Guichelheil (of Rode pimpernel)

In 1905 verscheen een boek dat Barones Orczy beroemd zou maken, ‘De Rode Pimpernel’. Het boek verhaalde over de avonturen van een aristocratische Engelse spion, die in de tijd van de Franse revolutie (1789–1799) edellieden uit handen van het muitende gepeupel probeerde te houden. Maar de rode pimpernel is ook een plant en het is één van de weinige planten in Noord-Europa met scharlakenrode bloemen.
De rode pimpernel (Anagallis arvensis) is in Nederland ook bekend is onder de prachtige naam guichelheil. Het verouderde woord guichelen is een broertje van goochelen en ze betekenden beide zoiets als ‘waan’. Het tweede deel ‘heil’ is uiteraard ‘genezing’ en dat houdt in dat de betekenis van de Nederlandse plantennaam ‘waangenezer’ is. De plant werd vroeger inderdaad gebruikt als geneesmiddel tegen zenuwziekten en melancholie.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Anagallis, is een combinatiewoord van twee Oudgriekse woorden. ana (ἀνα) betekende ‘naar boven’ en agallís (ἀγαλλίς) was de oude naam voor de Griekse iris (Iris attica), waar hij kennelijk wat op lijkt. De bloemetjes openen zich iedere keer als de zonnestralen de plant beroeren en waaraan het zijn faam als barometer te danken heeft. In Engeland wordt hij om diezelfde reden ook wel poor-man’s weatherglass ('armelui’s weerglas') en shepherd’s sundial ('herder’s zonnewijzer') genoemd. Het tweede deel van zijn wetenschappelijke naam, arvensis, betekent ‘van het veld’.

Sinds onnoemelijke tijden is de guichelheil met meer of minder succes gebruikt als medicijn om een scala aan problemen te behandelen. De plant is ingezet tegen kuchelen, huidinfecties, stoornissen in de lever en galblaas, en zelfs hondsdolheid. Tegenwoordig weten we dat de hele plant behoorlijk giftig is door de aanwezigheid van plantengiften, zoals saponinen en cytotoxische cucurbitacines. Deze stoffen zorgen voor huiveringen, spiertrillingen en veelvuldig urineren. Bovendien treden maag- en darmkanaalontstekingen en bloedklonteringen op met als uiteindelijk gevolg de dood.

De geruchten gaan dat de guichelheil ook als voedsel werd gebruikt door de bladeren als salade of als gestoomde groente te serveren. Maar de mensen, die dit hebben opgeschreven (of nageschreven) hebben die bladeren zelf waarschijnlijk nog nooit geproefd. Die bladeren hebben namelijk een brandende en intens bittere smaak.

De Cucurbitacines hebben namelijk de twijfelachtige eer om bekend te staan als de meest bittere stoffen op aarde. De in de guichelheil aanwezige cucurbitacines worden ook aangetroffen in de komkommerachtigen, maar in de hedendaagse eetbare varianten zijn die bittere stoffen er gelukkig uit gekweekt.

De oorsprong van de naam pimpernel heeft men ook weten te verklaren. De naam komt vermoedelijk vanuit het oud-Franse woord ‘piperinus’ dat in de Middeleeuwen zoiets als ‘peperachtig’ betekent omdat de bladeren peperachtig in je mond branden.

Geen opmerkingen: