
Bij beschadiging van de plant verspreidt hij een aromatisch zoetige geur. Daardoor wordt hij - heel verstandig - door het grazende vee gemeden, maar beslist niet door de mens. Die heeft er in de loop der eeuwen aardig wat toepassingen voor gevonden. De aromatische bladeren werden bijvoorbeeld op de vloeren van middeleeuwse kerken neergelegd als voorloper van de moderne luchtverfrisser en insecticide.
Kalmoes werd eeuwenlang gebruikt als lustopwekker, als eetlustopwekker, als rustgever, als spierrelaxant en als middel tegen maag- en darmklachten. Daarom werden en worden extracten van de kalmoes aan wijnen en likeuren toegevoegd. En natuurlijk aan bekende inheemse kruidenbitters, zoals Beerenburg, ùs nasjonale Fryske slokje.
Het werd in de middeleeuwen zelfs gezien als een soort ‘wondermiddel’: het hielp tegen vrijwel alles. Kauwen op kalmoes hielp tegen een zere keel.
Het lijkt daarom een wat vreemde tegenstelling dat de belangrijkste component van de olie het kankerverwekkende beta-asarone bevat en dat is een stof die de twaalfvingerige darm aantast. Daarom is het ondertussen in Amerika verboden om het in voedingsmiddelen, tandpasta’s en parfums toe te passen.
Zowel de bladeren als de wortelstok lijken wat psychoactieve effecten te hebben en men meent dat, als er voldoende van opgegeten wordt, je er milde hallucinaties van kunt verwachten. Mensen, die dit nieuwsgierig getest hebben, menen echter dat de plant zo vies en bitter smaakt dat je er nauwelijks plezier aan kunt beleven.
In het Bijbelboek Exodus wordt beschreven hoe de heilige zalfolie gemaakt moet worden om de koningen te zalven. De grondstoffen van die zalf bestonden, naast mirre, kaneel, kassia en olijfolie, vermoedelijk ook uit de kalmoes (וקנה בשם).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten