Pagina's

Abrikoos

Die goudgele abrikoos (Prunus armeniaca) met zijn fluweelzachte huid smaakt fris en zoet en is een steenvrucht. Oorspronkelijk is de abrikoos afkomstig uit gebieden in Noordoost-China en niet, zoals zijn soortnaam armeniaca zou doen vermoeden, uit Armenië dat ietwat ten oosten van Turkije ligt. Daar is hij met de beroemde karavanen van de Zijderoute naartoe vervoerd. De introductie in Europa wordt toegeschreven aan Alexander de Grote (356 – 323 voor Christus).
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Prunus, komt uit het Latijn en betekent ‘Pruim’. Het woord duidt dus tegenwoordig de uitgebreide familie van voornamelijk eetbare pruimachtigen, waaronder de pruim, abrikoos, kers, amandel en perzik, aan. Het is geleend uit het Oudgrieks, waar proúnē (προύνη) ook hetzelfde betekende. Het tweede deel, armeniaca, betekent 'uit (het land) Armenië’. Het woorden ‘abrikoos’ en het Engelse apricot zelf hebben een heel wat langere omzwerving achter de rug: via het middeleeuwse Franse woord abricot, het Catalaanse woord abercoc zijn we al snel in Spanje in de Moorse tijd beland. Via het Arabische woord al-birquq komen we via het Griekse bericokkia tot het Latijnse woord (malum) praecoquum. Dat betekende zoiets als ‘vroeg-rijpende (appel)’

Natuurlijk is het heerlijke en gezonde vruchtvlees van de abrikoos niet giftig, maar dat is dan ook het enige deel zonder gif. Cyanogenische glycosiden, een stof waaruit het dodelijke blauwzuur vrijkomt, zitten voornamelijk in de pit, maar ook in de bladeren en twijgjes. Ook treffen onderzoekers er de giftige alkaloïde amygdaline in aan. Eet je de giftige onderdelen op dan kun je rekening houden met naar adem snakken, algeheel gevoel van zwakte, opwinding, vernauwing van de pupillen, spasmen, stuiprekkingen, coma en een ademhalingssysteem dat er de brui aan geeft.

Heel lang hebben mensen gedacht dat de pit wel ingezet kon worden tegen bepaalde vormen van kanker. Dat is geheel onbewezen, maar, vooral in Amerika, zijn desperate mensen veel en vaak naar Mexico gereisd om zich met een aftreksel van de abrikozenpit te laten behandelen tegen kanker. Met als voorspelbaar gevolg dat niet iedereen dat overleefde en niemand beter werd. Sommigen claimen ook dat de pitten een heilzame werking zouden hebben op de luchtwegen en om kuchelen tegen te gaan. Technisch gesproken klopt dat als je dood bent, maar gezonder voel je je dan echt niet. Toch kan de industrie via een bepaald proces het blauwzuur uit de pit halen. De gemalen pitten kunnen dan worden gebruikt voor bijvoorbeeld marsepein.

In Europa werden de abrikozen lang gezien als een afrodisiacum ofwel een lustopwekker, maar daar is behalve dat er veel vitamines en mineralen in zitten, niet veel van gebleken. Misschien dat zijn exotische oorsprong daarmee te maken heeft gehad.