Ficus

De ficus (Ficus benjamina) is een bekende kamerplant met donkergroene op een puntje eindigende bladeren. Hij werd zo’n honderd jaar geleden geïntroduceerd in de huiskamers in het Verre Oosten. Daarna maakte hij een langzame reis richting onze kuststreken. Tegenwoordig wordt hij ook veel in aquaculturen in kantoorgebouwen aangetroffen. Geschat wordt dat van iedere tien verkochte kamerplanten er eentje een ficus is.
De ficus is een direct familielid van de vijg. In zijn oorspronkelijke habitat levert de plant ook een op een vijg gelijkende vrucht. Dat hij hier geen vrucht draagt heeft te maken dat bij iedere vijgachtige ook een unieke wesp hoort, die voor bevruchting zorgt. Die wesp komt hier niet voor. Vandaar.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Ficus, betekent in het Latijn gewoon ‘vijg’, maar omdat de Romeinen nogal veel woorden uit het Oudgrieks hebben geleend kunnen we ook de afkomst van ficus in dat land terugvinden: sûkon (σῦκον). De oude Grieken hebben het weer van het Hebreeuwse šiqmā́ (שִׁקְמָה), wat 'vijg' betekende. Over de betekenis van het tweede deel van zijn naam, benjamina, bestaat veel onduidelijkheid. Vermoed wordt dat het verwijst naar het feit dat de plant een bron is van benzoïne (een soort hars) en dat werd in de oudheid uit de ficus gewonnen. Toch moeten we iets verder graven om de werkelijke betekenis te ontdekken: de Hebreeuwse naam ‘Benjamin’ betekent zoiets als ‘Zoon van het Zuiden’. Gezien vanuit ons land ligt het Verre Oosten ten zuiden van ons.

En dan is het tijd voor zijn negatieve aspecten: de ficus is, zoals al is gezegd, familie van de vijg, maar ook van de rubberboom. Alle drie staan bekend om het feit dat ze bij beschadiging een melksap, het bekende latex, afscheiden. Die latex kan zorgen voor dermatitis (een huidaandoening) en allerhande allergische reacties. Symptomen daarvan kunnen zijn: jeuk aan de ogen, huidirritatie met jeuk, roodheid en steken na direct contact met de plant of zijn melksap, gevolgd door blootstelling aan zonlicht. Ook proesten en een loopneus horen bij de in het oog springende symptomen. Het is een vorm van allergische astma en het verklaart wellicht zijn Engelse naam ‘weeping fig’ omdat dat ‘treurende vijg’ betekent. Soms wordt de naam ‘treurvijg’ ook wel in Nederland gebruikt.

In het Verre Oosten werd een aftreksel van de bladeren van de plant gebruikt als maagversterker. De bladeren worden ook in een stoombad gebruikt tegen pijnlijke of gezwollen aambeien. Zelfs die vervelende latex kon de inheemse bevolking nog wel gebruiken. Die werd gebruikt om eksterogen, wratten en aambeien te behandelen. Ook had het een pijnstillend effect op insectenbeten en -steken. Hoewel er nog geen onderzoek op mensen heeft plaatsgevonden heeft recent onderzoek uitgewezen dat de plant een zekere kankerceldodende werking heeft.

Geen opmerkingen: