Winterakoniet

De winterakoniet (Eranthis hyemalis) is in Friesland een stinzenplant, die zoals zoveel stinzenplanten al heel vroeg in het jaar bloeit. De winterakoniet bloeit vanaf januari en als het nodig is zelfs door de sneeuw heen. Hij heeft goudgele bloemen, die ruiken naar honing. De Winterakoniet komt oorspronkelijk uit Zuid-Europa. Zij groeit in de loofbossen in berggebieden van Zuidoost-Frankrijk tot in Bulgarije. In Nederland wordt ze sinds het begin van de zeventiende eeuw beschreven. Deze stinzenplant is in ons land voor het eerst verwilderd aangetroffen in 1835. Inmiddels is de plant volkomen ingeburgerd op stinzen, buitenplaatsen en in oude tuinen. Ze dankt haar Friese naam, Ayttablomke, aan een vindplaats: de Aytta-state, een buitenplaats in Swichum.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Eranthis, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks: éar (ἔαρ) is ‘voorjaar’ en ánthos (ἄνθος) is ‘bloem’. Samen betekent het woord dus ‘voorjaarsbloem’. Het tweede deel, hyemalis, is een wat alternatieve spelling van het woord hiemalis dat via het Latijnse word hiems zoiets betekent als ‘winter’ of ‘winterbloeiend’. Het woord is verwant aan het Oudgriekse khiṓn (χιών), wat 'sneeuw' betekende. Kennelijk waren de naamgevers het er niet helemaal over eens wanneer de winterakoniet nu precies bloeide.

Maar daarmee zijn we nog niet klaar met de verwarring. Met een naam als winterakoniet zou je verwachten dat hij tot de familie van de akonieten behoort en dan een broertje of zusje is van de dodelijke monnikskap, maar dat is natuurlijk niet het geval. Hij behoort tot de ranonkelachtigen en is daarmee directe familie van de boterbloem. Gelukkig horen beide families wel weer tot de grote ranonkelfamilie.

Giftig is de winterakoniet natuurlijk wel en dat heeft hij te danken aan een aantal alkaloïden (Eranthine A en B) en glycosiden uit de bufadienolidegroep. Het zijn vooral de glycosiden die in dit geval de problemen veroorzaken. Ze veroorzaken misselijkheid en braken, pijnlijke kolieken, onregelmatige en vertraagde polsslag, en ademnood. Ze werken in op het hartritme en kunnen daardoor fatale hartritmestoornissen veroorzaken. Diezelfde glycosiden worden tegenwoordig met enige voorzichtigheid ook ingezet bij de behandeling van hartstilstanden, fibrillatie (hartritmestoornis, waarbij de hartspiervezels zeer snel en ongecoördineerd samentrekken) en abnormale hartritmes.

Dat hij giftig is blijkt ook uit het feit dat de naam van de winterakoniet al in de Griekse mythologie werd beschreven. De held Hercules moest Cerberus, de driekoppige hond die de onderwereld bewaakte, uit die onderwereld halen. Buitengekomen werd Cerberus verrast door het scherpe daglicht. Terwijl hij verschrikt blafte viel zijn speeksel op de grond. Dat giftige speeksel vormde zich tot stenen en daarop groeide de winterakoniet. De Grieken noemen die bloemen akóniton (‘ἀκόνιτον), wat zoiets betekende als 'zonder stof' en 'zonder worsteling'. Dat moest je begrijpen als 'onoverwinnelijk', vanwege diens giftigheid.