeleid worden tot het Griekse grypsos, 'gekromd' of 'haak(neus)'. De naam verklaart de vorm van de vruchten. Het tweede deel, simplicifolia, is een combinatiewoord uit het Latijn, waar simplex 'gewoon', 'simpel' of 'eenvoudig' betekent en folia is 'blad'. Deze soort heeft dus eenvoudig opgebouwde bladeren.

Door de inheemse bevolking worden alle delen van de griffonia gebruikt als lustverhoger (afrodisiacum), laxeermiddel, en braakmiddel. Bovendien zou een aftreksel eetlustopwekkend zijn. De zaden worden toegepast als insecticide, antidepressivum, antibioticum, middel tegen stemmingswisselingen, angststoornissen, slapeloosheid, winderigheid en meer.
Dat zo'n plantaardige bron zoveel verschillende toepassingen heeft betekent meestal ook dat er ook diverse werkzame stofjes inzitten. Het vervelende van die vaststelling is uiteraard dat we niet weten welke stofjes dat precies zijn. Een beetje nadenkend mens gelooft dus ook niet alles wat de reclame belooft.

Want uit onderzoek blijkt namelijk dat de zaden boordevol zitten met een stofje dat de naam draagt van 5-hydroxytryptofaan, afgekort tot 5-HTP. Dát stofje is in het menselijk lichaam een bouwsteen voor de aanmaak van de neurotransmitter serotonine. Een wetenschappelijk onderzoek toonde ooit aan dat een extract van de Griffoniazaden resulteerde in een verminderde eetlust bij vrouwen met overgewicht[1]. Bovendien wordt het toegepast als natuurlijk antidepressivum en als natuurlijk (in)slaapmiddel.

In de wonderlijke wereld van de voedingssupplementen gelooft vrijwel iedereen de reclame. De wetenschap is echter niet van de werkzaamheid overtuigd, getuige een uitgebreid onderzoek naar de werkzaamheid bij depressies[2]. Het blijkt namelijk dat alle eerdere onderzoeken amateuristisch zijn uitgevoerd (lees: gestuurd op de gewenste uitkomst). Waarschijnlijk is 5-hydroxytryptophan iets beter dan een placebo, maar dat maakt het wel een erg kostbaar alternatief voor goedkope antidepressiva die je via recept van je huisarts kunt krijgen.

Het probleem is echter de kans op een overmatige aanmaak van serotonine, dat uiteindelijk kan leiden tot het gevreesde Serotonine Syndroom. Dat is een met enige regelmaat voorkomende, ernstige en potentieel levensbedreigende bijwerking van middelen met een serotonerge werking.

[1] Rondanelli et al: Relationship between the absorption of 5-hydroxytryptophan from an integrated diet, by means of Griffonia simplicifolia extract, and the effect on satiety in overweight females after oral spray administration in Eat and Weight Disorders – 2012
[2] Shaw et al: Tryptophan and 5-hydroxytryptophan for depression in Cochrane Database Systematic Review – 2002

Blauwe Lotus

Wie de avonturen van de stripheld Kuifje nog scherp voor de geest kan halen, weet dat in 'Kuifje en de Blauwe Lotus' een opiumkit figureert met de naam 'Blauwe Lotus'. Dat suggereert al dat deze plant iets te maken kan hebben met geestverruimende (of geestversmallende) middelen. De blauwe lotus (Nymphaea caerulea) is een waterlelie die zijn oorspronkelijke habitat in de ondiepten van de rivier de Nijl en andere delen van Oost-Afrika had. Al voor het begin van de jaartelling (het jaar nul bestaat officieel niet en het jaar 1 nCr kwam direct na 1 vCr ) was de blauwe lotus in India aanbeland, vervoerd via de beroemde zijderoute.
De drijvende bladeren zijn vrijwel rond en tot 40 centimeter in doorsnede. De bloemen zijn circa 15 centimeter in diameter. Die bloemen zijn in het bezit van prachtige lichtblauwig witte tot hemelsblauwe en mauvekleurige bloembladeren die in het centrum naar lichtgeel neigen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Nymphaea, is duidelijk de voorloper van ons woord 'nimf'. In de Griekse klassieke oudheid was een nymphe (νύμφη) een vrouwelijke halfgodin. Ze werden gezien als een personificatie van het leven, de vrijheid en de rusteloosheid van de natuur. Het tweede, deel, caerulea, is afgeleid van het Latijnse woord caelum, dat 'hemel' of 'hemels' betekent. De blauwe lotus was namelijk in het oude Egypte en later ook in andere culturen een heilige plant. De bloemen werden in Egypte gebruikt om tot een hoger bewustzijnsniveau te komen tijdens heilige rituelen.

Dat de blauwe lotus als heilig gezien werd was logisch: de plant bevat namelijk de alkaloïden aporfine en nuciferine, die een ietwat afwijkende psycho-actieve werking hebben[1]. Mensen, die drugs een warm hart toedragen, zeggen zonder met hun ogen te knipperen dat de blauwe lotus een milde verdovende werking heeft. Tuurlijk. Droom maar lekker verder.

De werking wordt echter vergeleken met die van 3,4-Methyl​enedioxy​methamphetamine (MDMA), beter bekend als extacy. Je weet wel, die drug die feestvierders zo graag gebruiken om met meer plezier langer door te gaan. Iedereen vergeet (let op ouders!) dan gemakshalve de nadelen: potentiële verslaving, geheugenproblemen, paranoia, slaapproblemen, tandenknarsen, wazig zien, zweten en een te snelle hartslag. De dood ligt bij extacy op de loer als gevolg van het Serotonine Syndroom.

Onze inheemse witte waterlelie (Nymphaea alba) heeft ongeveer dezelfde eigenschappen. Je hoeft dus niet naar exotische gebieden om een levensgevaarlijke drug te kopen. Je kunt je levensgevaarlijke drugs dus gewoon oogsten in een nabijgelegen slootje.

[1] Farrell et al: In Vitro and In Vivo Characterization of the Alkaloid Nuciferine in PloS One – 2016. Zie hier.

Liefdesverdrietgras

Hier hebben we al beschreven dat de gele jasmijn (Gelsemium sempervirens) een gevaarlijke plant is. Deze struik is, samen met zijn broertje de moerasjasmijn (Gelsemium rankinii) inheems in Noord-Amerika. Er leeft echter in Zuidoost-Azië nog een verwante soort, de Gelsemium elegans, die als reguliere naam heartbreak grass heeft ofwel 'liefdesverdrietgras'. Dat betekent niet veel goeds, zoals iets verderop zal blijken.
Liefdesverdrietgras is een wat lastige benaming, want het is namelijk helemaal geen gras, maar een kronkelende klimplant die aangetroffen kan worden is wat bosschages en struikachtige omgevingen. Hij bloeit met prachtige lipvormige gele bloemen.

Het eerste deel van deze wetenschappelijke naam, Gelsemium, is een Latijnse versie van het Italiaanse woord gelsomino en dat betekent ‘jasmijn’. Dat woord komt zelf weer vanuit het Perzische yasmin en daar betekende het zoiets als een ‘cadeautje van God’. Het vreemde is dat deze familie helemaal geen familie van de jasmijn is, maar er slechts op lijkt. Het tweede deel, elegans, lijkt me duidelijk: het lijkt afgeleid op ons huidige woord 'elegant'. Het lastige van de geschiedenis van woorden is dat ze onderweg wel eens van betekenis veranderen. Ooit betekende het Latijnse woord elegans iets afkeurends, zoals 'veeleisend' of 'kieskeurig'.

Goed, op naar de gevaarlijke kanten van ons liefdesverdrietgras. Zoals de naam al een beetje aangeeft is een extract van de plant in diens thuislanden in gebruik als middel om zelfmoord te plegen na een liefdesbreuk. De symptomen van een overdosis beginnen bij duizeligheid, misselijkheid, wazig zien en toevallen. Bij grotere doses veroorzaakt het verlammingen aan je ruggenmerg, leidend tot een bijna geheel verlies van spierkracht. En, zoals je weet is het hart ook een spier. Ook je longen worden aangestuurd door spieren. Het is dus een wedstrijdje met de vraag waaraan je het eerst doodgaat: je hart stopt ermee of je longen geven het op.

Maar het lijkt erop dat liefdesverdrietgras een nieuwe toepassing heeft gevonden. De Russische geheime dienst schijnt het te gebruiken om onwelgevallige landgenoten in Engeland een 'toevallige' dood te laten sterven.

Alexander Perepilichnyy was ooit een succesvolle Russische zakenman. Totdat hij ruzie kreeg met Vladimir Putin. Hij vluchtte in 2009 naar Engeland en hielp de Britse justitie. Perepilichnyy werd voortdurend bedreigd door Russische agenten. Nadat hij 'zomaar' dood werd gevonden bleek tijdens de lijkschouwing dat hij liefdesverdrietgras in zijn maag had.

It’s so obvious that it’s an assassination,’ verklaarde Chris Phillips, het vroegere hoofd van het Britse National Counter Terrorism Security Office. ‘There’s no way it wasn’t a hit.’ Lekkere jongens, die Russen.

Kratom

Ik hoor u denken: kratom? Dat is toch geen boom of plant die in Nederland voorkomt, want dan had ik er toch wel van gehoord? Dat klopt, want de kratom (Mitragyna speciosa) komt inderdaad niet in Nederland voor, maar wat wél in ons land circuleert zijn de verpulverde bladeren in zakjes of capsules.
De kratom is een tot 25 meter hoge altijdgroene boom die tot een grotere familie behoort waartoe ook de koffie behoort. Deze soort komt voor in de tropische bossen van Zuidoost-Azië en dan met name Indonesië, Maleisië, Papua New Guinea, Thailand en Birma.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Mitragyna, werd in 1839 verzonnen door de Nederlandse botanist Pieter Korthals in 1839. Hij vond dat de stempels (stigma's) van de bloemen wel erg veel op een bisschopsmijter leken en dus werd het Mitragyna '(lijkend op een bisschop's) mijter'. Het tweede deel, speciosa, is Latijn en betekent 'mooi'.

Kratom werd in diens natuurlijke omgeving gebruikt als een traditioneel medicijn, want kratom bezit stofjes die, afhankelijk van de dosis, een sedatief (lijkend op morfine) of een stimulerend (lijkend op cocaïne) effect hebben[1]. Dat betekent dus dat je minder pijn voelt of dat je tegelijkertijd harder kunt werken. Dat is dan ook het enige, want de Amerikaanse voedselwaakhond FDA heeft gemeld dat er geen bewijs is dat kratom ook maar enig geneeskundig effect heeft op welk ziektebeeld dan ook[2].

Goed, geen bewijs voor een therapeutisch effect, maar waarom speuren dan steeds meer mensen het internet af om kratom te bestellen? De reden daarvan is 'recreatief drugsgebruik'.
De werkzame stoffen zijn mitragynine en 7-Hydroxymitragynine (7-HMG), alkaloïden die voornamelijk in de bladeren voorkomen. De bladnerven van de bladeren zijn óf groenwit óf rossig. De eerste variant schijnt een meer potente werking te hebben.

Natuurlijk bestaan er bijwerkingen. Lichte bijwerkingen zijn misselijkheid, overgeven en verstopping. Wat verontrustender zaken zijn ademhalingsdepressie (verminderde ademhaling), toevallen, verslaving en psychose. Verder zijn er nog meldingen van verhoogde hartslag en bloeddruk, slaapproblemen en levertoxiciteit.

Overigens zijn de eerste doden ook al gemeld in de westerse wereld als gevolg van het 'recreatieve gebruik' van kratom, maar dan voornamelijk om dat gebruikers het nodig vonden om kratom met andere middelen te mixen[3]. Dat is, zo blijkt altijd achteraf, dus geen goed idee.

[1] Kinosi et al: Following “the Roots” of Kratom (Mitragyna speciosa): The Evolution of an Enhancer from a Traditional Use to Increase Work and Productivity in Southeast Asia to a Recreational Psychoactive Drug in Western Countries in Biomedical Research International – 2015 
[2] FDA Statement: Statement from FDA Commissioner Scott Gottlieb, M.D., on the agency’s scientific evidence on the presence of opioid compounds in kratom, underscoring its potential for abuse – 06 February 2018. See here
[3] Corkery et al: Characteristics of deaths associated with kratom use in Journal of Psychopharmacology - 2019.

Kava Kava

Kava kava (Piper methysticum) is een specerij die een broertje is van de zwarte peper (Piper nigrum). De kava kava groeit op een aantal verspreide eilanden in de Stille Oceaan. De plant is een wat bossige altijdgroene plant die gewoonlijk twee meter hoog zal worden. De bladeren zijn lichtgroen en hartvormig. Hij bloeit met groene onopvallende bloemen. De bessen bevatten één zaadje.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Piper, is via het Grieks en het Persisch terug te voeren op een oeroud woord uit het Sanskriet: pippali betekende ‘lange peper’. Het tweede deel, methysticum, is afgeleid van het Oud-Grieks, waar methusko (μεθυσκω) zoiets betekende als 'bedwelmend'.

Die bedwelmende werking werd door de bewoners van Tonga, Vanuatu, Guam, Fiji en andere Polynesische eilanden aangewend om diens rustgevende effect, voornamelijk tijdens ceremonies. De actieve ingrediënten zijn de kavalactones.

De vraag is dus of wij in het westen moeten geloven wat de bewoners van een paar eilanden in de Stille Oceaan al eeuwen weten. Dat vraagt om een gedegen wetenschappelijk onderzoek en wat blijkt: een systematische beoordeling van een groot aantal onderzoeken toonde aan dat de kavalactones uit de wortels van de kava kava mogelijk effectiever waren dan een placebo om angstgevoelens gedurende korte tijd (1 tot 24 weken) te bestrijden[1].
Dat is goed nieuws zou je kunnen denken: een natuurlijk middel dat misschien net zo goed werkt als die chemische troep in de pillen die je huisarts kan voorschrijven. Ik zou je toch willen adviseren om die medicijnen van de farmaceutische industrie toch maar te gaan slikken, want die zijn zo goed getest dat er bij juist gebruik geen lichamelijke schade zal ontstaan.

De kavalactones in de kava kava kunnen dan misschien iets beter werken dan een placebo, maar dat betekent natuurlijk niet dat ze beter werken dan een regulier medicijn. Bovendien zijn er onvoorziene effecten bekend. Het gebruik kan bijvoorbeeld ernstige leverschade en zenuwstoornissen veroorzaken [2][3][4]. Er zijn zelfs mensen aan het slikken van een extract van kava kava overleden. Toegegeven: je angstgevoelens zijn dan ook weg, maar dat kan toch niet de bedoeling zijn geweest.

Als gevolg van die ernstige bijwerkingen is de verkoop van preparaten met kava kava al sinds 2002 verboden in de Europese Unie. In Nederland verbiedt Artikel 4, lid 3 van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten om kruidenpreparaten op de markt te brengen waarin - onder andere - kava kava is verwerkt.

Maar er zijn natuurlijk altijd mensen die meer geloven in de kletspraatjes van 'gezondheidssites' en die kopen hun kava kava via internet.

[1] Pittler, Ernst: Kava extract for treating anxiety in Cochrane Database of Systematic Reviews – 2003
[2] Kraft et al: Fulminantes Leberversagen nach Einnahme des pflanzlichen Antidepressivums Kava-Kava in Deutsche Medizinische Wochenschrift - 2001
[3] Pantano et al: Hepatotoxicity Induced by "the 3Ks": Kava, Kratom and Khat in International Journal of Molecular Science – 2016. See here.
[4] Smith, Leiras: The effectiveness and safety of Kava Kava for treating anxiety symptoms: A systematic review and analysis of randomized clinical trials in Complementary Therapies in Clinical Practice - 2018

Groot sterrenscherm (of Zeeuws Knoopje)

Met een bijnaam als Zeeuws knoopje mag je verwachten dat groot sterrenscherm (Astrantia major) inheems is in in ieder geval een deel van het land. Nee, luidt daarop het antwoord, want het natuurlijke verspreidingsgebied ligt in Midden- en Oost-Europa en in Azië. In Europa loopt haar verspreidingsgebied van Polen via Zuid-Duitsland en Oost-Frankrijk naar het Middellandse Zeegebied. Langs het Middellandse Zeegebied loopt het verspreidingsgebied door over de Balkan tot in de Kaukasus. In ons land is hij dus een exoot en de meeste meldingen komen inderdaad uit Zeeland. De ondergrond dient voedzaam, vochtig en kalkhoudend te zijn.
Groot sterrenscherm kan een hoogte bereiken van circa 60 centimeter. De plant heeft een kale, rechtopstaande steel met daaraan maar weinig bladeren. Aan de top vertakt de stengel en draagt de bloemschermpjes. Soms overheerst een groot bloemschermpje de anderen. De bloemschermen worden omgeven door omwindselbladeren die wit beginnen, maar aan de uiteinde naar lichtgroen neigen. De mini-bloemen zijn wit met een vleugje lichtroze. De kleine bloemen zijn wit met roze.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Astrantia, is via een Latijnse tussenvorm afkomstig uit het oud-Grieks, waar astēr (ἀστήρ) 'ster' betekent. Het tweede deel, major, is Latijn en betekent uiteraard 'groot'. Samen is dat dus 'grote ster'.

In de volksgeneeskunst worden zowel de wortels als het kruid zelf gebruikt als maagversterkend en eetlustopwekkend middel. De belangrijkste werkzame stof is een essentiële olie en deze kan inderdaad de productie van maagzuur verhogen, wat een gevoel van honger oplevert. Ook wordt gedroogde wortel toegepast als vochtafdrijvend ingrediënt in bepaalde soorten kruidenthee.

Interessant, zo zul je op dit moment denken, vreemd dat zo'n handige plant niet gewoon in het theeschap van de supermarkt ligt. Dat heeft namelijk een reden. Het blijkt altijd weer dat de natuur zich niet aan de regels van ons mensen kan houden. Allerlei omstandigheden, zoals klimaat, ondergrond en schaduw of zonlicht, kunnen zorgen voor wisselende hoeveelheden aan werkzame stoffen. Soms zit er dan te veel in (giftig) en soms zit er te weinig in (onwerkzaam). Bij groot sterrenscherm is dat probleem echt heel groot.

Onderzoek toonde aan dat groot sterrenscherm uit Servië zingiberene (47.9%), β-bisabolene (9.7%), and β-sesquiphellandrene (7.9%) bevat, terwijl groot sterrenscherm uit Polen nauwelijks sesquiterpene bevat, maar juist wel oliezuur (38.6%), nonacosane (15.4%) en linolzuur (5.1%)[1].

[1] Radulović et al: Chemotypification of Astrantia major L. (Apiaceae): essential-oil and lignan profiles of fruits in Chemical Diodiversity – 2012

Rivierkruiskruid

Je zou denken dat we met duinkruiskruid, jacobskruiskruid, klein kruiskruid en zilverkruiskruid wel genoeg soorten kruiskruidigen in onze natuur hebben. Maar nee, Moeder Natuur heeft er persoonlijk voor gezorgd dat rivierkruiskruid (Senecio fluviatilis) in ons land is opgedoken. Het verspreidingsgebied van deze soort loopt van West-Europa tot Siberië, wat dus een behoorlijk groot areaal is. In Nederland is de soort regionaal zeer zeldzaam, maar is vrij algemeen in het westelijke rivierengebied: Zuid-Holland, Utrecht, langs de Ijssel en het Ijsselmeer en in de Betuwe. In Zuid-Limburg wordt de soort langs de Geul aangetroffen. Het lijkt me niet onzinnig om te denken dat de zaadjes zich met het vliedende water van diverse riveren hebben mee laten voeren.
Rivierkruiskruid is een 90 tot 150 centimeter hoge, overblijvende, kruidachtige plant uit de composietenfamilie (Asteraceae). De rechtopgaande stengel groeit vanuit een wortelstok met lange uitlopers en is alleen boven het midden vertakt. De plant groeit met elliptische tot eironde en lancetvormige, getande bladeren. Rivierkruiskruid bloeit in augustus en september met gele bloemen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Senecio, is afgeleid van het Latijnse woord senex, dat 'oud' betekent en wordt hier gebruikt met de betekenis van 'grijsaard' als gevolg van het al snel zichtbaar wordende grijze vruchtpluis. Het tweede deel, fluviatilis, is ook al afkomstig uit het Latijn: fluvius betekent 'rivier' of 'stroom'. Sommigen denken dat het Waddeneiland Vlieland zijn aan dit Romeinse woord te danken heeft, al is het vreemd dat de Vliestroom, het water tussen Vlieland en Terschelling, dan vertaald kan worden als 'stroomstroom'.

Ook dit familielid van de kruiskruiden is weer giftig als gevolg van pyrrolizidine-alkaloïden. Dat zijn toxines die de plant aanmaakt ter verdediging tegen vraatzucht van knaagdieren. Nu zijn wij natuurlijk geen knaagdieren, maar het effect van pyrrolizidine-alkaloïden op het menselijk lichaam is nagenoeg hetzelfde. Ben je zo onfortuinlijk om rivierkruiskruidbladeren op te eten dan kun je, afhankelijk van de hoeveelheid, rekenen op leverschade en leverkanker.

Ha, zo hoor ik je denken, ik zal toch niet zo dwaas zijn om van zo'n plant te gaan snoepen? Nee, je zult het misschien niet bewust gaan doen, maar de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit ontdekt zo af en toe gezonde salademengels of kruidenthee waarin per ongeluk bladeren van een kruiskruid terecht zijn gekomen. Knabbel je heerlijk gezond aan je salade of drink je heerlijke Ayurvedische kruidenthee en dan wordt je de volgende dag wakker aan het dialyse-apparaat.

Gele helmbloem

De gele helmbloem (Corydalis lutea) is een lage, behoorlijk vertakte overblijvende plant die oorspronkelijk inheems is in het zuidelijk deel van de Alpen. Dat betekent dat hij hier is ingevoerd en dat is al in het midden van de 19de eeuw gebeurd. De gele helmbloem is in Nederland bekend als een verwilderde bewoner van muren, zoals stadswallen, kasteelmuren, kademuren, kerkhofmuren en stalmuren. Omdat hij voornamelijk ten zuiden van de grote rivieren voorkomt en zich toch nabij rivieren placht op te houden, is het aannemelijk dat zaden of stekjes met aarde is meegevoerd.
De gele helmbloem bereikt uiteindelijk een hoogte van zo'n 40 centimeter en bloeit met talrijke bloemtrossen die bestaan uit goudgele bloemen die iets van een helm (of een ridderspoor) weghebben.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Corydalis, is afkomstig uit het Grieks. De Italiaanse arts, dichter en plantkundige Castore Durante (1529-1590) meende dat de bloem wat van de kop van een kuifleeuwerik leek en vond het handig om deze familie dus maar κορυδάλλις (kopudallis) ofwel '(lijkend op een) kuifleeuwerik' te gaan noemen. Het tweede deel, lutea, is Latijns voor '(ei)geel' en beschrijft de kleur van de bloemen.

In de paardenwereld is het algemeen bekend dat gele helmbloem giftig is voor paarden. Het veroorzaakt bij die dieren zweren in de bek, ontsteking van het tandvlees (gingivitis), koliek en een plotselinge dood als er voldoende van gegeten is.

Die problemen zijn het gevolg van de aanwezigheid van een alkaloïde met de naam bulbocapnine. Die bulbocapnine remt de werking van het enzym acetylcholinesterase[1] en remt bovendien de biosynthese van de neurotransmitter dopamine via remming van het enzym tyrosine hydroxylase[2][3]. De gele helmbloem heeft nog een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de psychiatrie opgeleverd doordat ene Robert Heath experimenten uitvoerde op gevangenen in de Staatsgevangenis van Louisiana: hij testte of die bulbocapnine stupor (een hersentoestand met bewegingloosheid) kon veroorzaken. Uiteraard werd niet vooraf toestemming aan de arme drommels gevraagd. Die experimenten vonden plaats in het kader van het uiterst geheime Project MKULTRA, beter bekend als CIA's mind control program.

In de soms wat zweverige wereld van de fytotherapie wordt gele helmbloem wel ingezet tegen klachten als milde depressie, milde geestesstoornissen, emotionele verstoringen, ernstige zenuwbeschadigingen en trillingen in de ledematen. Het wordt ook toegepast als een milde verdoving, als kalmerend middel, als hallucinerend middel en als middel om de bloeddruk te verlagen. Het zal niemand verbazen dat er geen enkel wetenschappelijk onderzoek bestaat dat bewijst (of zelfs maar aanwijzingen oplevert) dat gele helmbloem tegen deze kwalen werkzaam is.

[1] Adsersen et al: Acetylcholinesterase and butyrylcholinesterase inhibitory compounds from Corydalis cava Schweigg. & Kort. in Journal of Ethnopharmacology – 2007
[2] Zhang et al: Inhibition of tyrosine hydroxylase by bulbocapnine in Planta Medica – 1997
[3] Shin et al: Inhibitory effects of bulbocapnine on dopamine biosynthesis in PC12 cells in Neuroscience Letters – 1998

Lychee

De lychee (Litchi chinensis) is een tropische vrucht van bomen die behoren tot de zeepboomachtigen (Sapidaceae). De lychee heeft een felroze tot karmijnrode schil en die heeft een harde, geschubde structuur. Het heerlijk sappige vruchtvlees is roomwit van kleur en ligt gedrapeerd om een grote bruine pit. De smaak van de lychee is karakteristiek, zoet met een ietwat bloemige geur. Deze vrucht zit boordevol vitamine C en is dus zeer gezond.
De lycheeboom groeit tot een meter of dertig hoog en was ooit inheems in een tweetal zuidelijke provincies van China. Doordat het fruit snel populair is geworden bij de consument is de commercie er mee aan de haal gegaan. Daardoor worden lychees nu in vele delen van de wereld geteeld.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Litchi, is afkomstig uit het Kantonees, waar lai zi (荔枝) al sinds 1588 het woord voor de vrucht was. Het tweede deel, chinensis, betekent uiteraard '(uit) China' in het Latijn.

De lychee smaakt dus heerlijk en is bovendien zeer gezond vanwege diens hoge gehalte aan vitamine C. Hoe komt het dan dat hij in deze collectie van gevaarlijke planten is opgenomen? Voor het antwoord gaan we naar India, waar ieder jaar sinds de jaren 90 van de vorige eeuw, zo rond de maand mei jonge kinderen 's ochtends gillend van pijn wakker worden. Kinderen, die de avond ervoor kerngezond naar bed waren gegaan, werden met spoed naar het ziekenhuis overgebracht, kregen daar toevallen en belandden vaak in een coma. In meer dan 40 procent van de gevallen verliep het ziektebeeld dodelijk.

Een vergelijkbaar ziektebeeld komt voor in Vietnam, waar het de naam 'Ac Mong encephalitis' kreeg naar het Vietnamese woord voor nachtmerrie[1]. Ook op Jamaica werden kinderen het slachtoffer van de 'Jamaican vomiting sickness', dat ook al onverklaarbare zwellingen van de hersenen, toevallen, coma en de dood tot gevolg had[2].

Hadden deze drie soortgelijke ziektebeelden misschien ook een soortgelijke oorzaak, zo vroegen deskundigen zich af. Jawel, het bleek dat lychees en (in Jamaica) ackees verantwoordelijk waren voor de zieke kinderen. Kinderen, die op de lege maag, onrijpe lychees aten kregen teveel hypoglycine A en hypoglycine B binnen. Dat zijn aminozuren die zorgen voor zeer lage niveaus aan bloedsuiker (glucose) in het lichaam en hoe lager dat niveau, hoe hoger het sterftecijfer. De wetenschap heeft er de naam 'hypoglycemic encephalopathy' aangegeven[3]. Er is vooralsnog geen medicijn of behandeling beschikbaar.

Aan ouders wordt het advies gegeven om hun kinderen niet met een lege maag naar school te laten gaan. Dat was natuurlijk sowieso al een goed idee.

[1] Paireaux et al: Litchi-associated acute encephalitis in children, Northern Vietnam, 2004-2009 in Ermerging Infectious Diseases - 2012
[2] Isenberg et al: Quantification of metabolites for assessing human exposure to soapberry toxins hypoglycin A and methylenecyclopropylglycine in Chemical Research in Toxicology - 2015
[3] Shrivastava et al: Outbreaks of unexplained neurologic illness - Muzaffarpur, India, 2013-2014 in Morbidity and Mortality Weekly Report - 2015

'Er zijn hier geen dodelijke kruiden'

[Bron NRC]

De aanleiding
Chef-kok Jonathan Karpathios van restaurant Vork en Mes in Hoofddorp zei op 19 april 2013 in de Volkskrant dat er in Nederland geen kruiden zijn waaraan je dood kunt gaan.

De uitspraak kwam als volgt tot stand. „Dadelijk pluk ik iets verkeerds en word ik doodziek”, stelde de interviewer. Daarop zei Karpathios: „Dat valt wel mee. In Nederland hebben we geen kruiden waar je aan doodgaat. Ik ben ze nog nooit tegengekomen. We worden geregeerd door angst tegenwoordig. Mensen zijn steeds banger, daardoor durven ze geen nieuwe dingen uit te proberen. Dat wordt erg overdreven. Ik ben nog nooit ergens ziek van geworden. En mijn gasten ook niet.”

nrc.next-lezer Liesbeth Spreeuwenberg vroeg ons de stelling te controleren. We checken of er in Nederland geen kruiden zijn waaraan je dood kunt gaan.
Definiëring
Karpathios heeft het specifiek over kruiden. Een kruid is een plant met een ‘niet-houtachtige stengel’, en wordt gebruikt om een speciale smaak of geur aan iets te geven, zo staat in de Van Dale. Het gaat in deze next.checkt om kruiden die in in Nederland groeien, en niet om geïmporteerde kruiden. Karpathios doet zijn uitspraak namelijk in die context. Paddestoelen en andere schimmels vallen niet onder het rijk der planten, en laten we daarom buiten beschouwing. En, klopt het?

De uitspraak van Karpathios is onjuist: in Nederland komen wel dodelijk giftige kruiden voor. Dit zeggen vier deskundigen: Martin van den Berg (hoogleraar toxicologie aan de Universiteit Utrecht), Fred de Vries (auteur van het boek Gevaarlijke Planten), Roel Lemmens (universitair docent biosystematiek aan de Wageningen Universiteit) en Rob Verpoorte (emeritus hoogleraar farmacognosie en plantencelbiotechnologie aan de Rijksuniversiteit Leiden).

Als je geen plantendeskundige bent, is het plukken van wilde kruiden of bladeren een onverantwoorde onderneming, zegt Van den Berg. „Wel is het zo dat de dosis het gif maakt: het maakt nogal uit of je veel of weinig van de kruiden voor de maaltijd gebruikt, of er thee van maakt.” Dit sluit aan bij de vaak aangehaalde uitspraak van de Duits-Zwitserse arts en theoloog Paracelsus (1493-1541): ‘Alle Ding’ sind Gift, und nichts ohn’ Gift; allein die Dosis macht dass ein Ding kein Gift ist’ (alle dingen zijn gif en niets is zonder gif; alleen de dosis zorgt ervoor dat iets niet giftig is).
Hoeveel giftige kruiden er precies groeien in Nederland, is niet bekend. Maar op basis van de reacties van de experts is het zeker dat het minimaal om een tiental kruiden gaat.

In het boek Gevaarlijke Planten (2010) staan honderd verschillende giftige planten beschreven, die op een paar na allemaal in Nederland groeien. De auteur van het boek, Fred de Vries, vertelt next.checkt welke planten uit het boek giftige kruiden zijn, met een mogelijke toepassing voor eten of drinken.

Een overzicht, gebaseerd op het boek:
Kalmoes: een rietachtige oeverplant, kan de darm aantasten door aanwezigheid van het kankerverwekkende bèta-asarone.
Gagel: een struik, werd vroeger als voorloper van hop in bier gebruikt. De bladeren zijn giftig, ze zijn vruchtafdrijvend (veroorzaken abortus).
Boerenwormkruid: werd gebruikt om pudding en gebakken eieren mee te kruiden. De giftigheid van deze plant is onder andere het gevolg van de aanwezigheid van de stof thujon, die hersen- en levercellen aantast. Daarom wordt het kruid ook als wormafdrijvend middel toegepast.
Bijvoet: bevat ook de stof thujon. Andere giftige stof is onder meer cineool.
Alsem: geeft de alcoholische drank absint zijn kenmerkende bittere smaak, bevat ook thujon. De drank was sinds 1909 in Nederland verboden, maar is inmiddels weer verkrijgbaar.
Mierik: bij grotere hoeveelheden ga je overmatig zweten, en je krijgt last van desoriëntatie en irritatie aan de maagwand en de ingewanden. Ook verlies je spierkracht en er kan bloederige diarree ontstaan.


Andere voorbeelden van dodelijke kruiden die in Nederland groeien: de gevlekte scheerling, de waterscheerling, het vingerhoedskruid, valkruid en oleander. Het verschil met het overzicht hierboven is dat deze vijf van oudsher niet in eten en drinken worden gebruikt. De gevlekte scheerling werd in het oude Griekenland onder andere gebruikt om doodvonnissen uit te voeren. In het algemeen kunnen alle delen van de plant giftig zijn, variërend van de wortels en bladeren tot de zaden, zegt Van den Berg. „Veelal zijn de vruchten het minst giftig, de pit is doorgaans juist erg giftig.”

Conclusie
Kok Jonathan Karpathios stelt dat er in Nederland geen kruiden groeien waaraan je dood kunt gaan. Het tegendeel blijkt waar. Er is een tiental (dodelijk) giftige kruiden dat in Nederland groeit. Of je wel of niet aan een kruid overlijdt, hangt af van de hoeveelheid die je tot je neemt: de dosis maakt het vergif. next.checkt beoordeelt de stelling van Karpathios als onwaar.

Bezemkruiskruid

Het bezemkruiskruid (Senecio inaequidens) staat in zijn thuislanden bekend als de South African ragwort en dat moet betekenen dat hij Afrikaanse wortels moet hebben. Dat klopt, want deze soort is inheems in de zogenaamde Afrotropische ecozone, een moeilijk woord voor delen van zuidelijk Afrika waar het qua temperatuur goed toeven is, zoals Lesotho, Zuid-Afrika en Swaziland. Hij bewoont voornamelijk plekjes tussen de 1400 en 2850 meter hoogte, waar het 's nachts toch ook in de zomer behoorlijk kan vriezen.
Bezemkruiskruid is een overblijvende, struikachtige plant van ongeveer 60 centimeter hoog. De plant bestaat uit een veelvertakte steel, ietwat houtig aan de basis met vaak slanke bladeren die van één tot zeven centimeter lang zijn. De bloemen hebben een doorsnede van zo'n 2,5 centimeter en zijn citroengeel van kleur.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Senecio, is afkomstig van het Latijnse woord Senex dat ‘oude man’ of ‘grijsaard’ betekende. In Duitsland heet het geslacht Greiskraut ofwel ‘Grijskruid’. Net als de paardenbloem gebruiken kruiskruiden talloze pluisjes om de zaadjes te verspreiden. Die grijzige pluisjes geven de plant het uiterlijk van een grijsharige oude man. Het tweede deel, inaequidens, is afgeleid van het Latijnse woord inaequaliter, wat 'ongelijk' betekent en de variatie in bladlengte en en bladvorm beschrijft.

In Europa is bezemkruiskruid al tijden lang aanwezig. De plant is onbedoeld meegevoerd met woltransporten uit zuidelijk Afrika en diens voorkomen hangt perfect samen met een vijftal Europese centra voor het verwerken van wol. De eerste waarneming in 1895 was nabij een Duitse wolfabriek in Hannover-Döhren en ietwat later bij de zeehaven van Bremen volgde de tweede. De eerste beschrijving van bezemkruiskruid in Nederland stamt uit 1939 in Tilburg in de nabijheid van een wolfabriek die daar tot 1953 in productie is geweest. Vanaf 1942 werd er af en toe een exemplaar gevonden aan de oevers van de Maas, maar in de jaren daarna steeg het aantal de waarnemingen dramatisch.

In Nederland is hij intussen over het hele land verspreid. Ook rondom de Waddenzee duikt hij af en toe al op en dat betekent dat hij zijn meest noordelijke verspreiding in ons land wel heeft bereikt. Diverse waarnemingen komen uit Harlingen, Texel, Vlieland, Terschelling en Ameland.

We hebben al eerder wat familieleden van het bezemkruiskruid besproken, zoals duinkruiskruid, jacobskruiskruid, klein kruiskruid, glanzend kruiskuid en zilverkruiskruid. Ook deze variant is giftig als gevolg van de aanwezigheid van een pyrrolizidine alkaloïde. Dit is een toxine, die de lever van mens en dier aantast en mede daardoor kankerverwekkend is. Afblijven dus is het devies.

Poppenogen

Van de poppenogen (Actaea pachypoda) hebben we al eens eerder een giftig familielid besproken, het christoffelkruid (Actaea spicata) en het zal dus niet verbazen dat ook in poppenogen wat giftige bestanddelen verstopt zitten. Poppenogen zijn inheems in oostelijke delen van Noord-Amerika, waar de soort zich ophoudt in bossen. Hij houdt het liefst van kleiige tot leemachtige ondergronden.
[Foto: Susan Elliott]
Poppenogen is een kruidachtige vaste plant, die opgroeit tot een hoogte van circa 50 centimeter. De getande bladeren zijn soms tot 40 centimeter lang en 30 centimeter breed. In het voorjaar bloeit poppenogen met witte bloemen in een dichte tros. Het meest opvallende kenmerk van poppenogen is echter diens witte bes, waarvan de grootte, vorm en het zwarte stigma (of litteken) perfect overeenkomen met poppenogen. Vandaar ook de Engelse benaming doll's eyes.Officieel heet de struik daar overigens white baneberry. Het oude Engelse woord bane kan vrij vertaald worden als 'dood en verderf'. Er bestaat overigens ook een red baneberry (Actaea rubra).

Tsja, en dan ontstaat er een probleem. Veel tuincentra noemen poppenogen gemakshalve maar christoffelkruid, het al genoemde broertje van deze soort. Dat is echter een heel andere plant en in ons land is de benaming 'poppenogen' dus nog niet ingeburgerd. Dat heb je soms met exoten.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Actaea, komt uit Griekenland waar het ooit de naam was voor de vlierbes en waar het christoffelkruid nogal op lijkt. In de Griekse mythologie was Actaeon een jager, die het geluk had om de godin Artemis naakt te zien baden in het bos. Zijn pech was weer dat ze hem ook zag en hij werd voor straf in een hengst veranderd. Actaeon betekent ook ‘kust’ in het Grieks en daarmee wordt tegelijkertijd de vindplaats van enkele soorten van dit geslacht in Griekenland beschreven. Het tweede deel, pachypoda, is een combinatiewoord uit het Grieks: pachys is 'dik' of 'gezwollen' en podion is 'voet' en het verklaart de dikke purperen steel van het fruit.

Poppenogen wordt – jawel, het is écht enkelvoud – overal op internet aangeprezen vanwege zijn aantrekkelijke bessen. Hij zou het uitstekend doen als tuinplant op een wat schaduwrijke plaats. Toch is het een bijzonder slecht idee om aan die suggestie gevolg te geven. Hoewel van de hele plant wordt gedacht dat hij giftig is voor mensen, zijn het die zo aantrekkelijke doch bittere bessen die dodelijk giftig zijn. De bessen bevatten namelijk gifstoffen die op het hart inwerken. Ze hebben een onmiddellijk verdovend effect op het weefsel van de hartspier. Opeten van een bes kan dus leiden tot een hartaanval met een fatale afloop.

Zou jij je kinderen durven blootstellen die 'grappig uitziende' besjes, die tegelijkertijd een roedel wolven in schaapskleren blijken te zijn?

Dat Indianen ooit een thee brouwden van de wortel van poppenogen om de pijn tijdens de bevalling en menstruatiepijn te verlichten is vervolgens nauwelijks meer een geruststellend punt te noemen.

Zandambrosia

De zandambrosia (Ambrosia psilostachya) is een rechtopstaande, overblijvende plant die groeit als een slanke, vertakkende, strokleurige stengel tot een maximale hoogte van maximaal twee meter, al zal de plant vaker maar tot één meter reiken. De bladeren zijn tot 12 centimeter lang en vertonen wat verschillen in vorm: van lancetvormige bijna ovaal. Zowel de stengel als de bladeren zijn behaard. De bovenzijde van de stengel verwordt tot een fletsgele tot geelgroene piekvormige aar. De bloeiperiode is van juni tot en met november.
De zandambrosia is inheems in grote delen van Noord-Amerika (United States, Canada en noordelijk Mexico). Als de plantensoort zich nu een beetje gedragen had, was hij hier in ons land niet zo'n groot probleem aan het worden. De zandambrosia is min of meer per ongeluk meegevoerd met vogelzaad. Hoewel hij meer houdt van wat aangenamere klimaten ziet de zandambrosia toch kans om zich steeds noordelijker in Europa te vestigen.

In zijn thuislanden kun je hem op allerlei ondergronden aantreffen, maar hier lijkt hij zijn Nederlandse naam eer aan te doen, want hij wordt al enkele jaren voornamelijk aangetroffen in de Noord-Hollandse duingebieden. Nu hij zich hier eenmaal heeft gevestigd reproduceert hij zich via zaad en via zijn indrukwekkende ondergrondse wortelstelsel.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Ambrosia, herinnert aan de Griekse godenspijs ambrosia. Het Griekse woord ambrosios is een combinatiewoord van a (‘niet’) en mbrotos (‘sterfelijk’). Dat laatste is weer gerelateerd aan mortos dat in het Nederlands nog herkenbaar is in het woord ‘moord’. Samengevoegd betekent het ‘onsterfelijk’. Wat het verband is tussen die onsterfelijkheid en de plant, blijft raadselachtig. De planten zijn zeker niet onsterfelijk omdat veel soorten eenjarig zijn. Het tweede deel, psilostachya, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waarbij psīlós (ψῑλός) 'naakt' of 'kaal' betekent en stákhūs (στᾰ́χῡς) 'aar'.

Zoals vrijwel alle ambrosia's staat ook de zandambrosia bekend om zijn allergieveroorzakend stuifmeel. De pollen die tijdens de bloei vrijkomen zijn zeer sterk allergeen. Dat betekent dat ze snel hooikoortsklachten veroorzaken. Daarbij bloeit de plant laat in het seizoen: pas vanaf eind augustus tot en met oktober, waardoor het huidige hooikoortsseizoen met wel twee maanden verlengd kan worden.

De Indianen trokken ooit een bittere thee van deze plant omdat ze meenden dat hij koortswerend was. Ondertussen heeft wetenschappelijk onderzoek aangetoond dat dit gebruik werkelijk dat beoogde effect heeft. Bovendien lijkt het brouwsel zo bitter te zijn dat ook worminfecties als sneeuw voor de zon verdwijnen[1]. Dat laatste bewijst overigens ook direct de giftigheid van de zandambrosia.

[1] Sülsen et al: Antiproliferative Effect and Ultrastructural Alterations Induced by Psilostachyin on Trypanosoma cruzi in Molecules – 2010

Gele hoornpapaver

De gele hoornpapaver (Glaucium flavum) is een kustbewoner, die in ons land inheems is, maar de soort leeft hier niet echt van harte. Het is dus een zeldzaamheid dat u een exemplaar in Nederland zult aantreffen. Zijn domein strekt zich uit vanaf de kusten van de Middellandse Zee tot die van Noordwest Europa. Tot aan de Engelse zuidkust is de gele hoornpapaver vrij algemeen, maar noordelijker verwordt hij bijna tot een dwaalgast. Men vermoedt dat de zaden via de zeestroming worden meegevoerd en dat de plant vervolgens opslaat op het vloedmerk aan de duinvoet.

De gele hoornpapaver dankt zijn naam aan de peulvormige zaden, een kromme hauw die ook bij peulvruchten in gebruik is. Deze decimeterslange hauw eindigt in een haakvormige top. Dit lid van de papaverfamilie is een zomerbloeier met grijsgroenige bladeren en bloeit met gele bloemen.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Glaucium, is afkomstig van het Griekse woord γλαυκος ofwel glaukos, dat 'zeegroen' betekent en de kleur van de bladeren beschrijft. Het tweede deel, flavum, is ook al een kleur. Het is het Latijnse equivalent van het Griekse ξανθος ofwel xanthos dat 'geel' betekent en dus de kleur van de bloemen aanduidt.

Zoals ik al zei is de gele hoornpapaver zeer zeldzaam in onze contreien en hoe noordelijker we gaan kijken, hoe zeldzamer de soort wordt. Vanuit het Waddengebied zijn de laatste paar jaar enkele waarnemingen gemeld: op Texel, op Terschelling, bij Harlingen en op Schiermonnikoog kun je stil van zijn schoonheid genieten, terwijl de zeewind heerlijk de zorgen uit je verstofte hoofd waait.

Dat de gele hoornpapaver tot de gevreesde papaverfamilie behoort betekent direct ook dat de soort in het bezit is van een potente alkaloïde met de naam glaucine. Aan dit stofje is wat wetenschappelijk onderzoek gewijd en men heeft ontdekt dat het de bronchiën in je longen kan verwijden. Bovendien heeft het een ontstekingsremmend effect. De gecombineerde effecten hebben er toe geleid dat men het in enkele landen in hoestdrankjes heeft opgenomen. Gemakshalve is men vervolgens maar vergeten dat glaucine enkele minder leuke bijwerkingen heeft, zoals een verdovend effect, een gevoel van vermoeidheid en lamlendigheid, maar het gebruik leidt ook tot hallucinaties. Het zal de lezer niet verbazen dat sommige ietwat avontuurlijk ingestelde mensen geprobeerd hebben of je het ook voor die laatste werking recreatief kunt toepassen.

Overigens heeft de gele hoornpapaver een exotisch broertje, de rode hoornpapaver (Glaucium corniculatum) en die heeft – niet zo verwonderlijk – rode bloemen. Deze soort wordt hier als zwerver gezien en wordt heel af en toe aangetroffen.

Duivelsklauw

Veel mensen geloven in positieve effecten van de middeltjes die fabrikanten als A. Vogel op de markt brengen. Atrosan is er zo eentje. De tabletten zouden werkzaam moeten zijn bij milde gewrichtspijn. Het bedrijf claimt dat er een hoge concentratie (wel 480 mg) Harpagophytum in ieder tablet zit opgesloten. Gelukkig kunnen de tabletten 'gerust langdurig worden gebruikt' en zelfs 'naast de reguliere geneesmiddelen'. Veelal zijn die twee opmerkingen al een aanwijzing voor de onwerkzaamheid van die middelen.

De duivelsklauw (Harpagophytum procumbens) is een plantje dat groeit in de Afrikaanse Kalahari-woestijn die delen van Namibië, Botswana en Zuid-Afrika omvat. Het is een ver familielid van sesam. De plant heeft bladeren die aan de onderzijde wit en harig zijn. Hij bloeit met mooie rode tot paarsige trompetvormige bloemen. De naam duivelsklauw is eenvoudig te verklaren omdat het de aparte haakachtige vorm van het fruit vernoemt.
[Foto: flipper.diff.org]
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Harpagophytum, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waarbij harpagos zoiets als 'haak' of 'hark' betekent (het is de oorsprong van 'harpoen') en phyton 'plant'. Samen is dat dus 'een plant (met) een haak'. Het tweede deel, procumbens, is van Latijnse herkomst: procumbere betekent 'plat op de grond liggen'. We herkennen daarin nog het woord 'prostatie', het (aan)bidden terwijl je op de grond ligt.

Zoals zoveel planten zitten er in de duivelsklauw een aantal alkaloïden die door de natuur ontworpen zijn om de plant te ongeschikter te maken voor vraatzucht van knaagdieren. In de duivelsklauw zit harpagoside, waarvan de hoeveelheid kan schommelen van 1.0 tot 3.3 procent.

Nu heeft 'Dokter' Vogel, zoals hij zich decennialang onterecht noemde, een hele geschiedenis verzonnen om aan te tonen dat leden van de Ovambo-stam zoveel kennis van de natuur hadden dat ze wisten dat de duivelsklauw een veelzijdige toepassing had bij onder meer reuma, jicht en artritis. Niet Alfred Vogel, maar Duitse kolonisten uit voormalig Deutsch Südwestafrika, het huidige Namibië, brachten al een eeuw eerder de eerste wortels van de duivelsklauw naar West-Europa omdat men geloofde dat de wortels een lichte pijnstillende werking zou hebben.
Ondertussen zijn er wat wetenschappelijke artikelen verschenen die weten te melden dat de duivelsklauw mogelijk een bescheiden effect heeft bij lage rugpijn of artritis, maar die onderzoeken bleken vaak te klein of van te slechte kwaliteit te zijn[1]. Vermoedelijk zijn ze betaald door de producenten. Wat in die positieve onderzoeken voortdurend vergeten wordt te vermelden zijn de bijwerkingen, want uit literatuuronderzoek bleek dat van de 28 klinische onderzoeken er 20 negatieve effecten meldden, voornamelijk maag- en darmklachten, maagzweren en maagbloedingen[2]. Neem daarom bij klachten van 'milde gewrichtspijn' maar gewoon een paracetamol. Dat werkt veel beter en zonder de nadelen.

[1] Oltean et al: Herbal medicine for low-back pain in Cochrane Database of Systematic Reviews - 2014
[2] Vlachojannis et al: Systematic review on the safety of Harpagophytum preparations for osteoarthritic and low back pain in Phytotherapy Research - 2008

Grote doornappel

Ooit groeide de grote doornappel (Datura ferox) vermoedelijk alleen in zuidoost-China. Deze versie is een broertje van onze 'inheemse' doornappel (Datura stramonium), maar onderscheidt zich doordat de plant een stuk groter is. De grote doornappel is een plant die tot een meter hoog kan opgroeien. Zijn dikke stengel kan ietwat roodpaars van kleur zijn. Het meest opvallende aan deze soort zijn de grote en onregelmatig gevormde bladeren die bedekt zijn met zacht donsachtige haartjes. De geel-witte bloemen zijn, zoals alle soorten binnen de Datura's en de gerelateerde Brugmansia's trompetvormig.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Datura, is terug te voeren op het Sanskriet, een oude Indiase taal, waar het woord dhattura werd gebruikt voor een direct familielid van de doornappel, de engelentrompet (Datura metel). De oorsprong van het tweede deel van de naam, ferox, is afgeleid van het Latijn en betekent 'woest'. We herkennen het woord zelfs nog in het hedendaagse Engelse woord ferocious ('woest' of 'wild'). In de Engelse taal wordt de grote doornappel ook wel fierce thornapple ('woeste doornappel') genoemd en de reden daarvoor zijn de enorme stekels op het rijpe fruit.
[Foto: Nova]

Alle delen van de grote doornappel zijn dodelijk giftig als gevolg van levensgevaarlijke waarden aan tropane alkaloïden, voornamelijk hyoscyamine en scopolamine (ook bekend als hyoscine). Er bestaan enkele verschillen voor wat betreft de aanwezigheid van de giftige stoffen in de doornappel en de grote doornappel: in de doornappel zit meer hyoscyamine dan scopolamine, terwijl het bij de grote doornappel net andersom is.

Het ligt in de natuur van de mens om dodelijk giftige planten in te zetten als medicijn tegen verschillende ziektebeelden. Dat is ook bij de grote doornappel het geval geweest. Chinese kruidenmedicijnen met daarin delen van de grote doornappel zijn eeuwenlang met weinig succes ingenomen om zaken als astma, chronische bronchitis, pijn en zelfs griepsymptomen te behandelen.

De (gewone) doornappel stamt oorspronkelijk uit de Nieuwe Wereld: van Mexico tot Zuidoost-Canada, terwijl de Grote doornappel uit China stamt. Het is ook een bewijs dat beide continenten ooit met elkaar in verbinding moeten hebben gestaan. Beide soorten zijn behoorlijk reislustig en worden in veel landen inmiddels gezien als een lastig te bestrijden onkruid. In enkele landen is de handel in de grote doornappel al aan banden gelegd. In ons land is deze gevaarlijke soort nog een zeldzame verschijning, maar dat maakt hem misschien wel nog gevaarlijker.