Pagina's

Bilzekruid

Het (zwart) bilzekruid (Hyoscyamus niger) is een van de gifstigste planten in onze vaderlandse flora. Hij is lid van de grote nachtschadefamilie (Solanaceae) en daarvan is bekend dat de meeste familieleden bol staan van de giftige en hallucinerende alkaloïden. Het bilzekruid is een bedwelmend riekende zomerbloeier. Zijn geur is de reden dat de Engelsen hem de ‘stinkende nachtschade’ hebben genoemd.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Hyoscyamus, is een combinatiewoord uit het Grieks: huos is ‘zwijn’ of ‘varken’ en kuamos is ‘boon’. Samen is dat dus ‘varkensboon’, naar het idee dat varkens de boontje zouden eten. Het tweede deel, niger, is uiteraard ‘zwart’. De oorsprong van het Nederlandse woord ‘bilzekruid’ is duister. Men vermoedt bilzekruid dat het al zo’n oud woord is dat het af zou kunnen stammen van de Keltische god Belenos, de zonnegod en in het bijzonder de genezende kracht van de (warmte van de) zon.

De hele plant is zeer giftig, vooral de wortel. Die giftigheid is het gevolg van de aanwezigheid van een aantal tropane alkaloïden waaronder scopolamine (hyocine), hyoscyamine en atropine. De effecten van inname van het bilzekruid zijn waanvoorstellingen, verwijde pupillen, rusteloosheid en een rode vlekkerige huid. Gemeld worden bovendien ook hartritmestoornissen, stuiptrekkingen, hevige krampen, gezwollen buik, overgeven, verhoogde bloeddruk, oververhitting, ataxie (een aandoening waarbij iemand de controle over al zijn spieren verliest) en coma. De dood als eindstation van deze vergiftiging is zeer zeker niet uit te sluiten.

Het bilzekruid werd vroeger veelvuldig gebruikt vanwege zijn hallucinerende en narcotiserende werking. De psycho-actieve eigenschappen zijn onder andere visuele hallucinaties en een gevoel van vliegen. Dat is dan ook de historische bron voor de legende dat heksen konden vliegen op hun bezemsteel: niemand heeft ze ooit daadwerkelijk zien vliegen, maar de heks (lees: kruidenvrouwtje) had zelf het gevoel gehad dat ze gevlogen had en toen ze dit aan haar omgeving vertelde vond die haar natuurlijk behoorlijk vreemd. In die tijd moest alles wat ‘vreemd’ was met wortel en tak worden uitgeroeid volgens de kerkvaders.

Toch worden ook tegenwoordig nog wel toepassingen gevonden voor de werkzame stoffen van bilzekruid. Het wordt gebruikt als middel tegen spasmen in de urineblaas of als middel tegen prikkelbare darm syndroom (PDS). Natuurlijk worden hiervoor zorgvuldig uit de plant gedestilleerde stofjes gebruikt, want zou je zelf met die plant gaan prutsen, dan zou je misschien ook willen vliegen.

In een grijs verleden werd bilzekruid gebruikt als deel van een kruidenmensel dat aan sommige bieren werd toegevoegd als smaakmaker en om de houdbaarheid te verlengen. Dat kruidenmengsel, gruit genoemd, is later vervangen door het minder giftige hop.

Zomeralsem

De zomeralsem (Artemisia annua) wordt in Nederland gezien als een incidentele bezoeker. Zijn geboortegrond ligt in de gematigde zones van Azië. Het is een broertje van de al eerder beschreven alsem waar men in het verleden de zo beroemde groengekleurde alcoholische drank absint van maakte. Toch verdient de zomeralsem een plaats in deze serie over gevaarlijke planten, maar daarover later.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Artemisia, heeft zijn naam te danken aan de Griekse godin Artemis, de godin van de jacht en beschermer van het bos en kinderen. Graven we dieper dan geloven taalwetenschappers dat de oervorm van de naam Artemis òf als artemes (veilig) òf als artamos (een slager) kon worden geschreven. Dat weerspiegelt ook al de werking van een geneeskrachtig kruid: precies goed is veilig, terwijl teveel dodelijk kan zijn. Het tweede deel, annua, betekent ‘(een)jarig’.

Ooit werd de zomeralsem door Chinese artsen gebruikt als middel tegen koorts, maar dat gebruik was in onbruik geraakt tot het in 1970 werd herontdekt door de moderne wetenschap. Het bleek namelijk dat een werkzame stof in de zomeralsem, de artemisinine, gebruikt kon worden als geneesmiddel tegen malaria. Van malaria (mala is ‘slecht’ en aria is ‘lucht’) werd in Italië ooit gedacht dat het wel te maken moest hebben met de slechte luchtkwaliteit omdat de nabij Rome liggende moerassen nogal riekten. Ondertussen weten we dat malaria een ziekte is waarbij mensen worden geïnfecteerd met eencellige parasieten, die worden overgebracht door malariamuggen.

Malaria is geen leuke ziekte en kenmerkt zich door hevige en grillige koortsaanvallen, die gepaard gaan met koude rillingen, misselijkheid, braken, diarree, hoofdpijn en spierpijn. Gelukkig zijn er voor de behandeling van malaria een aantal geneesmiddelen beschikbaar. Minder gelukkig is dat de malariaparasiet door onoordeelkundig gebruik van die geneesmiddelen daartegen behoorlijk resistent geworden. Het gevolg daarvan is dat de meeste geneesmiddelen nauwelijks meer werkzaam zijn of dat je zulke paardenmiddelen moet gebruiken dat het middel soms erger lijkt dan de kwaal.

De zomeralsem wordt in Nederland in de botanische tuinen van De Kruidhof in Buitenpost gekweekt om een gewas te ontwikkelen waarin zoveel van de werkzame stof, de artemisinine, zit dat de teelt commercieel aantrekkelijk wordt voor mensen in minder kapitaalkrachtige landen. Wereldwijd is de teelt van de zomeralsem voorlopig nog ontoereikend want er zijn ontelbare potentiële patiënten. Met het drinken van maximaal één kop artemisiathee per week wordt al een aanzienlijke resistentie tegen de malariamuggen opgebouwd.

Bijwerkingen zijn er echter ook: de zomeralsem kan de menstruatie behoorlijk beïnvloeden. Waarschijnlijk is een aftreksel van de plant in China ooit in gebruik geweest als een soort morning-afterpil.

Maar, zoals altijd is de natuur slimmer dan de mens ooit zal worden, want ondertussen zijn er berichten[1] dat in westelijk Cambodia de muskiet ook al resistentie aan het opbouwen is tegen de zo veelbelovende artemisinine. De Kruidhof meent dat een ACT ofwel Artemisinine Combinatie Therapie de (voorlopige) oplossing is. Echte wetenschappers bedoelen met ACT dat, wanneer er twee verschillende werkzame medicijnen gecombineerd worden, de muskiet behoorlijk in de problemen kan raken. De Kruidhof meent dat een combinatie van artemisinine met maisolie de oplossing zal zijn. Dat is het dus niet, want écht onderzoek[2] heeft uitgewezen dat het toevoegen van arachide-olie (uit pinda's) aan artemisinine slechts de biologische beschikbaarheid (bio-availability) verhoogt, maar zeker niet de resistentie van de muskieten uitschakelt

[1] Miotto et al: Multiple populations of artemisinin-resistant Plasmodium falciparum in Cambodia in Nature Genetics - 2013 
[2] Dalrymple: Artemisia annua, Artemisinin, ACTs & Malaria Control in Africa: Tradition, Science and Public Policy - 2012

Kaneel

De specerij kaneel is de gedroogde bast van een altijdgroene boom, die behoort tot de laurierfamilie, de kaneelboom (Cinnamomum zeylanicum). Die boom komt oorspronkelijk voor in de warmere regionen van Azië, maar wordt tegenwoordig overal in de tropen aangeplant. In zuidelijk China wordt een broertje, de Cinnamomum cassia, gebruikt om kaneel van te maken. Kaneel wordt verkregen door de buitenbast van takken af te schrapen en vervolgens de takken te mishandelen waardoor de binnenbast los komt. De gedroogde binnenbast, krult op en dát is onze kaneel.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Cinnamomum, heeft natuurlijk dezelfde oorsprong als het Engelse woord voor kaneel cinnamon. Omdat kaneel al sinds onheugelijke tijden door Arabische handelaren vanuit Azië werd aangevoerd, heeft ook de naam een soortgelijke lange reis achter de rug: de oude Grieken leenden hun woord kinnamomum van het oude Hebreeuwse woord kinamom en het Aramese qunimom. Uiteindelijk zou het van verwant zijn aan het hedendaagse Indonesische kaya manis (‘zoet hout’). Het tweede deel, zeylanicum, is het verlatijnste woord voor Ceylon, het huidige Sri Lanka. Cassia, de soortnaam van zijn broertje, is afkomstig van het Griekse kasia, van het Hebreeuwse q'tsi-ah en qatsa, dat ‘afkappen, afstrippen (van de bast)’ heeft betekend.

De meeste mensen vinden de geur en smaak van kaneel heerlijk. Zijn in alles doordringende geur en smaak heeft het te danken aan een aromatische essentiële olie met de naam cinnamaldehyde. Andere belangrijke stofjes in de kaneel en dus ook kaneelolie zijn ethyl cinnamaat, anethole en eugenol.

Er is wel gesuggereerd dat kaneel een uitstekende insectenverdrijver zou zijn en kaneel(blad)olie is inderdaad uiterst effectief om larven van muskieten te vernietigen. De oplettende lezer zal op dit moment opmerken dat, als kaneelolie larven van muskieten kan doden dat die kaneel toch ook wat ongezonde trekjes moet hebben. Nou, die oplettende lezer heeft gelijk.

De aanwezige eugenol is hepatotoxisch en dat betekent dat het schadelijk is voor de lever. De gevolgen zijn verder bloed in de urine, stuiptrekkingen, diarree, misselijkheid, bewusteloosheid, duizeligheid en een versnelde hartslag. Nu hebben we mazzel dat die eugenol zich voornamelijk in het blad verstopt en dus is een overdosis niet zo heel waarschijnlijk. Voor de rest wordt kaneel traditioneel ingezet tegen kiespijn, hoesten en verkoudheid en, uiteraard in kleine hoeveelheden, tegen diarree en koliek.

Hoewel nog heel wat aanvullend wetenschappelijk onderzoek nodig is lijkt het er op dat kaneel wel eens zou kunnen werken bij de behandeling van diabetes II. Het werkt namelijk bloedsuikerspiegelverlagend en helpt om het niveau van de glucose na het eten te verlagen.

Smeerwortel

Vroeger was alles beter, zo verzuchten mensen vaak als de jaren voorbij zijn gevlogen. Maar wat dan precies zoveel beter was als nu wordt nooit helemaal duidelijk. Misschien dat het leven minder jachtig was en meer overzichtelijk. Een naam als gewone smeerwortel (Symphytum officinale) voldoet aan die zucht naar overzichtelijkheid: het is een plant waarvan de wortel van oudsher gebruikt werd en wordt in smeerseltjes.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, symphytum, is uiteindelijk een combinatiewoord uit het Grieks: sun is ‘samen’ en phuein is ‘groeien’. Samen wordt dat dus ‘samengroeien’ of ‘vergroeien’ en dat vertelt ons direct dat de smeerwortel werd gebruikt bij de genezing van botbreuken. Het tweede deel, officinale, verklaart dat deze plant bij de Romeinen in een apotheek werd verkocht. Het woord ‘apotheek’ zelf komt van het Latijnse woord apotheca dat ‘warenhuis’ betekende, terwijl officinale afkomstig is van officium dat meer iets van ‘dienstverlenen’ betekende.

De smeerwortel bevat allantoïne dat nog steeds gebruikt wordt in smeersels tegen psoriasis en andere huidproblemen. De antieke Grieken en Romeinen gebruikten het echter voornamelijk als een papje voor de ontsmetting van wonden en als een soort gips om gebroken botten op hun plaats te houden. De smeerwortel vermindert verder de pijn, werkt ontstekingsremmend, wordt ingezet bij de behandeling van kneuzingen, chronische aandoeningen van gewrichten en bevordert de genezing van wonden. Tegenwoordig wordt de smeerwortel nog steeds in allerlei zalfjes verwerkt, al heet zo’n zalfje natuurlijk niet ‘smeerwortelzalf’, maar wordt die wat eenvoudige naam vervangen door zijn Latijnse vorm Symphyticum. Zelfde spul, duurdere naam en dus duurder product.

Maar de smeerwortel heeft ook een duistere kant want in diezelfde smeerwortel zitten ook hele giftige pyrrolizidine alkaloïden en om die reden is de verkoop van smeerwortelpreparaten voor inwendig gebruik in een aantal landen verboden. Die pyrrolizidine alkaloïden zijn hapatotoxisch en dat betekent dat ze door hun giftigheid ernstige leverbeschadigingen kunnen veroorzaken. Het spul veroorzaakt littekenachtige weefselvergroeiingen en die zorgen er voor dat kleine adertjes in de lever onbruikbaar worden. Zoiets kan al snel fataal aflopen, vooral bij kwetsbare kleine kinderen, zoals bleek bij een geval in Amerika uit 1976 waar een kind overleed aan leverfalen. De moeder moest toegeven dat zij een behoorlijke hoeveelheid 'gezonde' kruidenthee had gedronken. Die kruidenthee bevatte pyrrolizidine alkaloïden en die werden via de borstvoeding doorgegeven aan haar kind. Een tweede geval vertelt over een jongen van 23 jaar oud wiens lever het had begeven nadat hij een salade van jonge smeerwortels had gegeten.

Zoals de naam ‘smeerwortel’ al zegt is het een wortel die je moet gebruiken om te smeren en hij is niet bedoeld om in te nemen.

Gatenplant

Zelden is een naam van een plant zo goed gekozen als die van de gatenplant (Monstera deliciosa). Deze plant heeft grote, glanzende en leerachtige bladeren waarin grote gaten gapen. Zelfs in Engelstalige landen is zijn naam daar een afspiegeling van: Swiss Cheese Plant (ofwel Zwitserse kaasplant). De gatenplant is onderdeel van de veel grotere aronskelkfamilie en komt van oorsprong voor in de vochtige tropische regenwouden van Midden-Amerika. In Nederland wordt hij veel aangetroffen in aqua-culturen in kantoorgebouwen, maar ook in uw woonkamer kan deze kruipende klimplant tot bijna monsterachtige formaten uitgroeien.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Monstera, komt uit het Latijn en daar betekende monstrum hetzelfde als ons hedendaagse ‘monster’ maar ooit ook zoiets als ‘(slecht) voorteken’. In het tweede deel, deliciosa, herkent u misschien al het Engelse woord delicious dat ‘heerlijk’ betekent. Dat klopt want het Latijnse woord delicere betekent ‘verleiden' of 'verlokken’ , maar dat is zelf weer een combinatiewoord van de (‘weg’) en lacere (‘lokken' of 'bedriegen’).

Wanneer de gatenplant voor het eerst bloeit, bevat het fruit zoveel oxaalzuur dat het zeer giftig is. Zelfs het even aanraken bij het water geven veroorzaakt onmiddellijke en zeer pijnlijke blaarvorming en irritatie, zwellingen en jeuk. Oxaalzuur zal, wanneer je het onrijpe fruit op probeert te eten, natuurlijk ook de binnenkant van de keel irriteren. Dat kan zelfs fataal aflopen omdat de zwellingen zo erg kunnen worden dat ze ook de ademhaling kunnen belemmeren. Oxaalzuur kan vervolgens ook nog eens de nieren irriteren en de meest voorkomende vorm van nierstenen bestaat voor het grootste deel uit oxaalzuur. Toch zul je niet snel teveel van dat oxaalzuur willen eten want het smaakt ontzettend bitter en het voelt direct alsof je glasscherven in je mond hebt. Dat gevoel blijft zelfs dagenlang aanhouden.

Een behoorlijk ongezonde plant, zo zult u zeggen, maar niet getreurd want na een heel jaar rijpen en enige culinaire voorbereiding is de rijpe vrucht zeer eetbaar. De vrucht van de gatenplant is tot 25 centimeter lang en 4 centimeter breed en lijkt wat op een maïskolf. Volgens de verhalen smaakt hij dan naar een combinatie van aardbei, banaan en ananas.

Maar natuurlijk komt het bijna niet voor dat de gatenplant in Nederland tot bloei zal komen. Hij groeit immers binnenskamers en de voor de bevruchting zo noodzakelijke bijen hebben we toch liever niet in ons huis. Bovendien zullen de optimale omstandigheden vaak ook niet gehaald worden: een bijna zwoele temperatuur tussen de 20°C en 30°C, een hoge luchtvochtigheid en een plek in de schaduw.

Gewoon duizendblad

In je tuin is het een sterk woekerende vaste plant, maar het gewoon duizendblad (Achillea millefolium) behoorde ooit tot de meest gebruikte volksgeneesmiddelen. Verder kon er thee van getrokken worden, kon het als smaakmaker in de soep en salades worden toegepast, werd het vroeger zelfs als vervanger van sigaretten ingezet en de meeste kruidenpastilles (Ricola) hebben ook een aftreksel van gewoon duizendblad. Met zoveel goeds kan er toch geen kwaads in deze plant zitten? Wacht maar af…

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Achillea, verwijst naar de Griekse held Achilleús ofwel Achilles, die het tijdens zijn veldtochten in zijn veldapotheek meenam om zijn gewonde soldaten te behandelen. Zelf had hij het niet nodig want hij was volgens de mythe onkwetsbaar, behalve een klein plekje op zijn hiel. Het tweede deel, millefolium, is een combinatiewoord uit het Latijn van mille (‘duizend’) en folium (‘blad’), die samen het woord ‘duizendblad’ vormen.

Gewoon duizendblad bevat isovalerisch zuur, salicylisch zuur en asparagine. Verder bevat het nog wat stereolen, bitterstoffen, tanninen en coumarinen. De plant is een beetje tegenstrijdig omdat hij bij uitwendig gebruik bloedingen stelpt, terwijl hij die bij inwendig gebruik juist weer opwekt. Vanouds staat gewoon duizendblad bekend om zijn bloedstelpende eigenschappen. Daarnaast wordt het ook bij ontstekingen en ingewandsstoornissen toegepast. Aftreksels van gewoon duizendblad zijn veel gebruikt bij de behandeling van aambeien.

Het isovalerisch zuur is de belangrijkste component van de menselijke zweetvoetengeur en zit ook in de geur van écht slechte adem. Het salicylisch zuur is een broertje van de werkzame stof van aspirine, acetylsalicyl zuur en daarvan is bekend dat het bloedverdunnende en koortsverlagende effecten heeft. Geen wonder dat gewoon duizendblad ook werd gebruikt om menstruatie op te wekken en ooit om bloedneuzen te krijgen als kuur tegen migraine. Ook heeft gewoon duizendblad een mild stimulerend effect waardoor het in vroeger tijden als snuiftabak werd gebruikt. De bloemen werden ook gebruikt tegen hooikoorts en andere allergische reacties, zoals eczeem.

Ooit geloofde men dat je met gewoon duizendblad meer kwaaltjes kon behandelen dan enig ander kruid. Alleen maar goed nieuws, zo zult u opmerken. Maar in zeldzame gevallen kan gewoon duizendblad een ernstige allergische huidreactie opwekken en als je het te vaak of te lang gebruikt kan de lichtgevoeligheid van de huid verhogen (en dan kun je veel minder goed tegen zonlicht). Bovendien, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek, verstoort een extract van gewoon duizendblad de productie van sperma van laboratoriumratten (‘a significant increase in the percentage of abnormal sperm’). En wat bij ratten geldt, geldt vaak ook voor mensen.

Lidrus

Soms is de naamgeving van een plant eenvoudig te begrijpen en soms is het volstrekt onduidelijk wat men er ooit mee heeft bedoeld. De lidrus (Equisetum palustre) is een beetje van beide. Hij is onderdeel van de paardestaartenfamilie (Equisetaceae), maar natuurlijk wordt hij geen moeraspaardestaart genoemd, maar lidrus omdat hij wat op een rus lijkt (maar het niet is).
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Equisetum, is een combinatiewoord uit het Latijn, waarbij equus natuurlijk paard betekent en saeta een wat ruimer begrip is als haar. Denk daarbij aan borstelhaar of stoppelhaar. Samen kun je daar eenvoudig paardestaart van maken. Het tweede deel, palustre, komt via het Latijnse woord palus dat moeras betekent uiteindelijk van het oud-Griekse woord pelos dat modder, aarde of klei heeft betekend. Plakken we dat allemaal samen dan betekent de wetenschappelijke naam van de lidrus, jawel, moeraspaardestaart.

De lidrus wordt in heel Nederland algemeen aangetroffen en is een plant van vochtige standplaatsen, maar dat is gezien het voorgaande niet zo vreemd. De plant heeft niet of nauwelijks voedingswaarde. Grazend vee is vaak kieskeurig en verstandig genoeg om de plant te mijden. Dat is een goed idee omdat de lidrus door zijn giftigheid zeer schadelijk is, vooral voor paarden en koeien – ook in gedroogde toestand. De gedroogde lidrus, niet de gedroogde koe.

De giftigheid van de lidrus wordt gewoonlijk toegeschreven aan de aanwezigheid van alkaloïden, waarvan men de belangrijkste de naam palustrine heeft gegeven. Het vreemde van deze in de lidrus aangetroffen alkaloïden is dat ze grote fluctuaties in de aangetroffen hoeveelheden vertonen die niets met omstandigheden als weer of groeiplaats te maken lijken te hebben. Wel heeft nachtvorst invloed op het gehalte: na een korte tijd is de lidrus geheel vrij van alkaloïden. Aan de andere kant blijven de alkaloïden jarenlang hun werking behouden wanneer de plant gedroogd in hooi verstopt zit.

Toch is vergiftiging van het vee niet, zoals lang werd gedacht, alleen het gevolg van die alkaloïden, maar dat kan mogelijk toegeschreven worden aan anti-thiamine factoren. Da’s een moeilijk woord voor iets dat de opname van vitamine B1 verstoort. En juist paarden zijn erg vatbaar voor een tekort aan die vitamine. Het gevolg is dat ze een wankelende gang hebben en opgewonden lijken met zenuwtrekjes van de zenuwen aan het hoofd. Daarna vallen ze gewoon om en sterven van uitputting. In koeien zijn de eerste symptomen een vermindering van de melkproductie. Daarna volgen diarree (wat bij koeien tegenwoordig lastig te onderscheiden is van hun normale ontlasting) en in extreme gevallen verlammingsverschijnselen.

Boksdoorn

De boksdoorn (Lycium barbarum) is in de 18de eeuw in Europa ingevoerd vanuit zijn oorspronkelijke leefgebied China. Het is een vrij lage, grijsachtige, doornachtige struik met lange boogvormig hangende takken. De vrucht is een vuurrode, langwerpige, sappige bes. Omdat de plant het liefst in een veel warmere omgeving zou willen leven (geef hem eens ongelijk) zal hij hier in Nederland nauwelijks verwilderen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Lycium, is afgeleid van de oude Griekse staat Lycië in Klein-Azië, het huidige zuidwestelijke deel van Turkije. Maar uiteindelijk is de naam van die staat weer afkomstig van het oude Griekse woord lukos dat ‘wolf’ betekent. Vandaar dat de Engelse naam van de boksdoorn nog steeds wolfberry (‘wolfsbes’) is. Het tweede deel, barbarum, komt van het Griekse woord barbaros dat ‘buitenlands’ of ‘vreemd’ betekende. De Grieken gebruikten het simpelweg om alles aan te geven wat niet Grieks was.

De boksdoorn behoort tot de uitgebreide familie van de nachtschades en deelt dus ook diens gifstoffen. De hele plant is dodelijk giftig met stofjes als atropine en dat levert u maag- en darmstoornissen, neurologische problemen en hartritmestoornissen op. Uiteindelijk kan een vergiftiging zeker fataal zijn voor mens en dier. Een plant om met een boog om heen te lopen, zo zou je denken en je zult hem zeker niet als heel gezond willen betitelen. Dat klopt, maar daar weet de commercie wel raad mee. Want die geven zo’n dodelijke plant gewoon een andere naam en vertellen de onwetende consument vervolgens dat hij werkt tegen allerlei lichamelijk ongemak.

Dat is bij de boksdoorn ook gebeurd en in je boodschappenmand liggen dus geen giftige boksdoornbessen, maar heerlijke gezonde goji-bessen. Er is een hele geschiedenis verzonnen om aan te tonen dat die bessen zo gezond zijn: Tibetaanse monniken zouden al vele eeuwenlang die bessen gebruiken bij hun traditionele geneeskunde, maar onderzoek ter plaatse toonde aan dat die monniken in Tibet die bessen helemaal niet kenden. De struik groeit namelijk helemaal niet in Tibet want in dat bergachtige gebied is het veel te koud.

Alleen de bes is eetbaar en zit inderdaad vol met het gezonde vitamine C, calcium en magnesium. Maar in de rest van de boksdoorn zitten de problematische en vaak nog niet eens geïdentificeerde stofjes verstopt, zoals de al eerder genoemde atropine. Een tweetal wetenschappelijke verslagen beschreef vrouwen, die gewend waren om boksdoornsap te drinken en plots last kregen van bloedingen die maar niet wilden stelpen. Onderzoek wees uit dat een nog onbekende stof in het boksdoornsap de problemen met bloedstolling veroorzaakte[1][2]. Verder zijn er nog een aantal meldingen van een gevaarlijke allergische reactie na het eten van boksdoornbessen[3]. Gezond is toch wat anders.

In 2014 waarschuwde de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit de consument dat er klachten waren binnengekomen van gebruikers die moesten overgeven, maagpijn of diarree kregen. Zie hier voor de waarschuwing. Sommige mensen vinden goji-bessen superfood. Ik niet.

[1] Lam et al: Possible interaction between warfarin and Lycium barbarum L. in The Annals of Pharmacotherapy - 2001
[2] Rivera et al: Probable Interaction Between Lycium barbarum (Goji) and Warfarin in Pharmacotherapy - 2012
[3] Monzón Ballarin et al: Anaphylaxis associated with the ingestion of Goji berries (Lycium barbarum) in Journal of Investigative Allergology - 2011

Primula

Het voorjaar is vaak nog niet eens begonnen als we in bloemenzaken alweer de ouderwets aandoende primula’s zien verschijnen. Het geslacht Primula telt bijna 500 soorten overblijvende, vaak groenblijvende en winterharde planten met paarse, gele, rode, roze of witte bloemen. Omdat ze winterhard zijn kunnen ze slecht tegen te warme tocht. We bespreken hier de veel verkochte soort Primula obconica.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Primula, is de vrouwelijke vorm van het Latijnse woord primus, dat ‘eerste’ betekent en ons dus verklaart dat deze soort als eerste in de lente zijn bloemen laat zien. Het tweede deel, obconica, is een samentrekking van twee Griekse woorden: ob (‘tegen’ of ‘omgekeerd’) en konos (‘kegel’). Samen is dit dus ‘omgekeerde kegel’ en dat beschrijft de bloeiwijze van die soort. De Primula’s wordt ook wel sleutelbloemen genoemd en daar zit een mythe aan vast. Petrus is aangesteld als bewaker van de hemelpoort, maar op een mooie lentedag werd hij wat loom door het lentezonnetje, valt in slaap en liet zijn sleutelbos uit zijn handen vallen. Een meisje zag de sleutels ter aarde vallen en waarschuwde haar ouders, maar toen die ter plaatse kwamen bleek het sleutelbos verdwenen en op die plaats groeide een prachtige plant met bloemen, die aan de plant vastzaten zoals sleutels aan een sleutelbos. Ach, die lentezon doet soms rare dingen met de mens.

En de primula doet ook rare dingen met de mens omdat zelfs het aanraken van de bladeren al een ernstige vorm van dermatitis (huidallergie) kan opleveren als gevolg van de aanwezigheid van stoffen als primine, primitine, miconidine en vermoedelijk wat quinonen. Die allergenen (zoals die stofjes genoemd worden) lijken geconcentreerd te zijn in de ‘haren’ op de bladeren en de stengel.

Er bestaat uitgebreide wetenschappelijke literatuur over deze zogenoemde primula dermatitis. Vrouwen worden daardoor vaker getroffen dan mannen, maar daar hoeft u niet teveel achter te zoeken omdat vrouwen zich natuurlijk veel vaker bezig houden met het verzorgen van planten.

In de volksgeneeskunst worden de bloemen ingezet als thee en de naar anijs geurende wortels in de homeopathie om zwakke zenuwen te versterken, alsmede de griep en longontsteking te behandelen. Recent onderzoek toont aan dat extracten van de primula werkzaam lijken te zijn als diureticum (middel dat de nieren aanzet tot extra vochtafgifte met als gevolg meer urine), rustgever en als slijmopwekker. In een land als Bulgarije is een extract van de wortels zeer populair onder de merknaam ‘Solutan’ en dat zou werken tegen hoofdpijn en bronchiale astma. Sterk spul zeg…

Groot hoefblad

Soms is de naam van een plant wel erg eenvoudig te verklaren. Dat is zeker het geval bij het Groot hoefblad (Petasites hybridus): de bladeren zijn groot en hebben de vorm van een hoef. Maar dan wordt het alweer een stuk ingewikkelder omdat de plant tweehuizig is. Normaal hebben planten tegelijkertijd mannelijke en vrouwelijke bloemen en dat is voor de bestuiving door bijen handig. Bij tweehuizige planten komen die mannelijke en vrouwelijke bloemen dus op één plant voor.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Petasites, komt van het Griekse woord petannumi dat ‘verspreiden’ betekent en het verklaart het bijna woekerende groeien van zijn wortelstokken, uitlopers en taaie wortels. Het tweede deel, hybridus, is ontstaan als gevolg van een vergissing van Linneaus: omdat het Groot hoefblad immers tweehuizig is dacht hij met twee verschillende planten te maken te hebben. Die vrouwelijke vorm moest wel een hybride (‘bastaard’) zijn. Toch bleef die naam hangen want het werd de tegenwoordige soortnaam.

Grappig is dat men in Duitsland het Groot hoefblad Pestwurz ( ‘pestwortel’) noemde en het kennelijk herinnert aan zijn vroegere faam als middel tegen pestbuilen.

De hele plant zit boordevol pyrrolizidine alkaloïden (PA's). Het grootste slachtoffer van deze giftige stofjes is uw lever. De giftigheid uit zich vooral in een leverziekte, die 'veno-occlusieve ziekte' wordt genoemd en onomkeerbaar is. Bij dit ziektebeeld worden kleine adervertakkingen in de lever door veranderingen in het weefsel rondom die bloedvaten afgesloten. Bij ernstiger vormen treedt levercirrose (omzetting van leverweefsel in littekenweefsel) op en die kan uiteindelijk zelfs lijden tot de dood. Zelfs de regering heeft dit gevaar ingezien en het gebruik van de planten waarin die pyrrolizidine alkaloïden voorkomen wordt tegenwoordig uitdrukkelijk verboden op basis van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten.

Toch heeft de fabrikant van de middeltjes van A. Vogel, de man die zich jarenlang ten onrechte Dr. Vogel heeft genoemd en nimmer aan enige bestaande universiteit heeft gestudeerd, een aantal producten op de markt waarin het Groot hoefblad is verwerkt. Mag dat dan zomaar, zo zult u zich vermoedelijk afvragen? Jazeker, dat mag, want van homeopathische middelen is bewezen dat ze niet werkzaam (kunnen) zijn. Volgens hen helpt het innemen het middel tegen zaken als hoofdpijn en menstruatiepijn.

Maar toch is de natuur soms ongrijpbaar omdat ondertussen onderzoek gedaan is naar het effect van het Groot hoefblad bij migraine. En wat blijkt: een extract van 75 milligram Groot hoefblad is effectiever dan een placebo. Wat niet bewijst dat het effectiever is als een asperine of paracetamol.

Sporkehout

Sporkehout (frangula alnus) is een lage tot middelhoge heester met felgeel gekleurd hout en een donkere paarsbruine bast. Opvallend is ook het kleurverschil tussen vruchten van verschillende rijpingsgraden aan dezelfde tak: lichtgroen, helderrood en gitzwart. Sporkehout houdt ervan om veelvuldig gehakt te worden want uit de afgehakte stammen groeien snel en overvloedig nieuwe takken. Sporkehout is mede daarom ook een verbastering van ‘sprokkelhout’.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Frangula, komt uit het Latijn waar frango ‘breken’ betekende en het verwoordt het gemakkelijk afbreken van de takken. Het tweede deel, alnus, is ook al afkomstig uit het Latijn. Alnus is verwant met het Engelse alder dat ‘els' en elzenboom’ betekent. Het blad van het sporkehout lijkt erg op dat van de elzenboom en daarom wordt hij in sommige delen van Europa ook wel foutief black alder of zwarte els genoemd. Maar zo eenvoudig komt u niet van me af want het Latijnse woord alnus heeft met alanza een verwant woord in het uitgestorven Hittitisch (het spijkerschrift). Die twee woorden betekenen allebei ‘sterk’ en dan ziet men weer een verband met het Hebreeuwse woord allon waarmee een eik wordt benoemd.

Het sporkehout bevat onder andere hartritme verstorende glycocides franguline A, B en C, en diarree veroorzakende emodine in alle delen van de plant, maar speciaal in het fruit. Dat maakt ‘m direct gevaarlijk voor kinderen, die tijdens het spelen de kans lopen om de besjes spelenderwijs op te eten. De schors bevat verder anthraquinonen, die inwerken op de dikke darm waardoor na 8 tot 12 uur een ‘aandrang’ zal ontstaan om naar het toilet te gaan. Die aandrang is precies goed bij een dosis die ook precies goed is. Als er teveel wordt ingenomen laten de gevolgen zich raden. Iemand zou een dergelijk medicijn links moeten laten liggen als hij al hartproblemen heeft want die hartritmeverstorende glycocides werken écht niet mee.

De symptomen van vergiftiging met het sporkehout zijn diarree, krampen, lichte koorts, misselijkheid, overgeven en dood.

Voor dieren geldt in principe ook dat het sporkehout giftig is, maar de verhalen gaan dat geiten probleemloos van de plant kunnen eten. Maar ikzelf zou geiten niet zo snel op een dieet van bladeren van het sporkehout zetten, want het is niet verstandig om onbewezen verhalen te geloven. Voor dieren die vergiftigd zijn met het sporkehout bestaat zelfs een naam voor dat ziektebeeld: limberleg dat zoiets betekent als ‘lenig been’. Daarmee worden de symptomen bedoeld die ontstaan door de vergiftiging, namelijk gebrek aan coördinatie en ataxie (verstoring van het evenwicht en bewegingscoördinatie).

Levensboom of thuja

De oostelijke levensboom (Thuja occidentalis) is een lid van de grotere familie van cypressen. Zelf bewoont de oostelijke levensboom de Verenigde Staten, maar hij heeft een aantal broertjes, die leven in Korea, China en Japan. Het is een altijdgroene boom en is daarom een populaire boom om als heg onze vaderlandse tuin te beschermen tegen de nieuwsgierige blikken van de buren.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Thuja is afkomstig van het Griekse woord thuo dat ‘offeren’ betekende. Het geurige hout van deze boom werd brandend bij offerandes ingezet. Het tweede deel, occidentalis, betekent ‘(uit het) westen’.

Die aromatische geuren zijn het gevolg van de aanwezigheid van een aantal etherische oliën, waaronder α- and β-eudesmol, α-thujaplicine, occidol en occidiol. Volgens een bekende Nederlandse handelaar in etherische oliën kan de olie van de thuja slechts door non-professionals worden gebruikt om wratten te bestrijden. Omdat thuja giftig is bij overdosering, komt de olie niet in aanmerking voor zelfstandig gebruik thuis. Een heel verstandig bedrijf derhalve. In het verleden werd een aftreksel van de bladeren namelijk wel ingezet om een abortus te forceren.

De medische wereld ziet er wel veel meer voordelen in omdat de werkzame stoffen van de thuja kunnen worden gebruikt als anti-viraal middel, anti-schimmelmiddel, anti-kanker middel, slijmopwekker bij een vastzittende hoest, ‘snotopwekker’ bij een verstopte neus of menstruatie-opwekker. Zo zie je maar dat een middel een medicijn wordt als de hoeveelheid precies goed is, terwijl het een gif wordt als die goede hoeveelheid wordt overschreden. Olie van de thuja bevat ook het terpeen thujone dat een GABA-receptor antagonist is. GABA is een afkorting van de moeilijke term γ-aminobutyric acid. Een antagonist is een tegenstander of dwarsligger en die thujone belemmert dus de werking van die GABA-receptor in je hersenen. Daardoor kunnen neuronen (chemische booschappers) sneller werken als je bijvoorbeeld vergiftigd bent met alcohol of drugs en dat kan spasmes en stuiptrekkingen opleveren. Soms is dat handig, maar veel vaker is dat niet zo handig.

Die thujone zat vroeger ook in de groene drank absint en die stond ook al in een kwaad daglicht omdat gedacht werd dat overmatig gebruik je gek kon maken. Modern onderzoek aan antieke flessen absint bracht echter aan het licht dat de hoeveelheden thujone extreem overdreven waren en dat iemand allang aan alcoholvergitiging zou zijn overleden voordat hij echt last kreeg van die thujone.

Gaspeldoorn

De gaspeldoorn (Ulex europaeus) is een sterk gedoornde, altijdgroene heester met goudgele bloemen, die in zo’n beetje heel Europa inheems is. Toch is hij in Nederland zo schaars dat hij een plaatsje heeft gekregen op de Nederlandse Rode Lijst voor Planten. Op die lijst staan ondertussen ongeveer 500 verschillende zeldzame planten en dat is een teken dat de mens toch geen echt goede invloed op de flora heeft.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Ulex, levert onoverkomelijke problemen op. Niemand schijnt te weten wat de bron van die naam is en wetenschappers die echt diep in de etymologie graven, komen tot de conclusie dat het de Romeinse wetenschapper Pliny de Oudere (23–79) was geweest die de naam voor het eerst noemde en dat de naam toen al oeroud was. Toch is er wel een verklaring te bedenken: het Griekse woord oulo betekent ‘litteken’ en ‘vernielende (kracht). Met die uitleg zit je toch al heel bij de schadelijkheid van de doornen en de giftigheid van de plant. Het tweede deel, europaeus, betekent simpelweg ‘uit Europa’.

Het Nederlandse woord gaspeldoorn is afgeleid van het middeleeuws Nederlandse woord gaspe dat ‘haak’ of ‘gesp(naald)’ betekende. Misschien zijn de doornen ooit als gesp-naald gebruikt, maar nog waarschijnlijker is dat de naam is ontstaan omdat ze op een gesp-naald leken.

De gaspeldoorn bevat een chinolizidine-alkaloïde met de naam ulexine. Dat is chemisch hetzelfde stofje als cytisine en dat voorkomt in plantensoorten uit de grote familie van vlinderbloemigen, zoals in de zaden van de goudenregen. En die ulexine/cytisine werkt op dezelfde manier op de hersenen als nicotine. Ze beïnvloeden namelijk alle drie dezelfde plaats van de hersenen omdat ze dezelfde receptor gebruiken.

Is de ulexine daarmee giftig? Jazeker dodelijk giftig zelfs. Als eerste effecten van inname worden milde vergiftigingsverschijnselen gemeld waaronder een verhoogde waarneming van kleuren en daardoor wordt het sporadisch als drug gebruikt. Daarna wordt het al snel erger door misselijkheid, overgeven, stuiptrekkingen, hartpijnen, hoofdpijnen en in nog grotere doses de dood als gevolg van het feit dat je ademhaling er mee stopt. De dodelijke doses wordt geraamd op een piepkleine 50 milligram.

Toch heeft men het aangedurfd om er een medicijn tegen rookverslaving van te maken en het is in Oost-Europa al 40 jaar lang voor dat doel op de markt. De Nederlandse toezichthouders hebben het – terecht – nog niet aangedurfd om het op de markt toe te staan, omdat gebleken is dat de wetenschappelijke onderzoeken naar de werking van ulexine bijna allemaal van slechte kwaliteit waren.

Knikkend wildemanskruid

Het knikkend wildemanskruid (Pulsatilla pratensis) is is een klein zilvergrijs behaard plantje met violette bloemen. Van oorsprong is het een steppeplant, die in Nederland bij intensiever gebruik van de grond als eerste tot verdwijnen gedoemd was. Tot ongeveer 1970 kwam de plant in Nederland in het wild voor, maar tegenwoordig wordt hij slechts getemd in tuintjes als borderplant aangetroffen.
Van het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Pulsatilla, wordt vaak gemeld dat het van het Latijnse woord pulsus dat zoiets betekende als het ‘kloppen (van het bloed in je aderen)’ en waar we de woorden ‘pols’ en ‘pulseren’ nog in herkennen. Aan de andere kant zou het ook wel eens een verbastering van het Hebreeuwse woord paschal (‘passie’) kunnen zijn omdat het wildemanskruid in sommige talen een verband heeft met Pasen. Het tweede deel, pratensis, komt van het Latijnse woord pratum dat ‘grasland’ of ‘weide’ betekent en waar uiteindelijk ook het woord prairie van afgeleid is.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Braaknoot

Een gevaarlijke plant met de naam braaknoot (Strychnos nux-vomica) voorspelt niet veel goeds. Het is een altijdgroene boom die in zuidelijk Azië inheems is in landen als India en Birma. Aha, zo zult u nu waarschijnlijk opmerken, maar dan komt hij hier gelukkig niet voor. Maar zo gemakkelijk is het leven toch echt niet. De boom wordt in de homeopathie en de ayurvedische *ahum* geneeskunde ingezet tegen allerlei kwalen. Daar zullen we het echter later wel over hebben.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Strychnos, is van Griekse oorsprong en er wordt vaak de nachtschade mee aangeduid. Zoeken we dieper dan is het mogelijk dat het woord een verbastering is van het Griekse woord strix, waarmee een mythisch wezen werd aangeduid dat gedurende de nacht schreeuwt en ondersteboven hangt (een vleermuis), maar een tweede uitleg is ‘heks’ en daardoor komen we al snel op de giftigheid van het dodelijke strychnine. Het tweede deel, nux-vomica, is een combinatiewoord uit het latijn: nux is ‘noot’ en vomica is ‘braken’. Samen is dat de braaknoot.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Gele lis

De gele lis (Iris pseudacorus) is een voorzomerbloeier met een forse, kruipende ondergrondse wortelstok waarin veel reservevoedingsstoffen voor de plant zijn opgeslagen. Het is één van de veelzijdigste moeras- en oeverplanten van de Nederlandse flora en staat het liefst met zijn voeten in ondiep, zoet, voedselrijk, stilstaand of zwak stromend water.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Iris, komt van het Griekse Iridos dat toen ook al ‘iris’ (de plant), maar ook ‘iris (van een oog)’ betekende. Tegelijkertijd betekende het oorspronkelijk ook ‘boodschapper van de goden’ betekende en gepersonificeerd werd door de regenboog. Het tweede deel, pseudacorus, is een combinatiewoord van pseuda (‘nep’ of ‘vals’) en acorus (‘kalmoes’) omdat de bladeren van de gele lis nogal wat gelijkenis vertonen met die van de kalmoes.

In Nederland komt de gele lis algemeen voor, maar ook in vijvers wordt hij graag als siergewas aangeplant om zijn heldergele bloemen. Na de bloei zitten de zaden als rolletjes pepermunt gestapeld in driekantige zaaddozen. Het was vroeger geliefd speelgoed van kinderen. Nu niet meer natuurlijk want de kinderen van tegenwoordig komen nauwelijks meer in de natuur.

De gele lis werd vroeger ingezet als een plantaardige remedie tegen een aantal kwalen, maar het wordt tegenwoordig niet meer door zichzelf respecterende heelmeesters gebruikt vanwege zijn scherpe bittere geur en smaak. Voor natuurgenezers was het ooit een krachtige braakopwekker en een extract van de gele lis werd ook ingezet als een (bloed)zuiveraar, terwijl een aftreksel zou helpen om diarree te stoppen of bij bepaalde – niet nader toegelichte – gynaecologische kwalen.

In de moderne wereld weten we dat de gele lis grote hoeveelheden hartritme verstorende glycociden bevat die dodelijk zijn voor grazend vee. Alle delen van de plant zijn giftig, maar dat geldt in het bijzonder voor de wortelstokken: die kunnen uiteenlopende vergiftigingsverschijnselen opleveren, zoals matige tot ernstige maag- en darmpijnen, maag- en darmontstekingen, misselijkheid, overgeven, diarree, spasmen, wankelende gang, verlammingsverschijnselen en uiteindelijk een pijnlijke dood.

Het scherp geurende sap werd vroeger wel opgesnoven om een heftige hoestbui op te wekken. Het werd dus als nieskruid gebruikt omdat men dacht dat het bijvoorbeeld klachten als hoofdpijn kon verminderen. De verpulverde wortel werd zelfs als snuiftabak gebruikt, maar of dat wel een echt goed idee was…

Bovendien is de gele iris ook nog eens een lastig te verwijderen hardnekkig onkruid, maar er vindt onderzoek plaats om te kijken of de gele iris ingezet kan worden bij de waterzuivering. De gele iris is in staat om afvalwater schoon te filteren en dan blijkt dat een hardnekkig en giftig onkruid toch wel weer handig kan zijn.

Lucky bamboo

Lucky bamboo (Dracaena sanderiana) is geen familie van de bamboe en brengt ook zeker geen geluk, zoals we hieronder zullen ontdekken. In advertenties wordt geclaimd dat de plant volgens het 3000 jaar oude Chinese filosofische systeem feng shui voorspoed en geluk zal brengen, maar het vreemde is dat de plant van oorsprong helemaal niet uit China komt, maar zijn historische wortels heeft in het tropische west-Afrikaanse land Kameroen. Wel worden de plantjes tegenwoordig in groten getale gekweekt in China, maar da’s alleen voor de winstgevende export.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Dracaena, is een vrouwelijke vorm van het Griekse woord drakon en betekent dus ‘vrouwelijke draak’. Het tweede deel, sanderiana, eert de van oorsprong Duitse orchideeënkweker Heinrich Friedrich Conrad Sander (1847-1920), die zijn faam opbouwde in Engeland en het handiger vond om daar ook zijn naam te veranderen tot Henry Fredrick Conrad Sander.

Over het feit of de lucky bamboo giftig is zijn de meningen wat verdeeld, maar gedacht wordt dat katten er niet zo goed tegen kunnen. Er bestaat echter een veel groter, veel gevaarlijker probleem met de lucky bamboo. Zoals gezegd zijn de plantjes, die in Nederland worden ingevoerd, afkomstig uit China. Als ze groot genoeg zijn worden ze in bakjes water of gel gezet en met miljoenen tegelijk in een zeecontainer gestopt die drie weken later in Rotterdam zal aankomen. Van daaruit gaan deze containers direct naar de bijna 20 opkweekbedrijven.

Het water in de bakjes blijkt een perfecte plaats te zijn voor de eieren en larven van de tijgermug (Aedes albopictus). Al in 2005 bleek dat er in de kassen van het Westland een ware plaag van deze agressieve muggen heerste: sommige werknemers zaten van onder tot boven onder de bulten (de muggen staken zelfs door de kleding heen). Nog vervelender is het feit dat deze muggen dragers kunnen zijn van meer dan 20 verschillende en echt heel vervelende virusziektes, zoals dengue (knokkelkoorts), gele koorts, chikungunya en het West Nijl virus.

De eerste meldingen over de aanwezigheid van de tijgermug in Nederland stammen zoals gezegd al uit 2005. Gelukkig, zo denkt u op dit moment, hebben wij hier in Nederland een daadkrachtige regering die direct maatregelen afkondigde om het gevaar in de kiem te smoren. Niet dus. Ondanks vele adviezen van diverse deskundigen is er eind 2009 nog steeds geen naleving en controle op de uitvoering van de bestaande wettelijke regels die het leven van de tijgermug lastiger zou kunnen maken. Recent is de verantwoordelijk minister Klink door de Tweede Kamer in een motie, die kamerbreed ondersteund werd, opnieuw op de vingers getikt.

En die vervelende en potentieel dodelijke virusziekten komen niet in Europa voor? Jazeker wel, maar de regering droomt voorlopig lekker door.

Meer info:
Mug
Mug

Bittere komkommer

Ik geef direct toe dat de namen bittere komkommer (Momordica charantia) of bittermeloen in Nederland niet de meest gangbare zijn. De meer correcte naam is de balsempeer of de sopropo. Het oorspronkelijke leefgebied van de bittere komkommer is niet bekend, behalve dan dat hij zich erg thuisvoelt in de tropische gebieden van Midden- en Zuidelijke Azië, China, oostelijk Afrika en het Caribisch gebied. Het is in principe een eetbare plant, maar het woordje bitter in zijn naam zegt al veel: hij staat bekend als de meest bittere vrucht die nog nèt te eten is. Zijn uiterlijk is ook al niet echt om over naar huis te schrijven met zijn wratachtige schil.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Momordica, komt uit het Latijn waar morsus zoiets betekende als een ‘bijt’ of een ‘beet’. In het Engels bestaat nog het woord morsel, wat 'hapje' betekent. Het vertelt ons dat de vrucht eetbaar is. Het tweede deel, charantia, was wat lastiger te vinden: het is vermoedelijk afkomstig uit de bijna vergeten taal uit India, het Sanskriet, waar garan ook al ‘eten’ of ‘verslinden’ betekende.

Hoewel af en toe berichten opduiken dat de bitterheid van de bittere komkommer het gevolg is van de aanwezigheid van quinine, is dit beslist niet het geval.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Wil je eens een bittere komkommer in je eigen tuin proberen op te kweken? Bestel je zaden dan hier.

Moerasspirea

Eindelijk bespreken we hier eens een gevaarlijke plant die heel veel goede en zelfs gezonde kanten heeft. Om te beginnen geurt en smaakt de moerasspirea (Filipendula ulmaria) al heerlijk naar amandel. Daarom werd de plant al van oudsher gebruikt als strooisel om onplezierige luchtjes uit een huis te bannen. Zelfs nu nog worden de bloemen soms in potpourrie gebruikt. Ook werden bier en wijn gekruid met de moerasspirea, terwijl de bloemen in jams werden toegevoegd om ze een fijn amandelsmaakje te geven.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Filipendula, is afkomstig van de Latijnse woorden filum dat ‘draad’ betekent en pendulum dat ‘hangen’ betekent. Met deze ‘hangende draden’ worden de karakteristieke wortels beschreven. Het tweede deel, ulmaria betekent in het Latijn ‘zoals een iep’. De moerasspirea heeft bladeren die doen denken aan die van een iep. Het Nederlandse 'spirea' komt van het Griekse woord speiraie dat 'spiraal' betekent en de vorm van de zaden beschrijft.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Lavendelheide

De lavendelheide (Andromeda polifolia) is een beetje een wolf in schaapskleren: het uiterlijk van een lieflijk en teer plantje, terwijl hij onderhuids dodelijk kan zijn. Het is een klein groenblijvend struikje dat gewoonlijk niet hoger groeit dan een 20 centimeter. In Nederland is de lavendelheide vrij zeldzaam geworden als gevolg van de ontginning van natte, voedselarme hoogveengebieden. In Engeland heet hij de bog rosemary ofwel veenrozemarijn, het gevolg van de oppervlakkige gelijkenis van zijn blaadjes met die van rozemarijn.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Andromeda, komt in eerste instantie uit de Griekse mythologie waar Andromeda een prinses was die door de goden gestraft werd omdat haar moeder een opschepster was. Ze werd vastgebonden aan een rots om als voedsel voor zeemonsters te dienen. Gelukkig werd haar dat lot bespaard doordat ze gered werd door Perseus. Verder gravend ontdekken we dat de naam een combinatiewoord uit het Grieks is: andros is ‘man’ en medomai is ‘denken’. Samen is dat zoiets als ‘denkend als een man’. Het tweede deel, polifolia, is weer een combiwoord uit het Latijn: poli is ‘grijs’ of ‘wit’ en folia is ‘blad’. De bladeren zijn van onderen iets grijsgroen of wit berijpt.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Gele oleander

De gele oleander (Thevetia peruviana) staat ook bekend als de Peruaanse rinkelboom en komt van nature voor in de tropische gebieden van Midden- en Zuid-Amerika. Maar omdat elders op de wereld ook soortgelijke omstandigheden voorkomen is de plant tegenwoordig wereldwijd in de tropen ingeburgerd. In Nederland wordt hij slechts sporadisch aangeplant omdat hij niet goed tegen de winterkou kan. De gele oleander behoort tot de maagdenpalmfamilie en is geen direct familielid, maar slechts een verwant van de ‘echte’ oleander (Nerium oleander). Het is in zijn normale vorm een groenblijvende struik met gele bloemen, die toch, wanneer alles meezit, wel 10 meter hoog kan worden.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Thevetia, vernoemt de Franse Franciscaner monnik André Thévet (1502-1592). Behalve monnik was hij ook ontdekkingsreiziger, kaartenmaker en schrijver, die in de 16de eeuw naar Brazilië reisde om het land, zijn inwoners en zijn geschiedenis te beschrijven. Hij ‘ontdekte’ daar de plant, al is ontdekken wel een vreemd woord wanneer hele plaatselijke volksstammen diezelfde plant allang kenden. Het tweede deel, peruviana, is de Latijnse vorm van ‘uit Peru’. We kunnen daaruit opmaken dat de boom zijn oorspronkelijke groeiplaats in het grensgebied van Brazilië en Peru moet hebben gehad.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Alruin

Hoewel je het natuurlijk nooit echt zeker weet, komt de alruin (Mandragora officinarum) niet in Nederland in het wild voor. Zijn natuurlijke groeiplaatsen vind je in zuid- en midden-Europa. Aan de alruin kleven vele mythen en legenden. Dat de wortel door zijn uitlopers vaak een beetje lijkt op het menselijk lichaam helpt daarbij natuurlijk ook wel een beetje. Ook in de boeken van Joanne Rowling over Harry Potter wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de werkzame stoffen van de alruin.
Het het verklaren van het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Mandragora, levert vrijwel onoverkomelijke bezwaren op. De meeste bronnen vertellen dat het woord een combinatiewoord is uit het Grieks, die samen zoiets als ‘ongezond voor vee’ zouden moeten betekenen, maar ik heb die woorden nergens kunnen vinden. Dieper gravend komen we tot het oeroude Perzische woord merdum gij-a dat ‘mannenplant’ betekend zou hebben en dus ook al de vorm van de wortel beschreef. Het tweede deel, officinarum, komt uit het Latijn en betekent – net als bij het hedendaagse Engelse woord office – 'werkplaats' of 'kantoor'. Het vertelt je dat de plant in het oude Rome als medicijn werd verkocht.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Zwarte nachtschade

De zwarte nachtschade (Solanum nigrum) behoort tot een groot plantengeslacht met meer dan 1500 soorten. Daartoe behoren ook eetbare planten als de aardappel (Solanum tuberosum), de tomaat (Solanum lycopersicum) en de aubergine (Solanum melongena). Kenmerkend voor alle familieleden zijn de stervormig uitgespreide bloemkronen met een opvallend goudgeel kegeltje.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Solanum, komt via het oud-Franse solas uiteindelijk van het Latijnse solacium wat ‘troost’ betekent. Wij herkennen daarin zelfs nog de Nederlandse term ‘soelaas bieden’. Het heeft te maken met de verdovende en medicinale eigenschappen van bepaalde soorten van deze plantenfamilie. Het tweede deel, nigrum, (waar we gemakkelijk ook het woord ‘neger’ in kunnen herkennen) betekent uiteraard gewoon ‘zwart’ in het Latijn en verklaart de kleur van de eetbare bes. En het Nederlandse woord ‘nachtschade’ is afkomstig uit het oudere woord ‘nachtschaduw’ en is een woord dat ooit een ongrijpbare gevaarlijke en demonische macht aanduidde. Een vergelijkbaar Zweeds woord is nattskata, waarmee een ‘vleermuis’ wordt aangeduid.

Overigens heeft de ondersoort Solanum nigrum humile een ietwat geelgroene bes.
Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Veldhondstong

De veldhondstong (Cynoglossum officinale) is een middelhoge, dicht behaarde, onaangenaam riekende, grijsgroene voorzomerbloeier, die voorkomt in heel Europa met uitzondering van de noordelijke en zuidelijke delen. Zo, nu weet u dat ook weer en kunnen we door met de meer interessante zaken van de veldhondstong.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Cynoglussum, is een combinatiewoord uit het Grieks: kynos betekent ‘hond’ en glossa betekent ‘tong’. Samen is dat natuurlijk ‘hondstong’. Het tweede deel, officinale, komt uit het Latijn en betekent ‘werkplaats’ of ‘kantoor’. In het Engels is het verband nog veel duidelijker te zien want een ‘kantoor’ is daar een office. Het is een naam voor een plant die verkocht werd in winkels en drogisterijen. Daardoor was het per definitie een bruikbare plant.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Kroontjeskruid

Het kroontjeskruid (Euphorbia helioscopia) behoort tot de zeer grote wolfsmelkfamilie waarvan we al eerder de christusdoorn (euphorbia milii) hebben besproken. Alle familieleden hebben gemeen dat ze een soort latex (de wolfsmelk) afscheiden. Die wolfsmelk vermindert de vorstgevoeligheid van de planten, die in hun leefgebied vaak tot de vroege bloeiers behoren. Van het kroontjeskruid wordt gedacht dat het oorspronkelijk een zuid-Europese plant is, die als cultuurvolger zijn areaal sterk heeft vergroot.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Euphorbia, eert de lijfarts van koning Juba de Tweede van Numidia (nu Algerije): Euphorbus. Beiden leefden in de eerste eeuw na Christus. Maar Euphorbus is ook te begrijpen als een combinatiewoord uit het Grieks en eu is dan ‘goed’, terwijl phorbus zoiets betekende als ‘weide’ en ‘veevoer’. Samen moest je dat dan lezen als ‘weldoorvoed’ of ‘dik’. Euphorbus hield dus kennelijk wel van lekker en veel eten. Het tweede deel, helioscopia, is ook een combinatiewoord uit het Grieks: helios is ‘zon’ en skopein is ‘kijken’. Samen is dat dus ‘zonnekijker’ omdat de plant zich steeds naar de zon keert.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Heggenrank

De heggenrank (Bryonia cretica) heeft een paar eetbare familieleden, de komkommer, de augurk, de watermeloen en de kalebas. Allemaal zijn het ‘rankende’ planten en de meesten groeien in drogere streken en weten in hun vruchten veel water op te slaan. De heggenrank is eigenlijk het buitenbeentje in de familie: zijn vrucht is een steenrode bes, die nog eens giftig is ook.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Bryonia, is afgeleid van het oud-Griekse woord bruonein dat zoiets betekende als ‘uitbotten’, ‘opzwellen’ of ‘uitlopen’ en het verklaarde dat de plant ieder jaar vanuit de wortel opnieuw uitloopt. Het tweede deel, cretica, beschrijft uiteraard het eiland Kreta in de Middellandse Zee en zal de plaats zijn waarvan men gelooft dat het de oorspronkelijke groeiplaats van de heggenrank is geweest.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Witte aronskelk

Een leuke en decoratieve plant voor op de vensterbank. Dat is de witte aronskelk (Zantedeschia aethiopica) in ieder geval wel. Weliswaar niet door zijn onopvallende bloem want die zit wat verstopt op een stengel, de spadix. In het Engels wordt hij de Lily of the Nile genoemd. Dat levert een grappige naamsverwarring op want eigenlijk is de lily of the Nile geen lelie en wordt hij niet in het stroomgebied van de Nijl aangetroffen. Bovendien komt hij ook niet, zoals zijn wetenschappelijke naam doet vermoeden, uit Ethiopië. Een plant vol met raadsels dus. En met giftige stoffen.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Zantedeschia, vernoemt de in zijn tijd beroemde Italiaanse botanist Giovanni Zantedeschi (1773-1846). Hij publiceerde ooit een tiendelig standaardwerk over de flora in de Italiaanse provincie Brescia. Het tweede deel, aethiopica, probeert op het eerste gezicht te verklaren dat de plant uit het Oost-Afrikaanse land Ethiopië afkomstig was. Dat is niet het geval want de plant heeft toch echt zijn geboortegrond in Zuidelijk Afrika. Toch is daar wel een verklaring voor want in de klassieke oudheid werd met die term zoiets bedoeld als ‘ten zuiden van de bekende wereld’ ofwel ‘ten zuiden van Egypte’.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Klein kruiskruid

Kort geleden was er in Duitsland even wat paniek door een melding van ene Helmut Wiedenfeld, een wetenschapper die aan de Universiteit van Bonn werkzaam is als ‘Phytochemiker’. Dat is een chemicus die de werkzame stoffen van planten onderzoekt. Hij deed even boodschappen en ontdekte in zijn supermarkt een zakje rucala-salade waarin hij bladeren van het giftige klein kruiskruid (Senecio vulgaris) aantrof. Een nogal onzorgvuldige manier van werken van de producent natuurlijk en het nieuwsfeit haalde zelfs een aantal Nederlandse kranten.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Senecio, is afkomstig van het Latijnse woord Senex dat ‘oude man’ of ‘grijsaard’ betekende. In Duitsland heet het geslacht Greiskraut ofwel ‘Grijskruid’. Net als de paardenbloem gebruikt het klein kruiskruid talloze pluisjes om zijn zaadjes te verspreiden. Die grijzige pluisjes geven de plant het uiterlijk van een grijsharige oude man. Het tweede deel, vulgaris, betekent, zoals we al vaker hebben gezien, ‘gewoon’.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Pronkerwt

Tot het geslacht Lathyrus behoren nogal wat soorten en een aantal daarvan treffen we ook in de Nederlandse natuur aan. In onze tuinen treffen we echter voornamelijk de pronkerwt (Lathyrus odoratus) aan. Het is een echte klimplant, die uitsteeksels ontwikkelt met behulp van zijn rankende bladeren en zich zo omhoog weet te trekken tot een hoogte van wel 3 meter. De oorsprong van de pronkerwt is wat in nevelen gehuld en pas in 1695 is hij voor het eerst beschreven en toen hij werd aangetroffen op Sicilië. De oorspronkelijke soort bloeit violet, maar al in de 18de eeuw werd die kleur aangevuld met witte en roze varianten. Ondanks de naam pronkerwt moet deze plant niet verward worden met onze (dop)erwt (Pisum sativa), want die behoort tot een heel ander geslacht.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Lathyrus, is afkomstig van het Griekse woord lathuros dat zowel ‘erwt’ als ‘pols’ betekende. Grieken waren slim en gebruikten woorden soms voor twee verschillende zaken die uiterlijk wellicht ietwat op elkaar leken. Het tweede deel, odoratus, betekent ‘geurig’ in het Latijn. Samen is dat dus ‘geurige erwt’ of ‘geurige pols’. De bloemen verspreiden inderdaad een bijna bedwelmende zoete geur. De etherische olie van de pronkerwt is chemisch gezien dezelfde als die van de jasmijn of de ylang ylang en ook die worden in de parfumindustrie gebruikt. Van de zaden wordt gezegd dat ze een opwekkend effect hebben en dat is dan ook de reden dat men nog wel eens leest dat het Griekse woord ‘Lathyrus’ wordt vertaald als een combinatiewoord van la (‘erg’) en thoures (‘stimulerend’), maar die versie geloof ik niet zo.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Nachtschone

In 1492 bereikte Columbus de kusten van Midden-Amerika. Er wordt geclaimd dat de nachtschone (Mirabilis jalapa) al in 1540 vanuit het Peruviaanse deel van het Andesgebergte werd geëxporteerd naar Europa. Dat is uiteraard vreselijk snel en het zegt dus iets over zijn veronderstelde waarde.
[Foto: Miya]
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Mirabilis, betekent 'wonderlijk' in het Latijn en dat is niet zo gek gevonden voor deze plant met zijn wonderlijke eigenschappen. Het tweede deel, jalapa, is een verwijzing naar de Mexicaanse stad Jalapa die bekend is geworden door de scherpe Jalapeño chilipepers. Maar zo simpel is het natuurlijk niet want Jalapa wordt ook wel als Xalapa geschreven en dat is weer afkomstig van de Azteekse woorden xal-li ('zand') en a-pan ('bron'). Uiteindelijk zegt het woord dus iets over de vindplaats van de nachtschone: nabij een bron in het zand.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Wonderboom

De wonderboom (Ricinus communis) komt oorspronkelijk vermoedelijk uit de oostelijke delen van Afrika, maar tegenwoordig is hij wijdverbreid in zuidoostelijke delen van het Middellandse Zeegebied en India. Het zaad van de wonderboom is de wonderboon. Vreemd genoeg is die boon helemaal geen boon, maar een zaad. Die wonderboon is op zijn beurt weer de bron van de bekende wonderolie. In Nederland is de wonderboom veelvuldig aangeplant in parken of grotere tuinen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Ricinus, betekent in het Latijn 'teek' en men vermoedt dat dat komt omdat de wonderboon uiterlijk wat weg heeft van een schapenteek uit zuidelijke delen van Europa. Het tweede deel, communis, betekent niet meer dan 'gewoon' in het Latijn.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Westerse karmozijnbes

De westerse karmozijnbes (Phytolacca americana) is een vaste plant die als ongewenste vreemdeling vanuit Noord-Amerika is ingevoerd en hier vervolgens is verwilderd. Mocht u het zich afvragen: inderdaad is er ook een oosterse karmozijnbes (Phytolacca esculenta) en die komt weer uit Oost-Azië.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Phytolacca, is een combinatiewoord uit het Grieks: phuton betekent ‘plant’ en lacca komt van lakton dat ‘melk’ betekent. Het is dus een plant met melkachtig sap. Het tweede deel americana betekent natuurlijk ‘uit Amerika’, het stamland van de plant.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Engelentrompet

De engelentrompet (Brugmansia candida) komt van oorsprong uit de zweterige oerwouden van Zuid-Amerikaanse landen als Peru en Chili. In het wat frissere Nederland is hij veroordeeld tot een bestaan als kuipplant. De plant komt het beste tot zijn recht op een zonnige plaats op terras of balkon, maar hij moet ’s winters echt worden beschermd tegen mogelijke nachtvorst en daarom binnenshuis worden gezet. De grote neerhangende trompetvormige bloemen maken direct duidelijk hoe deze aantrekkelijke plant aan zijn naam komt.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Brugmansia, vernoemt de in Franeker geboren heelmeester, botanicus en hoogleraar Sebald Justinus Brugmans (1763-1819). De eer om een plantengeslacht naar hem vernoemd te krijgen was mede het gevolg van zijn voortdurende inspanningen om de Leidse botanische tuin, de Hortus botanicus, waar hij directeur van was geweest te vergroten. Het tweede deel, candida, is afkomstig van het Latijnse woord candidum dat ‘wit', 'puur', 'oprecht’ betekent. Dat woord is zelf weer afgeleid van het stamwoord candere dat ‘stralen’ betekent. Kortom: men was nogal onder de indruk van deze variant van de Brugmansia.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Klimop

De klimop (Hedera helix) is een altijdgroen houtgewas met leerachtige bladeren en een eigenaardige wat harsachtige en bittere aromatische geur. De klimplant kan meters lang worden en de ‘stam’ houdt zich met speciale hechtwortels vast aan boomstam of muur. Hij werkt als ‘breekijzer’ in bestaande gaten en kieren. De klimop komt van nature voor in de zuidelijke helft van Europa met als noordgrens Scandinavië en als oostgrens het Russische Oeralgebergte. In Nederlands is hij vrij algemeen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Hedera, is weer eens het oude liedje: geleerden vinden dat het de Latijnse naam voor klimop is. Duiken we iets dieper in de naamsgeschiedenis dat ontdekken we dat het woord uiteindelijk afstamt van het Griekse woord (k)handanein dat zoiets als ‘vasthouden’ betekent. Het tweede deel, helix, komt van het Griekse woord helikos dat ‘draaien’ betekent.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.