Pagina's

Gewone vogelmelk

In Nederland zijn er twee soorten vogelmelk die min of meer ingeburgerd zijn; de gewone vogelmelk (Ornithogalum umbellatum) en de als stinzenplant bekend staande knikkende vogelmelk (Ornithogalum nutans). De gewone vogelmelk wordt ook wel de ‘ster van Bethlehem genoemd’. Het verspreidingsgebied van de gewone vogelmelk is westelijk Europa en delen van Azië. Ook wordt de plant hier door zijn decoratieve bloemen als kamerplant verkocht. In veel tuinboeken wordt gemeld dat de gewone vogelmelk zeer goed te gebruiken is voor verwildering in de tuin omdat ze zich onder gunstige omstandigheden snel uit kunnen breiden doordat ze vele zijbolletjes aan de knol vormen. Maar of dat nu wel zo’n geweldig advies is…
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Ornithogalum, is een combinatiewoord uit het Oud-Grieks van ornithos (‘vogel’) en galaktos (‘melk’). Samen is dat derhalve simpelweg ‘vogelmelk’. De wetenschappelijk soortnaam is dus dezelfde als de Nederlandse. Het tweede deel, umbellatum, is afkomstig van het Latijnwoord umbella en betekent zoiets als ‘schaduw van de zon’. Men probeerde hiermee de vorm van de bloem te beschrijven die de vorm heeft van de spaken van een parasol. In het Engelse woord umbrella (‘paraplu’ of ‘parasol’) zie je dat ook nog terug.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Gifsumak

Het oorspronkelijke leefgebied van de gifsumak (Rhus radicans) zijn de landen die aan de Stille Oceaan liggen, waaronder Noord Amerika, Japan en China. De plant is onbedoeld in de rest van de wereld geïntroduceerd en is daar soms verwilderd. Dat is dus geen goed idee geweest, zoals hieronder zal blijken. Een naam als gifsumak doet niet veel goeds vermoeden. In Engelstalige landen is het al niet veel beter en wordt de plant ‘poison ivy’ (giftige klimop) genoemd.
Bij het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Rhus, maken de geleerden zich er wat gemakkelijk vanaf: ze menen dat het simpelweg de naam van de gifsumak was in het oude Griekenland. Een goede verklaring zou echter kunnen zijn dat Rhus afkomstig is vanuit het Oud-Griekse woord rhodo, dat ‘rood’ betekent. De plant heeft roodachtige haren waarmee hij zich aan andere bomen kan vastklampen. Die verklaring wordt versterkt doordat het woord ‘sumak’ van het Arabische woord summaq (‘rood’) afkomstig is. Daarmee is de cirkel weer rond. Het tweede deel, radicans, betekent ‘wortelschietend’ komt uit het Latijn en verklaart dat de plant zijn wortel (radix) schiet vanuit de stam.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Scherpe boterbloem

De scherpe boterbloem (Ranunculus acris) komt in heel Europa voor, behalve – jazeker, er zijn altijd uitzonderingen op elke regel – in de zuidelijke delen. Ook in Siberië, Oost Azië en het uiterste noordwesten van Noord-Amerika moeten de bewoners het doen zonder deze kosmopoliet. In Nederland behoort de scherpe boterbloem tot de 40 meest voorkomende plantensoorten. Hij is bij uitstek een plant voor graslanden. Door zijn scherpe smaak wordt hij door grazend vee gemeden. Vandaar natuurlijk de naam: scherpe boterbloem.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Ranunculus, is Latijns voor kleine kikvors (rana is ‘kikker’). Vermoedelijk heeft dit te maken met het feit dat veel soorten boterbloemen nabij water worden aangetroffen. In het Nederlands kennen we het verwante woord 'ranonkel'. Het tweede deel, acris, is Latijn en betekent ‘scherpe, bittere (smaak)’. Uiteindelijk is het weer geleend uit het Grieks waar akis een ‘scherpe (pijl)punt’ was, akros zoiets betekende als ‘hoogste (berg)top’ en akantha een ‘(scherpe) doorn’ was. In het Engels kennen we het woord acrid dat via de Normandiërs (vanaf 1066 na Christus) naar Engeland is meeverhuisd en dezelfde betekenis heeft.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Rhododendron

Wereldwijd komen zo’n 700 verschillende soorten rhododendrons voor. We kunnen ze aantreffen vanaf de bijna permanent bevroren bodem van Siberië tot aan in bomen groeiende soorten in tropisch Nieuw Guinea. Sommigen blijven erg klein en worden soms niet groter dan een 15 centimeter, terwijl andere wilde rhododendrons tot bomen van wel 20 meter hoog kunnen uitgroeien. Zowel bloemen als blad van sommige rhododendrons geuren buitengewoon verfijnd. De (pontische) rhodondrendron (Rhododendron ponticum) is inheems in zuidelijk Europa, maar wordt hier veel aangeplant vanwege zijn mooie bloemen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, rhododendron, is een combinatiewoord uit het Grieks. Rhodon betekent ‘roos’ en dendron betekent ‘boom’. Samengeplakt is de betekenis dus ‘rozenboom’ en daarmee wordt de gelijkenis van de bloem verbeeld. Voor het tweede deel, ponticum, duiken we even de geschiedenis in. Met het woord pontus of pontos wordt in het Oud-Grieks ‘zee’ bedoeld, maar meer in het bijzonder werden daarmee de gebieden ten zuiden van de Zwarte Zee aangeduid. Het is dus een plaatsaanduiding van de vermoedelijke oorspronkelijke groeiplaats van deze rhododendronsoort.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Hondspeterselie

De hondpeterselie (Aethusa cynapium) hoort tot de grote familie der schermbloemigen. Alle familieleden vallen op door het samengestelde scherm: een aantal bloemen, waarvan de steeltjes vanuit één punt ontspringen, vormen samen een soort paraplu. De hondspeterselie wordt maximaal ongeveer 80 hoog en heeft bladeren met een bijzonder onplezierig geurtje. De plant houdt van ruigten en heeft een ongevoeligheid voor onkruidverdelgers. Daardoor vult zij snel de gaten in de begroeiing wanneer andere onkruiden wel het loodje leggen bij bestrijding.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Aethusa, komt van het Griekse woord aitho of aithein, dat zoiets als ‘oplichten’, ‘branden’ of ‘verschroeien’ betekende. Het heeft te maken met de onplezierige brandende sensatie die je in je mond voelt als je de hondspeterselie wilt eten. Het tweede deel, cynapium, is een vreemde combinatie tussen het Griekse woord kyon of kynos, dat ‘hond’ betekent en het Latijnse woord apium. Een ‘apis’ is een ‘bij’, maar het is tegelijkertijd de oude klassieke naam voor selderij en peterselie. Samen betekent het dus ‘hondspeterselie’. De toevoeging van het woordje ‘hond’ aan deze peterselie heeft dezelfde betekenis als die van hondeweer of hondsbrutaal. Hondspeterselie is dus slechte of kwade peterselie. Om het helemaal ingewikkeld te maken is de hondspeterselie helemaal geen peterseliesoort, maar een broertje van de enorm giftige gevlekte scheerling en dolle kervel. De verwarring is ooit ontstaan omdat de bladeren wat op die van de peterselie lijken.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Valkuid (of Arnica)

Het valkruid (Arnica montana) werd vroeger ook wel heel mooi wolverlei genoemd. Tegenwoordig noemt iedereen hem bij zijn Latijnse naam arnica en dat heeft natuurlijk alles te maken met zijn gebruik als werkzaam middel in allerlei zalfjes: zo’n commercieel belangrijke plant hoort natuurlijk een interessant lijkende wetenschappelijke naam te hebben want anders wordt het niet zo goed verkocht. In Nederland is het valkruid zo zeldzaam geworden dat hij op de zogenaamde rode lijst terecht is gekomen.
Het eerste deel van zijn gemeenschappelijke naam, Arnica, is uiteindelijk afkomstig van het Griekse woord arnakis dat ‘lammetjeshuid’ betekent en algemeen gelooft men dat dit beschrijving is van de zachte bladeren van het valkruid. Veel aannemelijker is het natuurlijk om te geloven dat deze naam het effect beschrijft van de smeerseltjes met het valkruid: je krijgt er ook een heerlijk zachte huid van. Het tweede deel, montana, betekent ‘berg’ en je hoort daarin ook al het Engelse woord mountain of het Franse woord mont.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Blaartrekkende boterbloem

De blaartrekkende boterbloem (Ranunculus sceleratus) is een bleekgroene, vrije kale en rechtopstaande eenjarige plant. Van oorsprong is hij een Euraziatische soort, maar net als andere pioniersplanten weet hij vaak buiten zijn groeigebied op te duiken. In bijna heel Nederland komt deze blaartrekkende boterbloem algemeen voor en het is dus een echte kosmopoliet ofwel wereldburger (‘kosmos’ is wereld’ en ‘polites’ is ‘burger’).
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Ranunculus, is Latijns voor kleine kikvors (rana is ‘kikker’). Vermoedelijk heeft dit te maken met het feit dat veel soorten boterbloemen nabij water worden aangetroffen. In het Nederlands kennen we het verwante woord ranonkel. Het tweede deel, sceleratus, is ook Latijn en betekent zoiets als misdadig, pijnlijk of gemeen. Het oorspronkelijke woord was scelus en dat betekende misdaad of rampspoed. En dat duidt al wat op de giftigheid van de plant.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Moerasrozemarijn

De moerasrozemarijn (Ledum Palustre) behoort tot de uitgebreide familie van de heideachtigen. In noordelijke gebieden van Europa en midden en noord-Azië voelt hij zich het meeste thuis in hoogveen, natte en kalkvrije turfvelden, en de toendra. Het is dus een moerasplant. Doordat de plant diverse etherische oliën bevat, heeft hij een wat een eigenaardige geur. In Nederland is de moerasrozemarijn zeldzaam.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Ledum, komt van het Griekse woord ledon en dat is het woord waarmee die Grieken de cisteroos aanduidden. De cisterozen zijn een groep bloemen uit een plantengeslacht van de zonneroosjesfamilie, een familie van wat kruidachtige planten en kleine struikjes die in het wild groeien in het Middellandse Zeegebied. Maar da’s niet het einde van het verhaal: ledus betekent ook ‘wolvet’. Griekse herders stuurden hun schapen bosjes in waar de cisterozen groeiden. Die rozen scheidden een vet af en dat bleef aan de vacht kleven. Dat vet werd door de herders verkocht. Het tweede deel, palustre betekent ‘moeras’ in het Latijn.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Holwortel

De holwortel (Corydalis cava) is een perfect voorbeeld van een stinzenplant. De plant komt van nature voor in de beschaduwde bossen in de berggebieden van Midden- en Zuid-Europa. Zijn natuurlijke verspreidingsgebied bereikt bijna Nederland, maar hier is hij vrijwel uitsluitend op stinzen en staten te bewonderen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Corydalis, komt van het Griekse woord korydos dat ‘kuifleeuwerik’ betekent. De bloemen lijken een kuif te hebben en dat levert wel vaker de vergelijking met een vogel op. Hier en daar worden in ons land wat afwijkende volksnamen gebruikt, zoals ‘vogeltjes op de kruk’ of ‘kippen op een stok’. Het tweede deel, cava, betekent ‘hol’ of ‘grot’. Het is dus direct duidelijk waar de naam holwortel vandaan komt: zijn wortel is hol.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Zevenboom

De zevenboom (Juniperus sabina) hoort tot de cypressenfamilie en is een broertje van de bekende jeneverbes. Van die jeneverbes maakt men, zoals bekend jenever en gin, maar dat is bij de zevenboom niet echt een goed idee. Oorspronkelijk kwam hij als bergbewoner voor van zuidelijk Europa tot centraal Azië. Maar omdat bepaalde gekweekte soorten van die goede bodembedekkers zijn, kan men ze tegenwoordig in vele vaderlandse tuinen aantreffen. Van daaruit is hij weer ontsnapt en nu komt hij hier af en toe in het wild voor.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Juniperus, levert de taalkundigen behoorlijke problemen op. Zoals zovaak lost men het probleem op door het geen probleem te noemen: Juniperus zou simpelweg afstammen van het woord dat de Romeinen voor de jeneverbes gebruikten: iuniperus. Maar zo eenvoudig is dat natuurlijk niet. Uiteindelijk stamt het woord vermoedelijk af van een Keltisch woord, jenoperus, dat zoiets betekende als ‘ruw’ en dat is een goede omschrijving van de zevenboom en zijn familieleden. Het tweede deel, sabina, is afkomstig van de Sabijnen, een oude Italiaanse volksstam, die we nog kennen van de sage van ‘de roof van de Sabijnse maagden’.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Aardappel

Hoewel rijst en pasta aan een opmars bezig zijn, is de aardappel (Solanum tuberosum) in Nederland nog steeds volksvoedsel nummer een. Onderzoek heeft uitgewezen dat de eerste wilde aardappel misschien wel meer dan 10.000 jaar geleden is ontstaan op de hellingen van het Andes-gebergte in zuidelijk Peru. Spaanse ontdekkingsreizigers brachten de aardappel omstreeks 1536 over naar hun thuisland, maar het verschrompelde knolletje wist eerst niemand echt te bekoren. Het duurde een hele tijd voordat men begreep dat de knolletjes eetbaar waren.
De tomaat en de paprika zijn weliswaar gezonde broertjes van de aardappel, maar die aardappel heeft ook een duistere kant. Dat blijkt uit het feit dat ze allemaal tot de potentieel dodelijke nachtschadefamilie behoren.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Solanum, komt van het Latijnse woord solace dat via het oud-Franse solas afkomstig is van het Latijnse solacium wat ‘troost’ betekent. Wij herkennen daarin zelfs nog de Nederlandse term ‘soelaas bieden’. Het heeft te maken met de verdovende eigenschappen van bepaalde soorten van deze plantenfamilie. Het tweede deel, tuberosum, is Latijn voor ‘knol’.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Wilde kamperfoelie

Al voor het eind van de winter laat de wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum) haar knoppen uitlopen en hij is daarmee dus een van de eerste planten, die weer een teken van leven geeft. Het is een houtige liaanachtige plant, die zich meedogenloos om andere bos- en tuinbewoners kan heenwikkelen. Vooral ’s avonds verspreiden de prachtige bloemen een heerlijke, sterke, zoete en bijna bedwelmende geur. Geen wonder dus dat mensen een kamperfoelie graag in hun tuin willen aanplanten.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Lonicera, eert de Duitse botanicus Adam Lonitzer (1528-1586). In de geest van zijn tijd heeft hij als wetenschapper zijn naam verlatijnst tot Lonicerus. Het tweede deel, periclymenum, is de naam van een argonaut uit de Griekse mythologie. Zijn grootvader, de zeegod Poseidon, gaf hem onvoorstelbare kracht en de vaardigheid om iedere vorm aan te nemen tijdens gevechten. Die naam is goedgekozen omdat de stengels van de kamperfoelie een boom letterlijk kan doodwurgen en bovendien verandert de plant ook van kleur.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Bolderik

De tot een meter hoge bolderik (Agrostemma githago) heeft een groot probleem. Men neemt aan dat de bolderik uit een voorvader uit Klein-Azië is ontstaan door zichzelf te specialiseren als graanakkeronkruid. De vorm van de plant en haar zaden zijn geheel aangepast aan een dergelijk bestaan. Ooit was het een algemeen voorkomend en gevreesd onkruid, maar door die specialisatie is zij ook tot uitsterven gedoemd. Het zaad houdt maar korte tijd zijn kiemkracht, maar zolang er zaden van de bolderik tussen het zaaigraan bleven zitten, konden ze kort na de oogst weer uitgezaaid worden. Dat is nu helemaal voorbij: graan wordt nu streng geselecteerd en een giftige plant wordt beslist niet meer over het hoofd gezien.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Agrostemma, is een combinatiewoord uit het Grieks: agros is ‘veld’ en stemma is ‘bloemenkrans’. Samen betekent de naam dus zoiets als ‘bloemenweelde voor het veld’. Het tweede deel, githago, is vermoedelijk een Latijnse vorm van het oud-Engelse woord gith (‘zwart’), dat bij ons is overgebleven in het woord ‘gitzwart’. De bolderik heeft inderdaad zwarte zaden.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Amerikaanse vogelkers

Bospest is de terechte bijnaam van de Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina) en die bijnaam heeft hij niet zonder reden gekregen. De boom is oorspronkelijk inheems in Noord-Amerika en hij kan daar wel tot dertig meter hoog worden. Hij werd als sierboom in Nederland ingevoerd en begon aan het eind van de 19de eeuw te verwilderen. In de eerste helft van de 20ste eeuw werd hij door ietwat onnadenkende bosbeheerders overal aangeplant als ‘vulhout’ in productiebossen. De nieuwkomer wist die kans goed te gebruiken en groeide al snel uit tot een plaag. Hij wordt nu met alle mogelijke middelen bestreden, maar dat blijkt een hopeloze zaak te zijn.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Prunus, betekent ‘pruim’ en dat vertelt ons dat ook de Amerikaanse vogelkers tot de uitgebreide familie van voornamelijk eetbare pruimachtigen behoort. Het tweede deel, serotina, komt via het oud-Franse woord serus uit het Latijn en betekent ‘laat’. Het vertelt ons dus dat de plant een late bloeier is. Hij bloeit hier pas in de voorzomer als de inheemse prunussoorten al uitgebloeid zijn.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Stinkende gouwe

Een kruidachtig plantje met de naam stinkende gouwe (Chelidonium majus) wil je waarschijnlijk niet in een vaas op de tafel hebben staan. Toch is het niet een onaardig plantje om te zien en de naam ‘gouwe’ (gouden) heeft betrekking op de lichtgelige kleur van de bloemen. Het overvloedige oranjekleurige melksap in de plant heeft inderdaad een onaangename, bittere en scherpe geur. De stinkende gouwe komt voor in de gematigde gebieden van Europa en Azië en is een typische volger van de mens als gevolg van haar vroegere gebruik als geneeskruid.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Chelidonium, is ‘zwaluw’ in het Latijn. Dit herinnert aan een oude fabel, die verhaalt dat zwaluwen hun blind geboren jongen met het sap van deze plant weer zouden kunnen laten zien. Een andere verklaring was dat zwaluwen arriveren bij het eerste openen van de bloem en pas weer vertrekken wanneer de laatste bloem verwelkt. Het tweede deel, majus, komt ook uit het Latijn en betekent ‘groter’.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Brem

De brem (Cytisus scoparius) komt eigenlijk in heel Europa in het wild voor en is een gewilde aanwinst voor de tuin. Buiten Europa is hij echter een stuk minder welkom en in landen als Amerika en Australië zitten de overheden behoorlijk met hem in de maag. Hij lijkt de inheemse flora daar wat te verdringen, bemoeilijkt de houtkap en dat hij ook nog eens giftig is maakt hem ook niet echt geliefd.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Cytisus, komt van het Griekse woord kutisus, waarmee een soort klaver werd aangeduid. Nu is de brem natuurlijk geen klaver, maar soms maken plantennamen echt onvoorspelbare ontwikkelingen door. Het tweede deel, scoparius, is gelukkig wat eenvoudiger te verklaren en komt van het Latijnse woord scopoe dat ‘bezem’ betekent. Van oudsher worden van bremtwijgen bezems gemaakt en in Engelstalige landen heet de plant zelfs (Scottish) broom. Broom is dan uiteraard het Engelse woord voor bezem.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Bijvoet

Bijna elk stuk droge en voedselrijke grond dat langer dan een jaar of twee braak ligt krijgt de bijvoet (Artemisia vulgaris) als hoofdbestanddeel van de vegetatie. In de duistere Middeleeuwen meende men dat Johannes de Doper een krans van bijvoet om zijn middel moest hebben gedragen en daarom werd de plant ook wel Sint Janswortel genoemd. Die naam is echter al langere tijd in onbruik omdat er verwarring kon ontstaan met het Sint Janskruid (Hypericum perforatum).
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Artemisia, heeft zijn naam te danken aan de Griekse godin Artemis, de godin van de jacht en beschermer van het bos. Ook stond zij bekend als beschermster van geboorten en kinderen. Het tweede deel, vulgaris, komt uit het Latijn en betekent ‘gewoon’.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Blauwe lupine

De blauwe lupine (Lupinus angustifolius) heeft prachtige hemelsblauwe bloemen (vandaar natuurlijk de naam) en behoort tot de familie van de peulvruchten. Tot deze grote familie behoren ook bonen, tuinbonen, erwten pinda’s en sojabonen. Van de lupine wordt lupinemeel gemaakt dat gezien wordt als een goede vervanger van vaak genetisch gemanipuleerde soja. Vanaf december 2008 zijn fabrikanten verplicht te melden dat er lupine in hun product aanwezig is. Dat is een noodzakelijke maatregel omdat mensen, net zoals bij pinda’s, een allergische reactie kunnen krijgen als gevolg van het eten van lupinemeel.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Lupinus, komt van het Latijnse woord lupus dat ‘wolf’ betekent. Vroeger meende men dat de plant de grond van kostbare voedingsstoffen beroofde. Tegenwoordig wordt hij juist als groenbemester ingezet. Andere tijden, andere inzichten. Het tweede deel, augustifolia, betekent in het Latijn zoiets als ‘statig, nobel loof’ en dat duidt natuurlijk op zijn prachtige hoge en daardoor statige voorkomen.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Abrikoos

Die goudgele abrikoos (Prunus armeniaca) met zijn fluweelzachte huid smaakt fris en zoet en is een steenvrucht. Oorspronkelijk is de abrikoos afkomstig uit gebieden in Noordoost-China en niet, zoals zijn soortnaam armeniaca zou doen vermoeden, uit Armenië dat ietwat ten oosten van Turkije ligt. Daar is hij met de beroemde karavanen van de Zijderoute naartoe vervoerd. De introductie in Europa wordt toegeschreven aan Alexander de Grote (356 – 323 voor Christus).
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Prunus, komt uit het Latijn en betekent ‘Pruim’. Het woord duidt dus tegenwoordig de uitgebreide familie van voornamelijk eetbare pruimachtigen, waaronder de pruim, abrikoos, kers, amandel en perzik, aan. Het tweede deel, armeniaca, betekent (het land) ‘Armenië’. De woorden ‘abrikoos’ en het Engelse apricot zelf hebben een heel wat langere omzwerving achter de rug: via het middeleeuwse Franse woord abricot, het Catalaanse woord abercoc zijn we al snel in Spanje in de Moorse tijd beland. Via het Arabische woord al-birquq komen we via het Griekse bericokkia tot het Latijnse woord (malum) praecoquum. Dat betekende zoiets als ‘vroeg-rijpend (fruit)’.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Winterakoniet

De winterakoniet (Eranthis hyemalis) is een stinzenplant, die zoals zoveel stinzenplanten al heel vroeg in het jaar bloeit. De winterakoniet bloeit vanaf januari en als het nodig is zelfs door de sneeuw heen. Hij heeft goudgele bloemen, die ruiken naar honing. De Winterakoniet komt oorspronkelijk uit Zuid-Europa. Zij groeit in de loofbossen in berggebieden van Zuidoost-Frankrijk tot in Bulgarije. In Nederland wordt ze sinds het begin van de zeventiende eeuw beschreven. Deze stinzenplant is in ons land voor het eerst verwilderd aangetroffen in 1835. Inmiddels is de plant volkomen ingeburgerd op stinzen, buitenplaatsen en in oude tuinen. Ze dankt haar Friese naam, Ayttablomke, aan een vindplaats: de Aytta-state in Swichum.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Eranthis, is een combinatiewoord uit het Grieks. Er is ‘voorjaar’ en anthos is ‘bloem’. Samen betekent het woord dus ‘voorjaarsbloem’. Het tweede deel, hyemalis, is een wat alternatieve spelling van het woord hiemalis dat via het Latijnse word hiems zoiets betekent als ‘winter’ of ‘winterbloeiend’. Kennelijk waren de naamgevers het er niet helemaal over eens wanneer de winterakoniet nu precies bloeide.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Kruidnagel

De kruidnagel is de gedroogde en nog gesloten bloemknop van de kruidnagelboom (Syzygium aromaticum). Iedereen begrijpt natuurlijk wel hoe de kruidnagel aan zijn naam komt: het is een kruid en hij lijkt op een nagel (spijker). Zelfs in het Engels, waar hij clove heet, betekent de naam via het Franse woord ‘clou’ ook nagel. Maar de kruidnagel heeft een ontzettend belangrijke invloed gehad op de Nederlandse geschiedenis. Maar daarover later meer.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Syzygium, komt uit het Grieks waar syzygos zoiets als 'verbonden' betekent. Het heeft te maken met de paarsgewijze bloeiwijze van de bladeren. Het tweede deel, aromaticum, is uiteindelijk Grieks waar het zowel ‘kruid’ als ‘specerij’ betekent en heeft natuurlijk te maken met de sterke aromatische geur.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Mierik

De mierik (Armoracia rusticana) is als plant misschien wat onbekend, maar zijn lange witte penwortel staat bekend onder de naam mierikswortel. Hij smaakt een beetje naar radijs. Van de mierikswortel wordt een soort mosterd gemaakt met een scherpe, maar wat lege smaak. De mierikswortel zelfs heeft nauwelijks een aroma en pas wanneer je hem snijdt of raspt dan komt de scherpe mosterdolie vrij. In Japan is er een nog sterkere variant, die onder de naam wasabi de smaakmaker voor sushi is.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Armoracia, is afkomstig uit het Latijn. Via de veroveringsdrift van de Romeinen werd ook een oud Keltisch woord ingepikt en uiteindelijk kunnen taalkundigen zeggen dat het ‘(wonend of groeiend) bij de zee’ betekend moet hebben. Het Latijnse woord ‘Aremorica’ duidde ooit ook de Franse kustgebieden van Bretannië en Normandië aan. Uiteindelijk zegt de naam dus iets over het oorspronkelijke leefgebied van de plant. Het tweede deel, rusticana, heeft een eenvoudiger herkomst: het Latijnse rus betekent ‘platteland’ ofwel 'rustiek'.

Het Nederlandse woord ‘mierik’ zelf is een combinatiewoord. Via het Middeleeuwse Nederlandse woord meradic kunnen we het woord uitsplitsen tot ‘meer’ en ‘radic’ (radijs). Waarbij ‘radic’ weer afkomstig is uit het Latijnse radix ('wortel'). Je hebt bij een mierikswortel dus eigenlijk ‘meer wortel’ ten opzichte van een radijs.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Christoffelkruid

Sint Christoffel is vooral bekend als beschermheilige van zeelieden, maar hij had ook nog enkele bijbaantjes als patroon tegen besmettelijke ziekten, onverwachte dood, de pest, droogte, onweer, hagel, watersnood, vuurrampen en oogziekten. Bovendien leende hij zijn naam ook nog eens aan een giftige plant, het christoffelkruid (Actaea spicata). De man was maar een druk baasje.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Actaea, komt uit Griekenland, waar het de naam was voor de vlierbes en waar het christoffelkruid nogal op lijkt. In de Griekse mythologie was Actaeon een jager, die het geluk had om de godin Artemis naakt te zien baden in het bos. Zijn pech was weer dat ze hem ook zag en hij werd voor straf in een hengst veranderd. Actaeon betekent 'kust' in het Grieks en daarmee wordt tegelijkertijd de vindplaats van het christoffelkruid in Griekenland beschreven. Het tweede deel, spicata, heeft te maken met de bloeiwijze van de bloemen en het betekent 'aar'. Uiteindelijk komt spicata van het Latijnse ‘speer’. Of andersom.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Watersla

De watersla (Pistia stratiotes) staat ook bekend als mosselplant of schelpbloem. Zijn oorspronkelijk leefgebied vinden we in de tropische landen van Midden-Amerika. Het is een drijvende waterplant die hier veel gebruikt wordt in aquaria en vijvers. Zoals veel van dit soort planten kan hij zich enorm snel uitbreiden. Dit gaat soms zo snel dat al snel het hele oppervlak van een aquarium of vijver bedekt kan raken. Dat moet je als vissenliefhebber echt niet toestaan en dus wordt de watersla verwijderd en weggegooid. Soms verwildert de watersla in onze Hollandse grachten en sloten, maar hij houdt toch veel meer van tropische temperaturen en dus overleeft hij de winter vaak niet.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Pistos, is het Griekse woord voor water. Het tweede deel, stratiotes, is ook van Griekse herkomst en betekent ‘(gewone) soldaat’. Vermoedelijk heeft men deze naam gekozen omdat hij zich zo snel vermeerdert dat het lijkt alsof er een leger soldaten klaar staat om aan te vallen.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Alsem

De alsem (Artemisia absinthium) geeft de alcoholische drank absint zijn karakteristieke bittere smaak. In 1909 werd die groene likeur verboden omdat onze gezagsdragers meenden dat de drank giftig was. De beroemde schilder Vincent van Gogh (1853-1890) zou, onder invloed van de absint, zo in de war zijn geraakt dat hij zich van het leven probeerde te beroven. Ondertussen kun je absint weer gewoon in de winkel kopen. Dat is toch wel vreemd?
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Artemisia, heeft zijn naam te danken aan de Griekse godin Artemis, de godin van de jacht en beschermer van het bos en kinderen. Het tweede deel, absinthium, komt van het oud-Griekse woord apsinthion, dat zoiets als ‘niet lekker’ betekent en dat verwijst dan natuurlijk naar de bittere smaak van de plant.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Bittere scheefbloem

De bittere scheefbloem (Iberis amara) komt oorspronkelijk uit streken in Zuid- en Midden-Europa. Kenners noemen de plant adventief en dat betekent dat hij onopzettelijk door de mens is aangevoerd, meestal in de vorm van zaden. Simpel gezegd betekent het dat de bittere scheefbloem als tuinplant is aangeplant, vervolgens is ontsnapt en nu als verwilderd te boek staat.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Iberis, verwijst naar het Iberisch schiereiland dat uit Spanje en Portugal bestaat. Die naam heeft natuurlijk te maken met zijn oorspronkelijke leefgebied. Het tweede deel, amara, komt uit het Grieks en wordt gewoonlijk vertaald met ‘de bittere’. Het woord ‘amara’ komt mogelijk dezelfde bron als ‘Maria’. Taalkundigen geloven dat de naam Maria mogelijk ‘Zee van Bitterheid’ kon betekenen. Daar tegenover staat weer de stroming die denkt dat het woord 'Maria' afstamt van het Egyptische mr dat ‘liefde’ betekent. Van die laatste ben ik ook een aanhanger.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Laurierkers

De laurierkers (Prunus laurocerasus) is een tot drie meter hoge struik en komt oorspronkelijk uit het Midden Oosten. Ook in de winter behoudt de struik zijn bladeren en dat is de reden dat hij vaak in tuinen en parken is aangeplant. Zijn naam laurierkers heeft hij gekregen omdat hij nogal lijkt op de laurier (Laurus nobilis), maar beide planten zijn echter geen familie van elkaar.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Prunus, komt van het Latijnse word prunum en dat betekent natuurlijk ‘pruim’. De laurierkers is dus geen laurier en ook geen kers, maar familie van de pruim. Het tweede deel, laurocerasus, is een combinatiewoord van het Latijnse laurus (‘laurier’) en het Griekse karasos (‘kersenboom’). Samen wordt dat dan weer ‘laurierkers’.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Nootmuskaat

Nootmuskaat is een oosterse specerij, afkomstig van de muskaatboom (Myristica fragrans). Het woord nootmuskaat is een verbastering van het Latijnse ‘nux moschatae’, wat ‘naar muskus ruikende noot’ betekent. Vreemd genoeg is de nootmuskaat geen noot, maar een pit van een perzikachtige vrucht. Van de zaadmantel van de pit wordt foelie gemaakt. De muskaatnoot is zeer hard: in de keuken wordt de muskaatnoot daarom alleen in geraspte vorm, de nootmuskaat, gebruikt. Speculaas krijgt zijn unieke smaak door de toegevoegde nootmuskaat.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Myristica, stamt af van het Griekse woord myron, dat ‘balsem’ of ‘smeersel’ betekent. Dat Griekse woord kan weer geleend zijn uit het Semitisch en kan daardoor een broertje van het Hebreeuwse woord mor (‘mirre’) zijn. Het tweede deel, fragrans verwijst naar de heerlijke geur: het is het Latijnse woord voor ‘geurig’ of ‘aromatisch’.

De hallucinerende effecten van nootmuskaat staan in dit artikel beschreven. De in nootmuskaat aanwezige myristicine wordt in het lichaam wordt omgezet naar MMDA, een broertje van MDMA, beter bekend als ecstasy.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Rabarber

Je houdt er van of je griezelt ervan. Er is meestal geen tussenweg mogelijk. Dat is het geval met rabarber (Rheum rhabarbarum). Het is een plant die al millennia lang wordt gekweekt vanwege zijn eetbare delen. Zijn geschiedenis begon echter als geneesmiddel toen de Chinezen de wortel als een sterk laxeermiddel gebruikten. Pas omstreeks 1600 werd ontdekt dat je de bladstelen als groente kon eten. Het duurde echter tot ver in de achttiende eeuw, voordat rabarber als groente een grotere bekendheid kreeg. In Nederland vond de teelt pas vanaf ongeveer het jaar 1900 plaats.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Rheum, heeft dezelfde oorsprong als het hedendaagse woord ‘reuma’ en komt via het Latijn uit het Grieks. Rheum betekent zoiets als ‘iets dat stroomt’ in de betekenis van een rivier of zelfs snot uit je neus. Die benaming komt al heel dicht in de buurt van de vorm van gekookte rabarber. Het tweede deel, rhubarbarum, is vermoedelijk een combinatiewoord van Rha (de Scythische naam voor de rivier de Volga) en barbaron ('vreemd', 'buitenlands', 'barbaars'). Dat verklaart de route die de rabarber vanuit China, via de beroemde zijderoute en door de zuid-Russische steppen heeft afgelegd.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Waterscheerling

De waterscheerling (Cicuta virosa) geldt als de meest giftige plant van onze flora. De plant bewoont de koelere streken van het noordelijke halfrond. Vooral het eten van de wortelstok kan voor mens en (gewerveld) dier al in zeer korte tijd dodelijke gevolgen hebben, maar daarover later meer.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Cicuta, wordt in het algemeen verklaard als zijnde de naam voor de plant in de tijd van het oude Rome, maar zo gemakkelijk werkt dat natuurlijk niet. In het Latijn werd met Cicuta ook de afstand tussen twee knopen van een holle rietstengel bedoeld en het was een benaming voor fluit of pijp. Die werden er vroeger van gemaakt. Het tweede deel, virosa, betekent in het Latijn ‘modderig, bedekt met slijm’ en dat vertelt ons iets over de groeiplaats van de plant: in de veengebieden van Friesland tref je hem vrij algemeen aan.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Pijpbloem

De pijpbloem (Aristolochia clematitis) is inheems in Zuid-Europese landen. De plant is daar al zo lang in cultuur dat het oorspronkelijke stamland niet meer met zekerheid is vast te stellen. Als artsenijgewas is zij via klooster- en kasteeltuinen verder noordwaarts tot in ons land verspreid. De pijpbloem verspreidt zich hier via de steeds verder kruipende wortelstokken en daarmee ontstaat tegelijkertijd een probleem: de planten zijn allemaal klonen van elkaar en daardoor kunnen ze zich niet meer op de normale manier via bestuiving vermeerderen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijk naam, Aristolochia, is een combinatiewoord uit het Grieks: aristos betekent ‘het (aller)beste’ - en komt ook voor in ons woord ‘aristocratie’ - en locheia of lochia dat ‘bevalling’ betekent. Samen zegt het iets over het gebruik van deze plant om bevallingen in te leiden en te vereenvoudigen. In het Engelse taalgebied heet de plant Birthwort (‘Geboortewortel’). Het tweede deel, clematis, komt ook uit het Grieks. Klema betekent zoiets als ‘lange soepele ranken’.

De pijpbloem is zó giftig voor je nieren dat het zelfs een eigen ziektebeeld heeft: Aristolochic Acid Nephropathy. Zie hier voor een uitleg. 

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Wilde liguster

De wilde liguster (Ligustrum vulgare) is een lage heester, die omstreeks het begin van de zomer bloeit met kleine witte en trosvormige bloemen, die een sterke, weezoete geur verspreiden. Oorspronkelijk is hij inheems in de zuidelijke helft van Europa, maar hij lijkt hij zich al in de 17de eeuw in Nederland te hebben gevestigd.
< Uit de bast is een gele verfstof te winnen en uit de vruchten blauw-groene verfstof, terwijl uit de vruchten ook nog een zwarte kleurstof gewonnen kan worden voor de fabricage van inkt. Het hout is een bron voor houtskool en de buigzame jonge twijgjes kunnen voor het maken van manden worden ingezet.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, ligustrum, is weer zo’n naam waar taalkundigen zich er met een Jantje-van-leiden hebben afgemaakt. Zij claimen gemakszuchtig dat het de Latijnse naam voor die plant is. Graven we echter iets dieper dan ontdekken we dat het woord vermoedelijk van het Griekse woord ligustikos (Ligurisch, naar de provincie Ligurië in Italië) afkomstig is. Om het nog ingewikkelder te maken werd in de Middeleeuwen met Ligustrum niet de liguster, maar de sleutelbloem bedoeld. Gelukkig is het tweede deel, vulgare, gemakkelijker te verklaren: het betekent ‘gewoon’ of ‘gewone’.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Pioenroos

Oorspronkelijk is de stamvader van de pioenroos (Paeonia officinalis) afkomstig uit zuidoost Europese streken, zoals Griekenland en Turkije. Het geslacht omvat precies 33 soorten, maar doordat liefhebbers ze in alle geuren en kleuren gekweekt hebben bestaan er ondertussen ontelbare hybriden (gekweekte bastaarden) van de plant. De pioenroos wordt hier ook wel de boerenpioen genoemd en bloeit met prachtige karmozijnrode bloemen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Paeonia, vernoemt Pæon, de lijfarts van de Griekse goden. De mythe vertelt dat hij de plant op de berg Olympus van de moeder van de god Apollo had gekregen, maar stervelingen werden vaak gestraft wanneer ze een cadeau van de goden accepteerden. Dat was ook hier het geval omdat de pioenroos niet verplaatst moet worden want daarna zullen ze een aantal jaren niet willen bloeien. Eenmaal gewend kan hij echter enkele decennia achtereen bloeien. Dat hij naar een Griekse arts vernoemd is doet al vermoeden dat hij medicinaal kon worden ingezet. En datzelfde vertelt ons het tweede deel van zijn naam, officinalis, dat afkomstig is uit het Latijn en zoiets betekent als ‘gebruikt in de geneeskunde’.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Ridderspoor

De ridderspoor (Delphinium ajacis) zou, als het een vogel was geweest, als dwaalgast bestempeld kunnen worden. Inheems is hij in zuidelijke streken van Europa, maar hij heeft ook nog wel eens de neiging om uit tuinen te ontsnappen. Van de ridderspoor bestaan wereldwijd ongeveer 250 verschillende soorten die vanwege hun fraaie bloemen veelvuldig in tuinen worden aangeplant. Voor het gemak beperken wij ons hier tot de ridderspoor, die in Europa het meest wordt aangetroffen.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Delphinium, refereert aan het het Griekse woord delphis dat 'dolfijn' betekent. Als je fantasie groot genoeg is kun je soms in de blaadjes van de bloem een dolfijn herkennen. Het tweede deel, ajacis, heeft een mythische betekenis en vernoemt de Griekse held Ajax.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Peperboompje

Het peperboompje (Daphne mezereum) is in Nederland zo zeldzaam dat de wijze ambtenaren van dit land het op de zogaande rode lijst hebben geplaatst en dat betekent dat je, bijvoorbeeld, als bouwer van een leuke Vinexwijk behoorlijk in de aap gelogeerd bent als je een dergelijke plant op je bouwterrein aantreft.

De bloemen van het peperboompje verspreiden een heerlijke, seringachtige, maar soms bijna bedwelmende geur, die tot op enkele tientallen meters afstand duidelijk te ruiken is. De vrucht is een helderrode sappige steenvrucht, die door lijsters en andere zangvogels zonder problemen worden gegeten.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Daphne, is de oorspronkelijke naam van een nimf uit de Griekse mythologie. Zij werd door haar vader in een laurierstruik veranderd om aan de avances van de god Apollo te ontkomen. Als gevolg van deze ontluisterende vernedering droeg Apollo nadien een twijg laurier op zijn hoofd. Het grappige is dus dat de oorsprong van het gebruik van de ook nu nog in gebruik zijnde gewoonte om overwinnaars te kronen met een lauriertwijg dus eigenlijk ooit een symbool van een nederlaag is geweest. In het Grieks betekent het woord ‘Daphne’ gewoon ‘laurier’, maar als we nog verder de geschiedenis van het woord induiken dan wordt gedacht dat we het tot een Indo-Europese oorsprong kunnen terugbrengen: deru is dan ‘boom' in het bijzonder een 'eik’. Het tweede deel, mezereum, zit wat ingewikkelder in elkaar. Het woord komt via een aantal omwegen uit het Arabisch waar mahi zahraj zoiets als ‘vissenvergif’ betekent. En daarmee wordt ook al direct duidelijk dat het peperboompje niet geheel ongevaarlijk is.

Het peperboompje is een geheel andere plant als de (Japanse) peperboom (Zanthoxylum piperitum). Die plant is beslist niet giftig en levert de hier volslagen onbekende Japanse pepertjes op. Die zijn tevens één van de zeven ingrediënten van een Japans kruidenmengsel met de naam shichimi. Andere ingrediënten van die mix zijn chilipeper, sesamzaad, hennepzaad, geroosterde sinaasappelschil, gember en zeewier.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Klimmende winde

De klimmende winde (Ipomoea tricolor) heeft wereldwijd ongeveer zestienhonderd familieleden. In Nederland treffen we in het wild als verwanten de haagwinde (Calystegia sepium), de zeewinde (Calystegia soldanella) en de akkerwinde (Convolvulus arvensis) aan. Allemaal zijn ze in het algemeen vaak tot enige meters hoog klimmende planten. Naast windende (vandaar de naam), niet of weinig vertakte stengels, vormen ze uitlopers, die zich sterk vertakken en over de grond kruipen tot ze een stevig genoeg voorwerp tegenkomen. Dan duiken ze de grond in, verdikken, vormen wortels die de scheut de grond intrekken, en zenden weer windende stengels omhoog. Dat kan dus niet anders dan een vervelend onkruid zijn, zo zult u opmerken, maar als direct familielid van de klimmende winde heeft de zoete aardappel of bataat (Ipomoea batatus) toch een behoorlijk grote economische waarde, zeker voor de Azteken waarvoor hij een belangrijk voedingsmiddel was.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Ipomoea, is een combinatiewoord uit het Grieks: ipos betekent ‘worm’ en homoios betekent ‘lijkend op’. Samen zegt het dus iets over de manier van groeien waar de kronkelende stengels, lijkend op wormen, over de bodem groeien. Het tweede deel, tricolor, betekent ‘driekleurig’ en verklaart de kleur van de bloemen.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Clivia

Een echte kamerplant uit grootmoeders tijd is de clivia (Clivia miniata). Tegenwoordig kom je hem niet zo vaak meer tegen in de huiskamers en dat is eigenlijk best wel jammer omdat het toch een aantrekkelijke plant is die weinig verzorging nodig heeft om te kunnen overleven.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Clivia, vernoemt officieel de Britse hertogin van Northumberland, Lady Charlotte Florentina Clive (1787-1866). Zij was een tijdje de gouvernante van de toen toekomstige Koningin Victoria geweest en de hoofd-botanicus van de beroemde Kew Gardens, John Lindley, was waarschijnlijk een beetje verliefd op Lady Clive geweest om een plant naar haar te vernoemen. Maar misschien het was eigenlijk niet zij, maar haar grootvader die de eer moest toekomen omdat Robert Clive (1725-1774), grondlegger was van het Britse koloniale gezag in India via de East India Company (de Engelse tegenhanger van ‘onze’ VOC). Maar het was wel op haar uitgestrekte landgoed Almwick dat de eerste uit zuidelijk Afrika afkomstige Clivia’s tot bloei werden gebracht. Het tweede deel, miniata, is Latijns en betekent zoiets als ‘rode verfstof’ en dat is een bijzonder goed gekozen benaming omdat de bloemen van de Clivia prachtig vuurrood kunnen zijn.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Kardinaalsmuts

Wie eens even een moment de tijd neemt om naar de weinig opvallende, kleine bloemen van de (wilde) kardinaalsmuts (Euonymus europaeus) te kijken, ziet al snel dat de Nederlandse naam voor de struik enorm goed gekozen is: de bloemen met vruchten lijken echt sprekend op het paarsige hoofddeksel van een katholieke kardinaal in vroeger tijden.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Euonymus, is afkomstig uit het Grieks en is een combinatiewoord van eu (‘goed’) en onuma (‘naam’). Samen betekent het dus ‘goede naam’ of ‘staat goed bekend’. Het tweede deel, europaeus, is natuurlijk eenvoudig te verklaren: het is ‘europese’. Op deze plaats en op dit moment is het misschien interessant om eens iets over de oorsprong van het woord ‘Europa’ te zeggen. De meeste taalgeleerden zijn het er vreemd genoeg over eens dat het woord uit het Grieks stamt en een combinatiewoord is van eurys (‘breed’) en ops (‘gezicht’). Samen zou het dus vertaald moeten worden als ‘breed gezicht’ en dat zou moeten wijzen op de manier waarop de oude Grieken ons, als barbaarse rest van Europa, moeten hebben gezien. Een veel betere verklaring is echter om het woord ‘Europa’ via het Semitisch of Phoenisisch te verklaren: erebu of ereb betekende zoiets als ‘ondergaan (van de zon)’ of ‘west’ en dan klopt het verhaal een stuk beter. Europa is dan niet anders dan het avondland, gezien vanuit het Midden-Oosten. Vergelijkbaar hiermee is de naam van de oude Griekse god Erebus (‘Diepe duisternis of schaduw’).

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Paardekastanje

Natuurlijk is de paardekastanje (Aesculus hippocastanum) geen familie van zijn bijna-naamgenoot, de tamme kastanje (Castanea sativa). Waarom zou alles in het leven ook eenvoudig en voorspelbaar moeten zijn? De paardekastanje is inheems op de Balkan en wordt hier sinds jaar en dag aangeplant omdat hij goed tegen schaduw en luchtverontreiniging blijkt te kunnen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam heeft een wat vreemde reis achter de rug. Aesculus is oorspronkelijk afkomstig van het Latijnse woord esca en dat betekent ‘voedsel’. Dat woord is weer gekoppeld aan edere (‘eten’) en je ziet al dat het via het Engelse edible ('eetbaar') al dicht tegen ons eigen woord ‘eten’ aanligt. Gedurende de periode van het oude Romeinse wereldrijk werd het woord esca eerst gebruikt voor een bepaald soort eik, maar op de een of andere manier is het woord op een gegeven moment 'getransplanteerd' naar de paardekastanje. Het tweede deel, hippocastanum, maakt het ons gelukkig weer een stuk makkelijker; hippo is ‘paard’ en castanum is 'kastanje'. Samen betekent de wetenschappelijke naam dus zoiets als eetbare paardekastanje. In Oost-Europa bestaat nog steeds de gewoonte dat paardekastanjes als veevoer worden gebruikt.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Gewone vlier

De gewone vlier (Sambucus nigra) werd vroeger gezien als een heilige struik. Je moest respect tonen als hij in je tuin stond en je moest de goden niet verzoeken door hem om te willen kappen. Tussen de regels doorlezend ontdekken we al dat het een behoorlijk taai onkruid is en als je besluit hem wel om te kappen zul je al snel merken dat de vlier weer snel gaat uitlopen. De oude goden geven zich niet zo snel gewonnen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Sambucus, is afkomstig uit het Griekse woord sambuke en betekent ‘fluit’. Van jonge twijgen maakte men vroeger inderdaad fluitjes en dat gebruik wordt nog weerspiegeld door het Nederlandse woord ‘flierefluiter’. Het tweede deel, nigra, betekent ‘zwart’ en dat, u raadt het natuurlijk al, beschrijft de kleur van de besjes.

Aangezien deze column is opgenomen in het boek 'Gevaarlijke Planten' heeft de uitgever mij verzocht een deel van de column te verwijderen. Wil je deze of andere columns toch in zijn geheel lezen? Bestel dan het boek!

Zie linksboven op deze site voor bestelinformatie.

Lobelia

De Lobelia (Lobelia erinus) is voor tuinliefhebbers een enorm populaire plant omdat hij een heel lange tijd bloemen oplevert. Het is een soortenrijk geslacht waarvan er zelfs eentje in het wild in Nederland voorkomt en dat is de zeldzame waterlobelia (Lobelia dortmanna), een vaste waterplant.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Lobelia, vernoemt de in zijn eigen tijd wereldberoemde plantkundige en arts Matthias de Lobel (1538-1616). Het tweede deel, erinus, is het slachtoffer van het nadeel van het internet: iedereen schrijft elkaar steeds maar na en daardoor wordt de waarheid soms uit het oog verloren. Van erinus wordt namelijk gezegd dat het de naam was van een basilicum-achtig plantje in de Griekse oudheid. Er wordt gemakshalve bij deze uitleg vergeten te vertellen dat Erinus een wraakgodin was waarvan de naam via orī́nō (ὀρῑ́νω) 'opwekken van woede' betekende en dat soort benamingen komen we vaker tegen bij planten die een giftige schaduwzijde bezitten.

Van de lobelia is bekend dat ze minimaal een veertiewat gelige olie, die naar tabak ruikt en smaakt. Dat is ook niet zo verwonderlijk omdat het een pyridine-alkaloïde blijkt te zijn en die worden ook in de groep planten aangetroffen waartoe ook de tabaksplant behoort. De lobeline is echter wat minder krachtig en minder verslavend als nicotine, maar het wordt daarom wel door inheemse volkeren gebruikt als plantaardig middel om te proberen met roken te stoppen. Al zijn over het succes daarvan de meningen behoorlijk verdeeld. Dat de plant in Engelstalige landen ook wel vomitwort of pukeweed (‘overgeefwortel’ of ‘overgeefkruid’) wordt genoemd is ook al niet een goed teken. Een recent Duits onderzoek kwam tot de conclusie dat ‘lobeline niet kon worden aanbevolen’ als behandeling voor het stoppen met roken.

Van de lobelia wordt gedacht dat het een stimulant voor het ademhalingssysteem zou zijn en bovendien een algemeen werkende rustgever. Dit is natuurlijk een wat ongebruikelijke combinatie met als gevolg dat het in de geneeskunst (niet: geneeskunde) voor een scala aan gezondheidklachten werd toegepast. Problemen met de longen, zoals astma, bronchitis, kuchelen, longontsteking, gewone verkoudheden en griep konden zogenaamd met de lobelia worden aangepakt.

Lobeline staat tegenwoordig wel in de belangstelling van wetenschappers omdat het in de hersenen mogelijk de werking van de neurotransmitter dopamine zou blokkeren en dat zou handig zijn bij de behandeling van drugsverslavingen omdat bepaalde drugs extra dopamine aanmaken. Bovendien ben je dan direct van je eventuele wormen en de geslachtsziekte syfilis af want daarvoor gebruikten Indianen het vroeger ook al.

Amaryllis

Het lijkt bijna het perfecte cadeau: een prachtige amaryllis (Amaryllis belladonna) in een mooie glazen vaas. Maar, zoals meestal het geval is in deze imperfecte wereld: vrijwel alles heeft ook een duistere kant.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Amaryllis, is allereerst de naam van een mooie herderin die, volgens een legende, haar eigen hart doorboorde om zo een nieuwe bloem te creëren voor haar onbereikbare liefde: de herder waarvan ze zo verschrikkelijk veel hield, maar die alleen oog had voor bloemen. Vervolgens is de naam afgeleid van het Oudgriekse woord amarússō (ἀμαρύσσω), wat zoiets als ‘sprankelend’ betekent. Het tweede deel, belladonna, betekent ‘mooie dame’ in het Latijn en dat duidt op het oude schoonheidsideaal dat mensen verwijde pupillen mooi vonden. Ze druppelden een aftreksel van de plant in hun ogen, die daardoor vergrootten.

Dat de amaryllis is staat was om pupillen te vergroten wijst al op een bepaalde giftigheid en dat vermoeden is helemaal juist. De belangrijkste giftige stof is de alkaloïde lycorine, al worden ook enkele daaraan gerelateerde alkaloïden in kleine hoeveelheden aangetroffen. Het eten van de bol heeft in het verleden wel mensen vergiftigd, maar eigenlijk is het zeer onverstandig om alle delen van de plant onderdeel van je dieet te maken. Tenzij je op een onverantwoordelijke en spectaculaire manier wilt proberen af te vallen want dan zijn de gevolgen: overgeven, diarree, maag- en darmkrampen, anorexia, depressie en oncontroleerbare spiertrillingen.

De amaryllis is afkomstig uit het zuidelijk deel van Afrika en zijn verspreiding verloopt parallel aan de slavenhandel omdat de bol van de amaryllis met dezelfde schepen als de slaven naar de nieuwe wereld werd vervoerd. Slavenhandelaars lieten de plant graag rondom de landhuizen op hun plantages aanplanten.

De plant zelf heeft natuurlijk een wat kale stengel met uitstaande bladeren. Die naakte aanblik heeft hem in Noord-Amerika de naam ‘naked lady’ (‘naakte vrouw’) opgeleverd. In de rest van de wereld wordt die kale stengel vaak in verband gebracht met de staf van Josef. Een legende vertelt dat er een goede echtgenoot voor Maria moest worden gezocht en dat Josef behoorlijk wat indruk maakte toen er plots een bloem aan het einde van zijn staf bloeide. Natuurlijk speelde hij een beetje vals door daarvoor een stengel van de amaryllis te gebruiken, maar in oorlog en liefde is alles geoorloofd. In het Portugees heet de amaryllis nog steeds de bordão de São Jose ofwel de ‘staf van Sint Josef’.

Normaal gesproken is de amaryllis een plant die het einde van de zomer aankondigt, maar in Nederland is hij door moderne kweekmethodes vanaf september tot april te koop.

Gevlekte aronskelk

De Gevlekte aronskelk (Arum maculatum) staat bekend om de bestuiving met behulp van een valkuil. De bloem verspreidt een lucht van rottend vlees, waar vliegjes door aangetrokken worden. Die vliegjes glijden via de binnenkant van de bloemschede in de kelk. Pas de volgende ochtend worden de met stuifmeel bepoederde vliegjes weer vrijgelaten. Het is een wat ingewikkeld, maar zeer doelmatig systeem.
Hhet eerste deel van de wetenschappelijke naam, Arum, is vaag. Het woord zou, volgens sommige deskundigen, uit het Oudgrieks stammen, waarbij áron (ἄρον) de naam voor een giftige plant zou zijn. Een veel betere verklaring is natuurlijk dat het Oudgriekse woord Aron weer geleend is van het Hebreeuwse woord Jaron (חץ) en dat betekent een 'pijl' of 'speer’ en dat is een duidelijke verwijzing naar de lansachtige kolf (de spadix) van de aronskelken. In Engelstalige landen wordt die spadix vergeleken met de staf van de Hogepriester Aaron en dan lijkt die Hebreeuwse bron uiteindelijk toch niet zo onredelijk. Het tweede deel, maculatum, betekent in het Latijn 'gevlekt' en dat is een verwijzing naar zijn paarsige gevlekte bladeren.

Door de vorm van de spadix werd de gevlekte aronkelk soms als een lustverhoger, ofwel een afrodisiaca, gezien en dat was gezien zijn giftigheid nu niet echt een goed idee. Alle delen van de gevlekte aronskelk bevatten calcium oxalaat kristallen, oplosbare oxalaten en cyanoforische glycociden. Ook is een vloeibare olie-achtige alkaloïde aangetroffen dat lijkt op de neurotoxine coniïne, maar die hier iets minder krachtig is. De gevolgen van inname zijn een gevoel van branderigheid en zwellen van de lippen, mond, tong en keel. Ook krijg je last van maagpijnen, krampen en duizeligheid door het eten van de bessen. Huidirritatie door contact met wortelsappen komt ook voor. Alle delen van de plant kunnen verder allergische reacties opwekken.

De knol van de gevlekte aronskelk kan behoorlijk omvangrijk worden en bevat veel zetmeel, dat – mits goed geroosterd en gemalen – in het verleden als voedsel gebruikt werd. Er werd in Engeland zelfs een drank van gebrouwen voordat thee en koffie waren geïntroduceerd. Ook werd van dat zetmeel een stijfsel geproduceerd waarmee de bekende kragen in de tijd van Elizabeth I (1533-1603) werden verstevigd en waar het ook een Engelse bijnaam aan te danken heeft: starchwort betekent stijfselwortel. Voor de wasvrouwen, die met dit stijfsel aan de slag moesten, was het beslist geen pretje omdat hun handen het door de giftigheid van de plant voortdurend moesten bekopen met vreselijke blaren en kloven. Schoonheid had toen ook al zijn prijs. Al hoefden de rijkere landgenoten die prijs zelf niet te betalen.

Boerenwormkruid

Tegenwoordig weet je nooit zeker meer wat er achter een naam schuil gaat. In deze tijd van snelheid en internet worden namen slechts verzonnen om hun klank. Wie weet wat voor een producten er achter namen als Cendant, Ziggo of Calibra schuil kunnen gaan. Een naam is vluchtig en betekenisloos geworden. Vroeger was alles veel simpeler. Met een naam als boerenwormkruid (Tanacetum vulgare) wist je precies wat waarvoor een plant gebruikt kon worden. Het was een kruid dat boeren gebruikten als ze last hadden van wormen.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Tanacetum, is afkomstig uit het Latijn en betekent ‘wormhout’ en dus werd de plant zelfs door de Romeinen al voor ontworming gebruikt. In het Engelse woord voor boerenwormkruid, tansy, hoor je die Latijnse invloed zelfs nu nog. Maar we kunnen nog verder terug in de geschiedenis en dan ontdekken we dat de Romeinen het woord uit het Oudgrieks hebben geleend: athanasia (ta verwisselde onderweg wel eens vaker met at) betekende ‘ontsterfelijkheid’ [a (α) is ‘niet’ of 'zonder' en thánatos (θάνατος) is ‘dood’]. Die naam heeft hij te danken aan het feit dat hij zich maar moeilijk uit je tuin laat verwijderen. Het tweede deel, vulgare, betekent net als het Nederlandse woord ‘vulgair’ simpelweg ‘gewoon’.

De hele sterk geurende plant is behoorlijk giftig als gevolg van de aanwezigheid van thujon. Dat is een alkaloïde die opgelost zit in een essentiële olie en hersen- en levercellen aantast. Zonder die belangrijke organen worden het al snel lastig om probleemloos in leven te blijven. Verdere symptomen bij inname zijn een snelle en zwakke pols, maagontsteking, stuiptrekkingen en abortus. Kleine hoeveelheden zijn misschien niet direct dodelijk, maar het gif heeft de neiging zich in je lichaam op te hopen.

Toch gebruikte men het vroeger voor een scala aan problemen. De bekendste is dan om worminfecties te bestrijden door het boerenwormkruid als bittere thee of in koekjes te nuttigen. Verder werden migraine, zenuwzwakte en reumatiek met het kruid behandeld. Vreemd genoeg werd het ook als tonicum gebruikt als je wat problemen had om zwanger te worden. Boerenwormkruidthee werd in de lente aan kinderen gegeven als een soort spring cleaning voor het lichaam.

Ooit werd het bittere boerenwormkruid in (voornamelijke katholieke) gezinnen gebruikt om pudding en gebakken eieren mee te kruiden. Oude gebruiken vertellen dat de zaden verwerkt werden in koekjes die bij de begrafenis werden uitgedeeld. Daar komen we dus de combinatie van dood en onsterfelijkheid dus weer tegen.

Maar pas op: er zijn meldingen dat zelfs het met blote handen uit je tuin verwijderen van boerenwormkruid al ziektebeelden kan opwekken, wat betekent dat het gif zelfs door je huid kan heendringen.