De engelentrompet (Brugmansia candida) komt van oorsprong uit de zweterige oerwouden van Zuid-Amerikaanse landen als Peru en Chili. In het wat frissere Nederland is hij veroordeeld tot een bestaan als kuipplant. De plant komt het beste tot zijn recht op een zonnige plaats op terras of balkon, maar hij moet ’s winters echt worden beschermd tegen mogelijke nachtvorst en daarom binnenshuis worden gezet. De grote neerhangende trompetvormige bloemen maken direct duidelijk hoe deze aantrekkelijke plant aan zijn naam komt.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Brugmansia, vernoemt de in Franeker geboren heelmeester, botanicus en hoogleraar Sebald Justinus Brugmans (1763-1819). De eer om een plantengeslacht naar hem vernoemd te krijgen was mede het gevolg van zijn voortdurende inspanningen om de Leidse botanische tuin, de Hortus Botanicus, waar hij directeur van was geweest, te vergroten. Het tweede deel, candida, is afkomstig van het Latijnse woord candidum, dat ‘wit', 'puur' en 'oprecht’ betekent. Dat woord is zelf weer afgeleid van het stamwoord candere dat ‘stralen’ betekent. Kortom: men was nogal onder de indruk van deze variant van de Brugmansia.
Vroeger schaarde men het geslacht Brugmansia onder de datura-planten, maar omdat die voornamelijk in Azië voorkomen, heeft men gemeend om die twee geslachten van elkaar te scheiden. Maar datura is de botanische naam van een geslacht van planten in de zeer giftige nachtschadefamilie, de Solanaceae. Dat betekent dat het gif van de Brugmansia’s vermoedelijk ook tot diezelfde familie moeten behoren. Dat klopt en dat feit maakt duidelijk dat de engelentrompet zeer giftig moet zijn.
De bladeren, bloemen en zaden van de plant bevatten de alkaloïden atropine, scopolamine, and hyoscyamine. De problemen die mensen oplopen na inname van de engelentrompet zijn hallucinaties, desoriëntatie, euforie, droge mond, dubbelzien, misselijkheid, overgeven, spierzwakte, verhoogde bloedruk en polsslag, koortsig gevoel, kortdurend geheugenverlies, verwijde pupillen, verlamming, coma en uiteindelijk de dood. Atropine komt ook voor in een familielid van de engelentrompet, de wolfskers (Atropa belladonna), en het wordt soms nog toegepast bij hartritmestoornissen. Scopolamine werd ooit ingezet als (niet erg werkzaam) waarheidsserum, terwijl hyoscyamine door moedige artsen werd gebruikt voor darmproblemen, zoals spasmen en maagzweren. Ook werden de trillingen van de ziekte van Parkinson met dat middel ietwat onder controle gehouden.
De medicijnmannen of sjamanen van de Indianenstammen in het westelijk Amazone-gebied gebruiken de engelentrompet vaak voor hun heilige rituelen om in ‘hoger sferen te komen’. Omdat het gehalte aan werkzame stof van een plant in de natuur altijd wisselt is het niveau van intoxicatie onvoorspelbaar en daarmee ook de gewenste hallucinaties. De dood vloog dus altijd mee.