Pagina's

Passiebloem

De passiebloem (Passiflora edulis) heeft oorspronkelijk zijn wortels staan in bergachtige gebieden van Zuid-Amerika. Hij groeit daar vanaf zeeniveau tot de ijle hoogten van wel 2500 meter hoog. In de hoge bergen kan het ’s nachts behoorlijk koud worden en dus kan de passiebloem wel tegen een stootje. In Nederland geldt hij als winterhard.

Het is een houtachtige klimplant, die zich met stengels omhoog probeert te werken op zoek naar zonlicht. De aantrekkelijke bloemen van deze soort zijn gewoonlijk paars van kleur met witte effecten. Het fruit van deze passiebloem is natuurlijk de passievrucht of als sappenfabrikanten het nog mooier willen laten klinken: maracuja. Omdat passievruchtensap zo heerlijk smaakt wordt de passiebloem ondertussen bijna wereldwijd op grote plantages gekweekt.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Passiflora, is een combinatiewoord met een deel Grieks en een deel Latijn: passi komt van het Griekse pathos, dat ‘lijden’ betekent, terwijl het Latijnse woord flora uiteraard ‘bloem’ betekent. De naam passiebloem werd ooit verzonnen omdat men meende dat de corona (‘hart’) van de bloem enige gelijkenis had met de doornenkroon van Christus en de andere delen van de bloem leken dan op de spijkers of de verwondingen. Het tweede deel, edulis, is Latijns en betekent ‘eetbaar’. We herkennen hierin ook nog het hedendaagse Engelse woord edible.

Maar laat je niet in de luren leggen door het feit dat zijn naam eetbaar betekent want het fruit is het enige deel van de passiebloem dat eetbaar blijkt te zijn. De bladeren en de wortels hebben bij de inheemse volkeren al een lange geschiedenis achter zich als medicijn en drug. Van verse of gedroogde bladeren werd een thee gezet en die moest helpen tegen slapeloosheid, rusteloosheid en epileptie. Ook bleek die thee ook bloeddrukverlagend en pijnstillend te werken.

Het blijkt dat de passiebloem boordevol harmala alkaloïden (harman, hermaline, harmine en harmol) zit. Daarvan is bekend dat ze in principe zo’n beetje dezelfde werking hebben als mono-amine oxidase inhibitors (MAOIs). Dat is een moderne klasse van krachtige antidepressiva. Maar in die antidepressiva, die je uit de apotheek kunt halen, zitten natuurlijk perfect afgewogen hoeveelheden van de werkzame stof. In delen van de passiebloem zitten natuurlijk ook allerlei extra stofjes als vervuiling en die hebben vaak een heel wat andere werking. Geen wonder dat Indiaanse medicijnmannen en sjamanen diezelfde plant gebruikten om via hallucinaties in contact te komen met hun goden, die in een andere wereld huisden.

Ondertussen is wel gebleken dat het drinken van passievruchtensap de nadelige gevolgen van astma kan verminderen. Een kleine studie liet zien dat het sap de kortademigheid, de benauwdheid en het hijgen met wel 75% kon verminderen.

Dodemansvingers

Ja, de plant met de wonderlijke naam dodemansvingers (Oenanthe crocata) bestaat echt, al is hij in Nederland behoorlijk zeldzaam. Hij is een familielid van enkele van de meest giftige planten van onze flora: de gevlekte scheerling (Conium maculatum), de waterscheerling (Cicuta virosa) en de hondspeterselie (Aethusa cynapium). Het wekt dan ook geen verwondering dat ook in de dodemansvingers behoorlijk potent gif huist. De plant zelf lijkt op selderij met wortels, die het meest weg hebben van een bos witte peen, en hij bewoont het liefst in wat vochtige, moerassige grond.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Oenanthe, is weer eens een combinatiewoord uit het Oudgrieks: oinos is ‘wijn’ en anthos is ‘bloem’. Samen beschrijft het de wijnachtige geur van de plant. Het tweede deel, crocata, komt van het Oudgriekse krokus dat nu ‘krokus’ of ‘saffraan’ betekent, maar vroeger de kleur geel beschreef. We herkennen ook nog in de Arabische vorm kurkum de huidige naam van het gele Indonesische kruid kurkuma (koenjit of geelwortel). De plant scheidt oranjegeel melksap uit wanneer hij beschadigd raakt.

Zoals gezegd is de dodemansvingers extreem giftig en dat komt door de aanwezigheid van oenanthotoxine. Dat gif tast al snel het centrale zenuwstelsel aan, maar heeft wat vreemde symptomen waaraan hij ook zijn Nederlandse naam dodemansvingers te danken heeft. De zenuwen van het gezicht en lichaamsuiteinden worden het eerst aangetast. Dat is bijna hetzelfde opmerkelijke effect dat we ook al eerder bij de gevlekte scheerling (Conium maculatum) hadden aangetroffen. Het gevoel trekt dus het eerste weg uit je vingers, maar ook uit je tong. Dat is de reden dat hij in sommige streken in Engeland nog dead tongue (‘dode tong’) genoemd wordt.

Verdere symptomen van slechts milde vergiftiging met de dodemansvingers zijn: duizeligheid, gevoel van verdoving, verlies van kracht, stuiptrekkingen, delier, spierstijfheid, gevoelloosheid en haaruitval.

Maar zijn beroemdste effect is wel de beroemde sardonische grijns. Medisch gezien is risus sardonicus, zoals ze dat dan noemen, een probleem waarbij spieren in het gezicht verkrampt zijn waardoor het lijkt of de patiënt grijnst. Soms is het ook een symptoom van tetanus of strychninevergiftiging. Maar de wortels van de term ligt op het eiland Sardinië in de Middellandse Zee. Volgens oude verslagen werden daar in de oudheid oudere mensen, die zichzelf niet meer goed konden verzorgen, gedood door ze dodemansvingers te laten opeten. Nadat ze even sardonisch (Sardinisch) hadden gegrijnsd overleden ze en waren een respectvolle dood gestorven. Er werd hun verder geestelijk en lichamelijk aftakelen bespaard. Het was, in die goede ouwe tijd, een vroege vorm van euthanasie (‘goede dood’).

Al met al is het zeker geen plant om voor je plezier op te eten.

Alsemambrosia

Ambrosia is een plantengeslacht waarvan we enkele soorten als adventiefplanten in Nederland aantreffen. Ze worden voortdurend aangevoerd vanaf de Noord-Amerikaanse prairiegebieden, maar slagen er toch maar niet in om aan het inburgeringsexamen te voldoen. Maar veel scheelt dat niet. De ambrosia is een plant, die tot wel 120 centimeter hoog kan worden. In Nederland komen een drietal soorten steeds vaker voor: de hieronder besproken alsemambrosia (Ambrosia artemisiifolia), de driedelige Ambrosia (Ambrosia trifida) en de zandambrosia (Ambrosia psilostachya).

Vroeger had de alsemambrosia geen enkele kans om zich hier blijvend te vestigen, maar klimaatveranderingen zorgen voor warmere omstandigheden en dat maakt het verschil tussen op visite zijn en blijven.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, ambrosia, herinnert aan de Griekse godenspijs ambrosia. Het Griekse woord ambrosios is een combinatiewoord van a (‘niet’) en mbrotos (‘sterfelijk’). Dat laatste is weer gerelateerd aan mortos dat in het Nederlands nog herkenbaar is in het woord ‘moord’. Samengevoegd betekent het ‘onsterfelijk’. Wat het verband is tussen die onsterfelijkheid en de plant, blijft raadselachtig. De planten zijn zeker niet onsterfelijk omdat veel soorten eenjarig zijn. Het tweede deel, artemisiifolia, is een combiwoord uit het Latijn waar folio ‘blad’ is en artemis ‘alsem’. Samen is dat dus ‘(met een) blad (dat lijkt op dat van de) alsem’.

Het allergrootste probleem van de alsemambrosia is het feit dat tijdens de bloei grote hoeveelheden pollen vrijkomen. Deze pollen zijn zeer sterk allergeen wat betekent dat ze snel hooikoortsklachten veroorzaken. De plant bloeit daarbij laat, vanaf eind augustus tot en met oktober, waardoor het huidige hooikoortsseizoen wel met twee maanden verlengd kan worden. Dat is beslist geen goed nieuws voor mensen die toch al snel last hebben van een (pollen)allergie.

De plant scheidt de sesquiterpene lactone coronopiline uit, die de oorzaak is van de allergie, maar oorspronkelijk tot doel had om de groei van andere planten in de omgeving van de alsemambrosia te belemmeren. Een slimme manier van chemische oorlogvoering om de strijd om het bestaan met inheemse planten te winnen.

Omdat de alsemambrosia niet inheems is wordt hij hier uiteraard niet voor medische doeleinden gebruikt. De indianen gebruikten hem voor infecties en insektenbeten. Een thee werd ingezet als middel tegen koorts en menstruatiepijnen.

Maar wat te doen aan die invasieve alsemambrosia? Als zoveel mensen last van allergie krijgen doen moet er toch daadkrachtig worden ingegrepen? Dat wordt nu eindelijk gedaan: de regering is in overleg met zaadhandelaren of die misschien alsjeblieft willen letten op de aanwezigheid van zaden van alsemambrosia in de door hen geïmporteerde zaadmengels. En de Voedsel en Warenautoriteit stelt je hier in staat om een ambrosia te melden. Dát is pas krachtig ingrijpen om de volksgezondheid van de Nederlanders te beschermen.

Bittere sinaasappel (of Pomerans)

Een aantal afleveringen geleden schreef ik over de gevaren van de Chinese efedra. Mensen, die met behulp van die efedra snel wilden afslanken, kwamen soms voor onprettige verrassingen te staan en konden in het ergste geval rekenen op een hartaanval. Om de consumenten tegen zichzelf te beschermen heeft de Nederlandse overheid besloten om het gebruik van efedra als voedingssupplement te verbieden. Producenten moesten dus uitkijken naar een vervangend middel om toch hun omzet op peil te houden. De bittere sinaasappel (Citrus aurantium) lijkt zo’n plant te zijn: wel de voordelen, maar niet de nadelen van efedra? Het lijkt weer eens te mooi om waar te zijn.
De bittere sinaasappel is oorspronkelijk afkomstig uit China, maar heeft zich geleidelijk in westelijke richting verspreid. In de klassieke oudheid was hij in Iran aangekomen en werd hij door Arabische handelaren over de toen bekende wereld verhandeld.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Citrus, is afgeleid van het Oud-Griekse woord kedromelon, dat ‘cederappel’ betekende. In dat woord is melon gelijksoortig aan het Latijnse woord malum (‘appel’) en wordt kedro gewoonlijk vertaald als ‘goddelijke roem’. De Romeinen vonden dat Griekse woord wat onuitspreekbaar en hebben het ingekort tot citrus. Het tweede deel, aurantium, komt uit het Latijn waar aurus ‘goud’ betekende. Samen kunnen de wetenschappelijke naam dus vertalen als ‘goddelijke goudappel’ en dat klopt precies met de oude Nederlandse naam ‘pomerans’ (pomme is ‘fruit’ en arancio is ‘goud’).

De bittere sinaasappel wordt al eeuwenlang probleemloos gebruikt voor heerlijke marmelades en likeurs (de bekende Blue Curaçao). Maar, zoals gezegd, wordt de bittere sinaasappel tegenwoordig ook ingezet als middel om snel gewicht te verliezen. Inderdaad draagt de bittere sinaasappel een aantal potentieel gevaarlijke stoffen met zich mee. Het bevat de amfetamine metabolieten N-methyltyramine, octopamine en synephrine. Dat zijn stoffen die chemisch gezien vrijwel gelijk zijn aan efedrine. Dus ook de werkzame stoffen van de bittere sinaasappel zouden werken doordat je bloedvaten vernauwen, je bloeddruk verhogen en je hartslag versnelt. Artsen melden ondertussen wereldwijd alweer gevallen van hartritmestoornissen, hartaanvallen, angina pectoris (een drukkend gevoel of pijn midden op de borst dat ontstaat doordat je hartspier onvoldoende bloed krijgt) en ischemische colitis (een ontsteking van de dikke darm, die ontstaat doordat deze onvoldoende zuurstof krijgt). Overigens blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat een extract van bittere sinaasappel niet helpt om gewicht te verliezen[1].

In traditionele Chinese medicijnen wordt de bittere sinaasappel gebruikt tegen verlies van eetlust, bij verkoudheid en om gewicht te verliezen. Uitwendig gebruiken de Chinezen het nog steeds om schimmelinfecties te bestrijden.

Toch vreemd dat nog steeds zoveel mensen met overgewicht luchthartig geloven in een quick fix. Het enige dat immers werkt is minder eten en meer bewegen.

[1] Gutiérrez-Hellín et al: Effect of p-Synephrine on Fat Oxidation Rate during Exercise of Increasing Intensity in Healthy Active Women in Nutrients - 2022

Beenbreek

De beenbreek (Narthecium ossifragum) behoort tot de leliefamilie, maar is daarin een vreemde eend in de bijt omdat de beenbreek het liefst groeit op een blijvend natte bodem of op watervasthoudend veen. Door de voortdurende ontginning van ons land en het kunstmatig verhogen of verlagen van het grondwaterpeil is de steenbreek in Nederland zo zeldzaam geworden dat hij door ijverige ambtenaren als officieel beschermd is aangemerkt.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Narthecium, wordt gewoonlijk gezien als een Latijns woord dat ‘kleine (pillen)doos’ zou betekenen. Soms lees je dat men gelooft dat het uit het Grieks zou moeten stammen, waar narthekion zoiets als ‘klein lattenwerk’ (om boontjes tegenop te laten groeien) zou betekenen. Beide verklaringen zijn absolute onzin. De enig juiste verklaring is dat bij het woord op zijn weg door de geschiedenis een omdraaiing heeft plaatsgevonden en ooit anthericum (‘rechtopstaande stengel’) moet zijn geweest. De oervorm daarvan was het Griekse woord ather (‘stengel’, ‘stekel’). Het tweede deel, ossifragum, is wat eenvoudiger te verklaren en het is een samentrekking van os (‘been’ of ‘bot’) en frago (‘breken’). Dat laatste is een broertje van het huidige woord ‘fractuur’. Samen betekent het dus ‘beenbreek’.

Vaak wordt gedacht dat de naam beenbreek zou kunnen wijzen op een oud gebruik van die plant als geneeskundig kruid, maar als andere mogelijkheid wordt genoemd dat het vee broze botten krijgt wanneer het teveel van die plant eet. Voor dat laatste wordt soms ietwat luchthartig gemeld dat de beenbreek gewoonlijk groeit op hele schrale en vochtige grond met weinig voedingsstoffen. Bij gebrek aan ander voedsel zullen schapen daardoor ook sneller last hebben van broze botten.

Maar het zit toch iets anders omdat beenbreek vervelende stofjes bevat, die men steroidal saponinen heeft genoemd. Vee dat teveel beenbreek binnenkrijgt krijgt last van beschadigingen aan de lever. Daardoor komt er teveel phylloerythrine in het bloed. Die stof wordt gevormd bij de afbraak van de groene bladkleurstof chlorofyl door de micro-organismen in de maag. Normaal wordt deze stof met de gal uitgescheiden, maar door de leverstoornis komt er teveel phylloerythrine in het bloed en dus ook in de huid. Daardoor kan de huid veel minder goed tegen zonlicht en ontstaat een soort permanente zonnebrand of fotodermatitis.

Vooral op vochtige weilanden in Groot Brittannië en Noorwegen zijn lammeren vaak het slachtoffer van het eten van de beenbreek. Maar ondertussen blijkt dat dit niet de enige problemen zijn die het eten van de beenbreek kan opleveren. In Noorwegen en Ierland is gebleken dat het eten van beenbreek ook schadelijk is voor de nieren. Deze gezondheidsproblemen hebben een officiële naam gekregen: de ziekte van Alveld ('elf-vuur') en het verklaart hoe de Noren vroeger over de oorzaak van de ziekte dachten.

Dieffenbachia

Als er één plant is die zich goed aan onze huiskamers heeft aangepast dan is het wel de Dieffenbachia (Dieffenbachia seguine). Van nature komt deze soort voor in tropische gebieden van Midden- en Zuid-Amerika. De decoratieve bladeren zijn gewoonlijk donkergroen, lichtgroen gestreept of gevlekt en tot wel 45 centimeter groot.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Dieffenbachia, eert de hoofdtuinier van de keizerlijke tuin van slot Schönbrunn in Oostenrijk, Joseph Dieffenbach (1796-1863). Eén van zijn opvolgers, Heinrich Wilhelm Schott (1794-1865), vond het een goed idee om een heel geslacht van planten naar hem te noemen. Het tweede deel, seguine, wordt in sommige boeken verklaard als zijnde een verbastering van ‘uit China’. Dat is natuurlijk onzin omdat het plantengeslacht uit de Amerika’s komen. Een mogelijke verklaring is dat het afkomstig is van het Franse woord seguin, dat zelf weer uit het Germaans komt: sig is ‘overwinning’ en dus een broertje van ons woord ‘zege’, en win is ‘vriend’. Samen moet je het dus lezen als ‘vriend van de overwinnaar’.

Alle dieffenbachia’s hebben als verdedigingswapen tegen vraatschade minuscule op naalden lijkende kristallen van calciumoxalaat, die men rafiden heeft genoemd. De plant heeft aan de oppervlakte speciale cellen, die in staat zijn om die naalden bij aanraking weg te schieten. Als cadeautje krijg je er dan ook nog wat oxaalzuur bij. Deze naalden dringen door het zachte weefsel van de mond en keel wanneer de plant wordt gegeten. De concentratie van deze rafiden varieert behoorlijk en dat heeft te maken met de soort dieffenbachia, de standplaats en al die andere zaken die de natuur zo onvoorspelbaar maken.

De calciumoxalaat naalden en het oxaalzuur veroorzaken dus zowel mechanische als chemische verwondingen, die resulteren in een ontzettend pijnlijk gevoel van branderigheid en ontsteking van de mond en keel plus een enorme speekselproductie. In ernstige gevallen zullen de keel en mond zo opzwellen dat er een tijdelijk verlies van spraak kan optreden. Dat kan zelfs resulteren in een verstikking, die in zeldzame gevallen fataal is afgelopen. Even in je oog wrijven in ook niet handig omdat het hoornvlies beschadigd kan worden. Als gevolg van de aanwezige asparigine, een enzym, wordt de allergische reactie in stand gehouden. Op de huid kan een behoorlijk ernstige dermatitis optreden. Misselijkheid, overgeven en diarree zijn bijkomende symptomen als gevolg van de aanwezigheid van pyrrolizidine alkaloïden. De gezondheidsproblemen kunnen wel een week aanhouden.

De mens zal de mens niet zijn als hij niet een nuttig doel had gevonden voor de gevaarlijke kanten van de dieffenbachia: de plant werd ooit gebruikt als middel om onwillige slaven te martelen.

Adelaarsvaren

De grootste en meest voorkomende varen in onze flora is de adelaarsvaren (Pteridium aquilinum). Het is een zichzelf agressief verspreidende varen, die grote gebieden kan bedekken en zich door zijn uitgebreide wortelstelsel maar lastig laat verwijderen. Nadat de bladeren van de adelaarsvaren eerst in de zomer al het licht hebben onderschept, vergaan ze in de winter maar heel langzaam tot een voedselarm en voor veel andere planten giftig bodembestandeel. Jonge boompjes kunnen hierin niet ontkiemen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Pteridium, is afkomstig uit het Grieks. De van oorsprong Oostenrijkse arts en professor in de biologie aan de universiteit van het Italiaanse Pavia, Giovanni Antonio Scopoli (1723-1788), noemde de hele plantenfamilie pteridon, dat zoiets als ‘kleine varen’ betekende want pteris was ‘varen’. Maar zo eenvoudig is het dus niet want uiteindelijk is het woord weer afkomstig van pteron dat in het Grieks ‘vleugel’ of ‘veer’ betekende. Het tweede deel, aquilinum, is terug te voeren op het Latijn waar aquila een ‘adelaar’ betekende. Uit de naamgeving blijkt dus duidelijk dat alle familieleden van de varen kennelijk bladeren hebben die aan vleugels van een adelaar doen denken.

De adelaarsvaren is giftig, behoorlijk giftig zelfs. Hij bevat een aantal toxische bestanddelen die zeer waarschijnlijk in de hele plant aanwezig zijn. Deze bestanddelen zijn prunasine, een cyanogenische glycoside die op je hart zal inwerken, thiaminase, een enzym dat kan zorgen voor potentieel fataal aflopende vitamine B1-tekorten, en ptaquiloside, een kankerverwekkend en mutageen sesquiterpene glycoside. Die ptaquiloside is ook verantwoordelijk voor een aandoening in vee die men thrombocytopenia heeft genoemd en die wordt gekarakteriseerd door veel te weinig bloedplaatjes (thrombocyten) in het bloed. Die zijn beslist nodig om het bloed te laten stollen. Het leidt dus tot niet te stelpen bloedingen in alle delen van het lichaam. Bij mensen zullen de gevolgen wel niet veel anders zijn.

Omdat de adelaarsvaren zich nogal uitbundig kan verspreiden heeft grazend vee uiteraard de grootste kans op vergiftigingsverschijnselen, die zich zullen uiten in koorts, lethargie (lusteloosheid) en bloedingen. Dierstudies hebben ook aangetoond dat het eten van grotere hoeveelheden kan leiden tot darm- en blaastumoren. Nu wordt het in Japan als een delicatesse gezien om jonge scheuten van de adelaarsvaren te eten, maar intussen wordt door wetenschappers sterk vermoed dat het enorm hoge aantal gevallen van maagkanker, die in Japan voorkomen, te maken hebben met de gewoonte om adelaarsvaren te consumeren. Maar let op: ook het drinken van melk van koeien, die zich te goed hebben gedaan aan zo’n varen, kan voor mensen al gezondheidsproblemen opleveren.

VWA vernietigt rucola-sla

De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) heeft een partij Britse rucola laten vernietigen omdat daarin het giftige kruiskruid was aangetroffen.

De vondst van klein kruiskruid (Senecio vulgaris) werd door een importeur gemeld aan de waakhond. Van de partij zijn 18 zakjes teruggeroepen. De rest is al geconsumeerd.

Een nieuwere zending van de Britse telers bleek ook 'besmet' en is vernietigd. Het eten van kruiskruid kan behoorlijk negatieve gezondheidseffecten opleveren, onder meer aan de lever. Vorig jaar stortte de afzet van rucola in Duitsland in nadat in zakjes rucola-salade kruiskruid was aangetroffen. Supermarkten haalden het product uit de schappen om risico te voorkomen.

Mijn vooruitziende column over het giftige klein kruiskruid is hier te vinden.

[Fred de Vries]

Hondsdraf

Een wat vreemde kostganger in onze natuur is de hondsdraf (Glechoma hederacea). Normaal is het een lage, altijdgroene, vaak paars aanlopende lentebloeier, maar hij zoekt soms ook wel de hoogte doordat hij een epifiet is die in bomen klimt. Epifieten zijn (in tegenstelling tot parasieten) planten die op andere planten groeien zonder hieraan voedsel te onttrekken. De hondsdraf verspreidt een sterke, kruidige netelgeur. Toch is hij familie van de muntachtigen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Glechoma, komt in eerste instantie van het Griekse woord glechom, dat ‘munt’ of ‘thijm’ betekende. Met glechon werd dus ooit een andere plant aangeduid, de polei (Mentha pulegium). Dieper en dieper gravend komen we uiteindelijk bij de Griekse stamvorm gluku, dat ‘zoete (wijn)’ betekende en dus iets zei over het gebruik van die muntachtige. Het tweede deel, hederacea, betekent ‘zoals een klimop’ omdat de hondsdraf op vrijwel dezelfde manier woekerend groeit. De Nederlandse naam ‘hondsdraf’ is een combinatiewoord van het oeroude Saksische woord gund dat 'wond' of 'ontsteking' betekende en dat we al eerder waren tegengekomen bij de hondspeterselie, terwijl het tweede deel 'draf’ zijn oorsprong heeft in het oud-Nederlandse woord reve (‘rank’) dat zelf weer geleend is uit het Latijn (repere is ‘kruipen’). Samen is dat dus ‘wondrank’.

Voordat hop als bittermaker en conserveermiddel in bier werd toegepast werd soms ook hondsdraf voor dat doel gebruikt. Dat het als een conserveermiddel werd gezien betekent al dat ziekmakende organismen maar slecht tegen hondsdraf konden. Het werd vroeger ingezet als vochtafdrijver, tegen oogontstekingen, indigestie, maar vooral als middeltje tegen allerlei huidproblemen zoals zweren, jeuk en zwellingen. Ook stond het goed bekend als remedie tegen longproblemen, zoals aanhoudend hoesten, bronchitis en tuberculose.

De werkzame stoffen zijn de bitterstof glechomine, looistoffen en een etherische olie. Die etherische olie bevat ook pulegone, een chemisch goedje waarvan bekend is dat het je lever beslist geen goed doet en bovendien een abortus kan veroorzaken. Als je verder weet dat er nogal wat berichten zijn dat vee het leven liet nadat ze van hondsdraf hadden gegeten, weet je al dat het een plant is waarvoor je moet uitkijken. Alleen bij therapeuten, die zich bezighouden met homeopathie en de volksgeneeskunst, wordt hondsdraf nog wel eens aan goedgelovige patiënten voorgeschreven.

Toch is de etherische olie maar eens verder ontleed door wetenschappers. Het blijkt dat er ook ursolisch zuur in verborgen zit en daarvan wordt nu gedacht dat het antivirale eigenschappen heeft tegen het Epstein-Barr virus. Dat is een herpesvirus dat kwalen als de ziekte van Pfeiffer doet ontstaan. Tot op heden is er geen enkele behandeling tegen dit virus.

Wisselbloem

De meeste deskundigen menen dat de wisselbloem (Lantana camara) thuishoort in Mexico en Afrika, maar ook in de tropische gebieden van Azië voelt hij zich erg op zijn gemak. De wisselbloem is een struik met geel, oranje, paars of violet gekleurde bloemen. Ook heeft hij bladeren die bijzonder onplezierig geuren wanneer ze gekneusd worden. Omdat hij zich het beste thuis voelt in tropische gebieden is het in Nederland verstandig om hem als kuipplant te houden omdat hij slecht tegen koude zeewind en vorst kan.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Lantana, komt uit het Grieks waar lanthano zoiets als ‘zich schuilhouden’ betekent en dat waarschijnlijk op de kleine bloemetjes slaat. Taalkundigen houden u het liefst voor dat lantana van het Latijnse woord lentus (licht, flexibel) afstamt omdat het dat beter in de geschiedenis past. De Romeinse dichter Virgilius (70-19 vC) noemde ooit een plant lenta viburnum. Die plant heet nu Viburnum lantana (wollige sneeuwbal). Later heeft men dat lantana gebruikt voor een heel geslacht uit de ijzerhardfamilie (Verbenaceae). Het tweede deel, camara, betekent ‘vruchtblad’.

De groene onrijpe vruchten zijn het meest gevaarlijk. De giftige stof is waarschijnlijk lantadene A, een fototoxisch triterpeen, die geactiveerd wordt door zonlicht. Ook aanwezig is verbascoside, een remmer van het eiwit kanase. Het rijpe fruit is kennelijk niet giftig, maar de bladeren en groene bessen zijn zelfs in relatief kleine hoeveelheden al dodelijk voor dieren. Als je van plan ben om deze aantrekkelijk uitziende plant in je tuin neer te zetten, zou je vooraf al moeten besluiten om alle bloemen te verwijderen wanneer deze uitgebloeid raken want daardoor ontstaan geen besjes. Deze bessen hebben al menig kind het leven gekost omdat ze er zo leuk uitzien. In de zuidelijke staten van de USA is de wisselbloem zelfs de belangrijkste oorzaak van vergiftigingen.

Vergiftigingssymptomen kunnen tot zes uur na opeten pas zichtbaar worden wat het lastig maakt om uit te zoeken wat je kind heeft opgegeten. Die symptomen zijn een gevoel van zwakheid en lethargie, diarree of constipatie, verlies van eetlust, problemen met lopen, afwijkingen in het zien, en in ernstige gevallen de dood. Chronische vergiftigingsverschijnselen leveren oedeem op, een probleem waarbij je grote hoeveelheden vocht in de weefsels vasthoudt.

In zijn thuisland Mexico wordt de wisselplant gebruikt als remedie tegen slangenbeten, het eten van gekneusde bladeren zouden werken tegen maagpijn en een smeersel als middel tegen reumatiek. Opmerkelijk is dat in Maleisië en Indonesië de plant op vrijwel dezelfde manier wordt ingezet. Een afkooksel wordt op de Bahamas als drank of bad gebruikt tegen mazelen.

Stijve ogentroost

De stijve ogentroost (Euphrasia stricta) is een halfparasiet, die wel bladgroen bezit, maar ook met zijn zuigwortels water en zouten aan de wortels van kruiden en grassen onttrekt. Het is een in Nederland zeer zeldzame beschermde eenjarige plant. De stijve ogentroost heeft witte buisvormige bloemen met een gele keelvlek en paarsige aderen in de boven- en onderlip.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Euphrasia, vernoemt één van de Griekse Gratiën. Dat waren zusjes en dochters van Zeus met de namen Euphrosyne (‘blijheid’), Aglaea (‘glans’) en Thalia (‘bloei’). De naam Euphrosyne komt weer van het oudere euphrosynos dat zoiets als ’blijdschap’ betekende. Het tweede deel, stricta, komt uit het Latijn en betekende ‘stijf’ of ‘stram’. Ook in Nederland kennen we het woord ‘strikt’ (als in strikte naleving van de wet) dat dezelfde betekenis heeft.

De stengels van de bloeiende ogentroost zouden ontstekingsremmende en bacterieremmende, samentrekkende en verzachtende stoffen bevatten. Die stoffen zouden vooral werkzaam zijn op de tere huid rond de ogen en de slijmvliezen. Daarom werd de plant al vanaf de Middeleeuwen door lichtgelovige mensen gebruikt voor kompressen en als oogwater bij geïrriteerde en branderige ogen.

Dat juist in de duistere 14de eeuw de stijve ogentroost plots in de medische schijnwerpers kwam had te maken met de zogenaamde signatuurleer. Volgens dat bijgeloof dacht men dat bepaalde uiterlijke kenmerken van een plant, die leken op delen van het menselijk lichaam, aanwijzingen gaven dat ze voor de behandeling van klachten van precies dat deel gebruikt konden worden. De stijve ogentroost had paarsige aderen op de bloembladeren en die aderen leken op een ontstoken oog.

In de stijve ogentroost worden in kleine hoeveelheden wel enkele werkzame stoffen aangetroffen, zoals de iridoïde glycosiden aucuboside (aucubine) en ixoroside. Beiden werken inderdaad in lichte mate ontstekingsremmend omdat ze bedoeld zijn als verdediging tegen vraatschade en plagen. Voor mensen smaken deze stoffen behoorlijk bitter.

Er zijn ondertussen wat wetenschappelijke onderzoeken verricht om te kijken of de stijve ogentroost mogelijk toch werkzaam was bij oogproblemen. Een écht dubbelblind onderzoek werd verricht tijdens een epidemie van virale conjunctivitis (bindvliesontsteking in het oog). Bijna 1000 mensen kregen óf wat druppeltjes met ogentroost óf een placebo en het resultaat was dat er achteraf geen enkel verschil bleek te zijn tussen beide groepen.

Maar als het niet werkt, zo zult u zich nu afvragen, waarom staat de stijve ogentroost dan tussen de gevaarlijke planten? Omdat blijkt dat het water waarin de stijve ogentroost is opgelost de neiging heeft niet altijd steriel te blijven. Met als gevolg een nieuwe oogontsteking.

Vuurwerkplant

We hebben de vuurwerkplant (Dictamnus albus) ofwel het essenkruid wat uit het oog verloren. Vroeger, heel vroeger werd hij namelijk als een bijzondere plant gezien. Botanisch gezien behoort hij tot de familie van de wijnruit, maar is de enige van zijn soort. De vuurwerkplant komt van oorsprong uit de zuidelijke streken van Europa en Azië.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Dictamnus, is wat lastig te verklaren. Dictynna was een Griekse zeegodin, maar het Griekse woord diktyon betekende ook ‘(vis)net’ en dat woord had weer zijn oorsprong in dikein dat ‘werpen’ betekende. Als de vrucht rijp is, barst deze open en worden de twee zaden weggeworpen. Het tweede deel, albus, beschrijft zijn witte bloemen.

De plant bevat een grote hoeveelheid brandbare etherische oliën, waaronder bergapteen, fraxinellon, thymolmethylether, pineen, anethol, estragol, myrceen limoneen en cineol. De plant bevat zoveel etherische oliën dat deze in sporadische gevallen in droge hete periodes zelfs spontaan kan ontbranden waardoor er vlammetjes rond de plant branden. Vandaar natuurlijk ook zijn Nederlandse naam van vuurwerkplant, maar ook is het daardoor een kandidaat voor het brandend braambos uit de bijbel.

De aanwezige limoneen is ook de olie die citrusvruchten hun kenmerkende geur geven en het is dan ook niet verwonderlijk dat de vuurwerkplant naar citroen met een hint van vanille geurt. Maar ondanks de heerlijke geur, zou ik hem maar niet proberen te eten want de hele plant is scherp bitter en oneetbaar. Want er worden ook een aantal giftige alkaloïden in die vuurwerkplant aangetroffen, zoals skimmianine, fagrine en dictamine.

Ooit kwam de vuurwerkplant veel in kruidentuinen voor. Hij had de reputatie om eetlustopwekkend, koortsverlagend en bacteriedodend te zijn. Het zou wondrot tegengaan en helpen bij de bestrijden van aanhoudende koortsaanvallen. Nu zijn wondrot en koorts vaak het gevolg van allerlei bacteriële infecties en van allerlei etherische oliën is wel bekend dat ze in meer of mindere mate bacteriedodend zijn, maar dat werkt natuurlijk alleen op of aan het lichaam. In het lichaam is het een heel ander verhaal. We moesten wachten tot Alexander Fleming in 1928 ontdekte dat bepaalde schimmels, die hij penicilline noemde, bacteriën konden doden voordat we een echt effectief medicijn tegen bacteriële infecties hadden.

Maar voor die ontdekking moesten de mensen simpelweg roeien met de riemen die ze hadden en dus werd ook de vuurwerkplant driftig ingezet voor onbegrepen ziektebeelden als hysterie, pest en malaria.

Ondertussen was de vuurwerkplant vrijwel in de vergetelheid geraakt. Behalve in de boeken van Harry Potter, want daar wordt hij in Harry Potter and the Half-Blood Prince gebruikt als magische plant om littekens te voorkomen bij steek- of snijwonden.

Wegedoorn

De wegedoorn (Rhamnus cathartica) is een middelhoge struik en zelden een kleine boom. Waar precies de grens tussen boom en struik ligt heeft niemand nog duidelijk kunnen maken. Waarschijnlijk zullen de zich met alles bemoeiende ambtenaren van de Europese Gemeenschap daar binnenkort wel wetgeving over gaan maken. Normaal lopen de twijgen van de wegedoorn in een slanke doorn uit. Aan weerszijden daarvan ontstaan jonge twijgen. Vandaar zijn Duitse naam Kreusdorn (‘Kruisdoorn’).
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Rhamnus, vernoemt de Griekse godin Nemesis. Die had ook de bijnaam van (godin van) Rhamnus omdat men in die plaats een heiligdom had voor haar had opgericht. Nemesis was de godin van de goddeloze vergelding en was daarin meedogenloos. Nee, deze keer vertelt die naam niets over de giftigheid omdat deze naam in de oudheid vaker werd gebruikt om doornachtige planten, struiken en bomen te benoemen. Het tweede deel, cathartica, is afkomstig van het Griekse woord katharsis dat ‘zuiveren’, ‘reinigen’ betekende. Vervolgens was katharos zoiets als ‘rein’ of ‘puur’. Het verklaart dat deze struik werd gebruikt als laxeermiddel om het lichaam te reinigen van allerhande ziekmakende stofjes.

De werkzame stof van de wegedoorn is hydroxymethylanthraquinone en dat is een voor je maag en darmen zeer irriterende stof. Bovendien is het een glycocide en daarvan is bekend dat ze op het hart inwerken. Ook kan het een dermatitis veroorzaken. Die allergische reactie is al vervelend als deze op je huid optreedt, maar nog vervelender is het als die intern allerhande negatieve effecten veroorzaakt.

Vroeger aten volwassenen voor het ontbijt op de nuchtere maag een stuk of 10,12 besjes en die paar besjes zorgden al voor de gewenste leegloop van de darmen. Neem je ietsjes teveel van de wegedoorn in dan kun je rekenen op veel meer dan de verwachte laxerende werking want een overdosering levert extreme vormen op. De symptomen van vergiftiging van de wegedoorn zijn misselijkheid, overgeven, maag- en darmkrampen en ernstige diarree. Zoals verwacht wordt de wegedoorn in de moderne medicijnkast niet meer aangetroffen.

Bovendien, zo blijkt uit recent wetenschappelijk onderzoek, heeft het eten van de besjes ook een behoorlijk nadelig effect op de lever. Die schijnt dat wegedoorngif maar moeilijk te kunnen verwerken. Daardoor hoopt het gif zich op, beschadigt het leverweefsel en zorgt vervolgens voor littekenweefsel. Dit ziektebeeld staat bekend als levercirrose en is op zijn beurt weer een voorbode van leverkanker. Bij een slecht werkende lever komen de giftige stoffen weer in het lichaam terecht. Hierdoor worden de hersenen aangetast, je wordt suf en raakt in een coma.

Witte nieswortel

De witte nieswortel (Veratrum album) is een forse plant met geelgroene tot witachtige bloemen. In de Alpen komt hij vrij algemeen in het wild voor, terwijl hij in ons land soms in tuinen wordt aangeplant. Het is een direct familielid van het nieskruid (Helleborus spp) en dat is dan ook de reden dat hij soms wit nieskruid wordt genoemd of – in Engelstalige landen – false Hellebore. Het is één van de giftigste planten in Europa en het is maar goed dat hij tegenwoordig niet meer voor allerlei kwalen wordt gebruikt.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Veratrum, is een combinatiewoord uit het Latijn: vere (‘echt’) en atrum (‘donker’) en duidt dan op de bijna zwarte wortel. Het tweede deel, album, komt van het Latijnse woord albus dat ‘wit’ betekent. Vandaar natuurlijk ook dat professor Dumbledore uit de boeken van Harry Potter de voornaam Albus draagt: hij heeft een lange witte baard.

Alle delen van de plant zijn dodelijk giftig als gevolg van de aanwezigheid van een aantal alkaloiden, zoals protoveratrine A en B, germerine, vertatridine en veratrine (ook wel cevadine genoemd). De protoveratrines veroorzaken een extreme verlaging van je bloeddruk en van je hartslag. De wortel heeft een pijnstillende werking, werkt als een effectieve wormenkuur, werkt als extreem laxeermiddel, zorgt voor ernstige misselijkheid en overgeven, werkt ietwat hypnotisch en, zoals de naam al aangeeft, je moet er vreselijk van niezen.

Natuurlijk werd de witte nieswortel voor medische doeleinden toegepast, maar die waren vrijwel allemaal voor uitwendige klachten. Het werd soms gebruikt als een lokaal werkende pijnstiller, maar zelfs dat is niet zonder gevaar omdat de gifstoffen via de geschaafde huid gemakkelijk de bloedbaan kunnen binnendringen.

De gedroogde en tot poeder vermalen wortel bevat ook pyrethrines die nog steeds worden gebruikt als insecticide en als middel tegen luizen en ander kruipend ongedierte.

In 1983 werd een partij niespoeders vanuit het toenmalige Oost-Duitsland aan een aantal Scandinavische landen geleverd. Dat niespoeder bevatte de verpulverde wortel van de witte nieswortel en het gebruik daarvan zorgde ervoor dat een zevental mensen met ernstige vergiftigingsverschijnselen in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Geen wonder dat het gebruik daar nu wettelijk verboden is.

Als je het bovenstaande hebt gelezen zul je in het vervolg waarschijnlijk met een grote boog om de witte nieswortel willen heenlopen. Homeopaten doen dat niet, die geloven dat een superverdund aftreksel in alcohol wel moet werken tegen bijvoorbeeld cholera. Da’s lastig te verklaren want cholera is een infectieziekte en wordt gekenmerkt door ernstige diarree en uitdroging. Een paar druppels alcohol zullen daartegen echt niet helpen.

Efedra

Efedra (Ephedra sinica) wordt al eeuwenlang toegepast in de Chinese traditionele plantengeneeskunde. Daar wordt het gebruikt voor de behandeling van kwalen als astma en hooikoorts. In westerse landen werd die efedra vaak toegepast in vermageringscapsules. Totdat het gebruik verboden werd. Waarom dat was zullen we hieronder gaan lezen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Ephedra, werd door Carl (von) Linné (Linnaeus) verzonnen uit het Griekse woord ephedra dat letterlijk ‘zittend op’ betekende. Het is een combinatiewoord van epi (‘op’) en hedra (‘zetel’). Die naam probeerde de groeiwijze te verklaren waarbij de stengeldelen bijna als bamboe op elkaar zitten. Het tweede deel, sinica, betekent ‘(afkomstig) uit China’. In het Chinees wordt de plant má huáng genoemd wat ’gele hennep’ betekent want dàmá is ‘hennep’ en huángsè is ‘geel’. Om duidelijk te maken over welke soort we het hebben zullen we vanaf nu spreken over de Chinese efedra.

De ephedra komt namelijk zowel in oude wereld (Azië en Europa) en de nieuwe wereld (Noord en Zuid Amerika) voor, maar er is een groot verschil: de variëteiten in de nieuwe wereld bevatten niet of nauwelijks werkzame stoffen. En om die werkzame stofjes gaat het natuurlijk bij de geneeskunde en zijn uitwassen.

In dit geval zijn het de alkaloïden efedrine en pseudo-efedrine. De Chinese efedra bevat wel 1 tot 3 procent van zijn droog gewicht aan alkaloïden en dat is behoorlijk veel. Bovendien zorgt de natuur ook nog eens voor onvoorspelbare afwijkingen en dus ligt het gevaar alweer snel op de loer. Efedrine is een stimulant die meer noradrenaline en adrenaline in het lichaam pompt en dus lichaamlichaamsreacties nabootst die optreden in momenten van gevaar. Bovendien werkt het vaatvernauwend. Daardoor wordt de bloeddruk verhoogd (er kan immers minder bloed door je aderen) en de hartslag neemt toe (je hart moet meer moeite doen om dat bloed door je aderen te pompen). Die stimulerende werking was ook erg handig als je onverantwoordelijk snel wilde afvallen. Als alles in je lichaam in een hogere versnelling werkt, verbruik je meer calorieën en verlies je snel overtollig gewicht.

Het vervelende was echter dat die versnelde hartslag nog wel eens kon leiden tot een ongewenste hartaanval met een behoorlijk aantal dodelijke slachtoffers als noodlottig gevolg. Nu kan het zijn dat je de kans op zo’n hartaanval op de koop toe neemt om er maar snel zomerslank uit te zien, maar het is beslist niet de enige bijwerking die het gebruik van efedra kan opleveren. Ik noem hier slechts enkele: ernstige huidaandoeningen, jeuk, irritatie, nerveuze gevoelens, duizeligheid, trillingen van de handen, hoofdpijnen, slapeloosheid, overvloedige transpiratie, overgeven en een temperatuurshuishouding die zo in de war raakt dat je oververhit kan raken.

Misschien moeten we toch maar wat meer luisteren naar de adviezen van Sonja Bakker. Die laat ons tenminste met normaal eten afvallen.

Japanse steranijs

"What's in a name? That which we call a rose - By any other name would smell as sweet.", zo sprak de 13-jarige Juliet liefdevol over haar 16-jarige Romeo in de tragedie van William Shakespeare. In het Nederlands zou je kunnen zeggen dat het niet uitmaakt hoe je een roos noemt want hij blijft precies zo lekker ruiken. Welnu, het maakt soms wel degelijk verschil zoals we hieronder zullen ontdekken. Je moet in veel gevallen precies omschrijven met welke plant je te maken hebt want anders kan het soms behoorlijk fout gaan.
Chinese steranijs (Illicium verum) is de gedroogde vrucht van een in Azië groeiende boom of struik. Die steranijs ruikt en smaakt zo sterk als gevolg van het feit dat het tot wel 10% anethol, een etherische olie, kan bevatten. Als specerij is het zeer gewild en het is onderdeel van de beroemde Chinese fice-spice powder en van de Indiase garam massala.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Illicium, is van Latijnse afkomst: illicere betekent ‘(aan)lokken’ en het verwoordde de heerlijke geur. Het tweede deel, verum, is ook al een Latijns woord en betekent ‘waar’ of ‘echt’.

Maar de Chinese steranijs heeft ook een kwaadaardig broertje in de persoon van de Japanse steranijs (Illicium anisatum). Uiterlijk is er zo weinig verschil dat zelfs afgestudeerde biologen het verschil niet kunnen zien. En als zij het niet weten, hoe moeten u en ik die beide varianten dan uit elkaar houden?

Misschien dat u gewend bent om af en toe een heerlijk kopje Sterrenmix te drinken. Op zich is dat geen enkel probleem wanneer u het pakje kruidenthee bij een grootwinkelbedrijf gekocht heeft. Koopt u uw kruidenthee echter in bij een enthousiaste amateur of kwakzalver dan loopt u mogelijk een behoorlijk gevaar. Dat werd nog niet zo lang geleden geïllustreerd toen een aantal mensen ernstig ziek werd na het drinken van hun Sterrenmix, waar per ongeluk geen Chinese steranijs in was verwerkt, maar Japanse steranijs.

Die verwisseling had vervelende gevolgen want Japanse steranijs bevat namelijk anisatine, een neurotoxine, dat verantwoordelijk was voor de bij de slachtoffers waargenomen gevoelens van algehele malaise, misselijkheid, braken, diarree, spiertrekkingen, hallucinaties en epileptische aanvallen. Die anisatine is zo extreem giftig dat het zelfs bij kleine hoeveelheden al tot de dood kan leiden als gevolg van een ademhalingsverlamming. In Japan wordt het om die reden als insecticide toegepast.

Voor de volledigheid nog even de oorsprong van het tweede deel van de wetenschappelijke naam van de Japanse steranijs, anisatum, en dus tevens de oorsprong van het Nederlandse woord ‘anijs’. Anison is afgeleid van het Griekse aneton (dille) en anetos betekent 'ontspannen', 'slap' of 'los'. Dat past precies bij de oorsprong van het woord 'dille' want dat stamt uit het oud-Noors. Dylle of dilla betekende 'kalmeren' of 'sussen'. Alles wijst op het oude gebruik van dille en anijs om kalmerend voor de maag te zijn.

Bilzekruid

Het (zwart) bilzekruid (Hyoscyamus niger) is een van de gifstigste planten in onze vaderlandse flora. Hij is lid van de grote nachtschadefamilie (Solanaceae) en daarvan is bekend dat de meeste familieleden bol staan van de giftige en hallucinerende alkaloïden. Het bilzekruid is een bedwelmend riekende zomerbloeier. Zijn geur is de reden dat de Engelsen hem de ‘stinkende nachtschade’ hebben genoemd.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Hyoscyamus, is een combinatiewoord uit het Grieks: huos is ‘zwijn’ of ‘varken’ en kuamos is ‘boon’. Samen is dat dus ‘varkensboon’, naar het idee dat varkens de boontje zouden eten. Het tweede deel, niger, is uiteraard ‘zwart’. De oorsprong van het Nederlandse woord ‘bilzekruid’ is duister. Men vermoedt bilzekruid dat het al zo’n oud woord is dat het af zou kunnen stammen van de Keltische god Belenos, de zonnegod en in het bijzonder de genezende kracht van de (warmte van de) zon.

De hele plant is zeer giftig, vooral de wortel. Die giftigheid is het gevolg van de aanwezigheid van een aantal tropane alkaloïden waaronder scopolamine (hyocine), hyoscyamine en atropine. De effecten van inname van het bilzekruid zijn waanvoorstellingen, verwijde pupillen, rusteloosheid en een rode vlekkerige huid. Gemeld worden bovendien ook hartritmestoornissen, stuiptrekkingen, hevige krampen, gezwollen buik, overgeven, verhoogde bloeddruk, oververhitting, ataxie (een aandoening waarbij iemand de controle over al zijn spieren verliest) en coma. De dood als eindstation van deze vergiftiging is zeer zeker niet uit te sluiten.

Het bilzekruid werd vroeger veelvuldig gebruikt vanwege zijn hallucinerende en narcotiserende werking. De psycho-actieve eigenschappen zijn onder andere visuele hallucinaties en een gevoel van vliegen. Dat is dan ook de historische bron voor de legende dat heksen konden vliegen op hun bezemsteel: niemand heeft ze ooit daadwerkelijk zien vliegen, maar de heks (lees: kruidenvrouwtje) had zelf het gevoel gehad dat ze gevlogen had en toen ze dit aan haar omgeving vertelde vond die haar natuurlijk behoorlijk vreemd. In die tijd moest alles wat ‘vreemd’ was met wortel en tak worden uitgeroeid volgens de kerkvaders.

Toch worden ook tegenwoordig nog wel toepassingen gevonden voor de werkzame stoffen van bilzekruid. Het wordt gebruikt als middel tegen spasmen in de urineblaas of als middel tegen prikkelbare darm syndroom (PDS). Natuurlijk worden hiervoor zorgvuldig uit de plant gedestilleerde stofjes gebruikt, want zou je zelf met die plant gaan prutsen, dan zou je misschien ook willen vliegen.

In een grijs verleden werd bilzekruid gebruikt als deel van een kruidenmensel dat aan sommige bieren werd toegevoegd als smaakmaker en om de houdbaarheid te verlengen. Dat kruidenmengsel, gruit genoemd, is later vervangen door het minder giftige hop.

Zomeralsem

De zomeralsem (Artemisia annua) wordt in Nederland gezien als een incidentele bezoeker. Zijn geboortegrond ligt in de gematigde zones van Azië. Het is een broertje van de al eerder beschreven alsem waar men in het verleden de zo beroemde groengekleurde alcoholische drank absint van maakte. Toch verdient de zomeralsem een plaats in deze serie over gevaarlijke planten, maar daarover later.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Artemisia, heeft zijn naam te danken aan de Griekse godin Artemis, de godin van de jacht en beschermer van het bos en kinderen. Graven we dieper dan geloven taalwetenschappers dat de oervorm van de naam Artemis òf als artemes (veilig) òf als artamos (een slager) kon worden geschreven. Dat weerspiegelt ook al de werking van een geneeskrachtig kruid: precies goed is veilig, terwijl teveel dodelijk kan zijn. Het tweede deel, annua, betekent ‘(een)jarig’.

Ooit werd de zomeralsem door Chinese artsen gebruikt als middel tegen koorts, maar dat gebruik was in onbruik geraakt tot het in 1970 werd herontdekt door de moderne wetenschap. Het bleek namelijk dat een werkzame stof in de zomeralsem, de artemisinine, gebruikt kon worden als geneesmiddel tegen malaria. Van malaria (mala is ‘slecht’ en aria is ‘lucht’) werd in Italië ooit gedacht dat het wel te maken moest hebben met de slechte luchtkwaliteit omdat de nabij Rome liggende moerassen nogal riekten. Ondertussen weten we dat malaria een ziekte is waarbij mensen worden geïnfecteerd met eencellige parasieten, die worden overgebracht door malariamuggen.

Malaria is geen leuke ziekte en kenmerkt zich door hevige en grillige koortsaanvallen, die gepaard gaan met koude rillingen, misselijkheid, braken, diarree, hoofdpijn en spierpijn. Gelukkig zijn er voor de behandeling van malaria een aantal geneesmiddelen beschikbaar. Minder gelukkig is dat de malariaparasiet door onoordeelkundig gebruik van die geneesmiddelen daartegen behoorlijk resistent geworden. Het gevolg daarvan is dat de meeste geneesmiddelen nauwelijks meer werkzaam zijn of dat je zulke paardenmiddelen moet gebruiken dat het middel soms erger lijkt dan de kwaal.

De zomeralsem wordt in Nederland in de botanische tuinen van De Kruidhof in Buitenpost gekweekt om een gewas te ontwikkelen waarin zoveel van de werkzame stof, de artemisinine, zit dat de teelt commercieel aantrekkelijk wordt voor mensen in minder kapitaalkrachtige landen. Wereldwijd is de teelt van de zomeralsem voorlopig nog ontoereikend want er zijn ontelbare potentiële patiënten. Met het drinken van maximaal één kop artemisiathee per week wordt al een aanzienlijke resistentie tegen de malariamuggen opgebouwd.

Bijwerkingen zijn er echter ook: de zomeralsem kan de menstruatie behoorlijk beïnvloeden. Waarschijnlijk is een aftreksel van de plant in China ooit in gebruik geweest als een soort morning-afterpil.

Maar, zoals altijd is de natuur slimmer dan de mens ooit zal worden, want ondertussen zijn er berichten[1] dat in westelijk Cambodia de muskiet ook al resistentie aan het opbouwen is tegen de zo veelbelovende artemisinine. De Kruidhof meent dat een ACT ofwel Artemisinine Combinatie Therapie de (voorlopige) oplossing is. Echte wetenschappers bedoelen met ACT dat, wanneer er twee verschillende werkzame medicijnen gecombineerd worden, de muskiet behoorlijk in de problemen kan raken. De Kruidhof meent dat een combinatie van artemisinine met maisolie de oplossing zal zijn. Dat is het dus niet, want écht onderzoek[2] heeft uitgewezen dat het toevoegen van arachide-olie (uit pinda's) aan artemisinine slechts de biologische beschikbaarheid (bio-availability) verhoogt, maar zeker niet de resistentie van de muskieten uitschakelt

[1] Miotto et al: Multiple populations of artemisinin-resistant Plasmodium falciparum in Cambodia in Nature Genetics - 2013 
[2] Dalrymple: Artemisia annua, Artemisinin, ACTs & Malaria Control in Africa: Tradition, Science and Public Policy - 2012

Kaneel

De specerij kaneel is de gedroogde bast van een altijdgroene boom, die behoort tot de laurierfamilie, de kaneelboom (Cinnamomum zeylanicum). Die boom komt oorspronkelijk voor in de warmere regionen van Azië, maar wordt tegenwoordig overal in de tropen aangeplant. In zuidelijk China wordt een broertje, de Cinnamomum cassia, gebruikt om kaneel van te maken. Kaneel wordt verkregen door de buitenbast van takken af te schrapen en vervolgens de takken te mishandelen waardoor de binnenbast los komt. De gedroogde binnenbast, krult op en dát is onze kaneel.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Cinnamomum, heeft natuurlijk dezelfde oorsprong als het Engelse woord voor kaneel cinnamon. Omdat kaneel al sinds onheugelijke tijden door Arabische handelaren vanuit Azië werd aangevoerd, heeft ook de naam een soortgelijke lange reis achter de rug: de oude Grieken leenden hun woord kinnamomum van het oude Hebreeuwse woord kinamom en het Aramese qunimom. Uiteindelijk zou het van verwant zijn aan het hedendaagse Indonesische kaya manis (‘zoet hout’). Het tweede deel, zeylanicum, is het verlatijnste woord voor Ceylon, het huidige Sri Lanka. Cassia, de soortnaam van zijn broertje, is afkomstig van het Griekse kasia, van het Hebreeuwse q'tsi-ah en qatsa, dat ‘afkappen, afstrippen (van de bast)’ heeft betekend.

De meeste mensen vinden de geur en smaak van kaneel heerlijk. Zijn in alles doordringende geur en smaak heeft het te danken aan een aromatische essentiële olie met de naam cinnamaldehyde. Andere belangrijke stofjes in de kaneel en dus ook kaneelolie zijn ethyl cinnamaat, anethole en eugenol.

Er is wel gesuggereerd dat kaneel een uitstekende insectenverdrijver zou zijn en kaneel(blad)olie is inderdaad uiterst effectief om larven van muskieten te vernietigen. De oplettende lezer zal op dit moment opmerken dat, als kaneelolie larven van muskieten kan doden dat die kaneel toch ook wat ongezonde trekjes moet hebben. Nou, die oplettende lezer heeft gelijk.

De aanwezige eugenol is hepatotoxisch en dat betekent dat het schadelijk is voor de lever. De gevolgen zijn verder bloed in de urine, stuiptrekkingen, diarree, misselijkheid, bewusteloosheid, duizeligheid en een versnelde hartslag. Nu hebben we mazzel dat die eugenol zich voornamelijk in het blad verstopt en dus is een overdosis niet zo heel waarschijnlijk. Voor de rest wordt kaneel traditioneel ingezet tegen kiespijn, hoesten en verkoudheid en, uiteraard in kleine hoeveelheden, tegen diarree en koliek.

Hoewel nog heel wat aanvullend wetenschappelijk onderzoek nodig is lijkt het er op dat kaneel wel eens zou kunnen werken bij de behandeling van diabetes II. Het werkt namelijk bloedsuikerspiegelverlagend en helpt om het niveau van de glucose na het eten te verlagen.

Smeerwortel

Vroeger was alles beter, zo verzuchten mensen vaak als de jaren voorbij zijn gevlogen. Maar wat dan precies zoveel beter was als nu wordt nooit helemaal duidelijk. Misschien dat het leven minder jachtig was en meer overzichtelijk. Een naam als gewone smeerwortel (Symphytum officinale) voldoet aan die zucht naar overzichtelijkheid: het is een plant waarvan de wortel van oudsher gebruikt werd en wordt in smeerseltjes.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, symphytum, is uiteindelijk een combinatiewoord uit het Grieks: sun is ‘samen’ en phuein is ‘groeien’. Samen wordt dat dus ‘samengroeien’ of ‘vergroeien’ en dat vertelt ons direct dat de smeerwortel werd gebruikt bij de genezing van botbreuken. Het tweede deel, officinale, verklaart dat deze plant bij de Romeinen in een apotheek werd verkocht. Het woord ‘apotheek’ zelf komt van het Latijnse woord apotheca dat ‘warenhuis’ betekende, terwijl officinale afkomstig is van officium dat meer iets van ‘dienstverlenen’ betekende.

De smeerwortel bevat allantoïne dat nog steeds gebruikt wordt in smeersels tegen psoriasis en andere huidproblemen. De antieke Grieken en Romeinen gebruikten het echter voornamelijk als een papje voor de ontsmetting van wonden en als een soort gips om gebroken botten op hun plaats te houden. De smeerwortel vermindert verder de pijn, werkt ontstekingsremmend, wordt ingezet bij de behandeling van kneuzingen, chronische aandoeningen van gewrichten en bevordert de genezing van wonden. Tegenwoordig wordt de smeerwortel nog steeds in allerlei zalfjes verwerkt, al heet zo’n zalfje natuurlijk niet ‘smeerwortelzalf’, maar wordt die wat eenvoudige naam vervangen door zijn Latijnse vorm Symphyticum. Zelfde spul, duurdere naam en dus duurder product.

Maar de smeerwortel heeft ook een duistere kant want in diezelfde smeerwortel zitten ook hele giftige pyrrolizidine alkaloïden en om die reden is de verkoop van smeerwortelpreparaten voor inwendig gebruik in een aantal landen verboden. Die pyrrolizidine alkaloïden zijn hapatotoxisch en dat betekent dat ze door hun giftigheid ernstige leverbeschadigingen kunnen veroorzaken. Het spul veroorzaakt littekenachtige weefselvergroeiingen en die zorgen er voor dat kleine adertjes in de lever onbruikbaar worden. Zoiets kan al snel fataal aflopen, vooral bij kwetsbare kleine kinderen, zoals bleek bij een geval in Amerika uit 1976 waar een kind overleed aan leverfalen. De moeder moest toegeven dat zij een behoorlijke hoeveelheid 'gezonde' kruidenthee had gedronken. Die kruidenthee bevatte pyrrolizidine alkaloïden en die werden via de borstvoeding doorgegeven aan haar kind. Een tweede geval vertelt over een jongen van 23 jaar oud wiens lever het had begeven nadat hij een salade van jonge smeerwortels had gegeten.

Zoals de naam ‘smeerwortel’ al zegt is het een wortel die je moet gebruiken om te smeren en hij is niet bedoeld om in te nemen.

Gatenplant

Zelden is een naam van een plant zo goed gekozen als die van de gatenplant (Monstera deliciosa). Deze plant heeft grote, glanzende en leerachtige bladeren waarin grote gaten gapen. Zelfs in Engelstalige landen is zijn naam daar een afspiegeling van: Swiss Cheese Plant (ofwel Zwitserse kaasplant). De gatenplant is onderdeel van de veel grotere aronskelkfamilie en komt van oorsprong voor in de vochtige tropische regenwouden van Midden-Amerika. In Nederland wordt hij veel aangetroffen in aqua-culturen in kantoorgebouwen, maar ook in uw woonkamer kan deze kruipende klimplant tot bijna monsterachtige formaten uitgroeien.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Monstera, komt uit het Latijn en daar betekende monstrum hetzelfde als ons hedendaagse ‘monster’ maar ooit ook zoiets als ‘(slecht) voorteken’. In het tweede deel, deliciosa, herkent u misschien al het Engelse woord delicious dat ‘heerlijk’ betekent. Dat klopt want het Latijnse woord delicere betekent ‘verleiden' of 'verlokken’ , maar dat is zelf weer een combinatiewoord van de (‘weg’) en lacere (‘lokken' of 'bedriegen’).

Wanneer de gatenplant voor het eerst bloeit, bevat het fruit zoveel oxaalzuur dat het zeer giftig is. Zelfs het even aanraken bij het water geven veroorzaakt onmiddellijke en zeer pijnlijke blaarvorming en irritatie, zwellingen en jeuk. Oxaalzuur zal, wanneer je het onrijpe fruit op probeert te eten, natuurlijk ook de binnenkant van de keel irriteren. Dat kan zelfs fataal aflopen omdat de zwellingen zo erg kunnen worden dat ze ook de ademhaling kunnen belemmeren. Oxaalzuur kan vervolgens ook nog eens de nieren irriteren en de meest voorkomende vorm van nierstenen bestaat voor het grootste deel uit oxaalzuur. Toch zul je niet snel teveel van dat oxaalzuur willen eten want het smaakt ontzettend bitter en het voelt direct alsof je glasscherven in je mond hebt. Dat gevoel blijft zelfs dagenlang aanhouden.

Een behoorlijk ongezonde plant, zo zult u zeggen, maar niet getreurd want na een heel jaar rijpen en enige culinaire voorbereiding is de rijpe vrucht zeer eetbaar. De vrucht van de gatenplant is tot 25 centimeter lang en 4 centimeter breed en lijkt wat op een maïskolf. Volgens de verhalen smaakt hij dan naar een combinatie van aardbei, banaan en ananas.

Maar natuurlijk komt het bijna niet voor dat de gatenplant in Nederland tot bloei zal komen. Hij groeit immers binnenskamers en de voor de bevruchting zo noodzakelijke bijen hebben we toch liever niet in ons huis. Bovendien zullen de optimale omstandigheden vaak ook niet gehaald worden: een bijna zwoele temperatuur tussen de 20°C en 30°C, een hoge luchtvochtigheid en een plek in de schaduw.

Gewoon duizendblad

In je tuin is het een sterk woekerende vaste plant, maar het gewoon duizendblad (Achillea millefolium) behoorde ooit tot de meest gebruikte volksgeneesmiddelen. Verder kon er thee van getrokken worden, kon het als smaakmaker in de soep en salades worden toegepast, werd het vroeger zelfs als vervanger van sigaretten ingezet en de meeste kruidenpastilles (Ricola) hebben ook een aftreksel van gewoon duizendblad. Met zoveel goeds kan er toch geen kwaads in deze plant zitten? Wacht maar af…

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Achillea, verwijst naar de Griekse held Achilleús ofwel Achilles, die het tijdens zijn veldtochten in zijn veldapotheek meenam om zijn gewonde soldaten te behandelen. Zelf had hij het niet nodig want hij was volgens de mythe onkwetsbaar, behalve een klein plekje op zijn hiel. Het tweede deel, millefolium, is een combinatiewoord uit het Latijn van mille (‘duizend’) en folium (‘blad’), die samen het woord ‘duizendblad’ vormen.

Gewoon duizendblad bevat isovalerisch zuur, salicylisch zuur en asparagine. Verder bevat het nog wat stereolen, bitterstoffen, tanninen en coumarinen. De plant is een beetje tegenstrijdig omdat hij bij uitwendig gebruik bloedingen stelpt, terwijl hij die bij inwendig gebruik juist weer opwekt. Vanouds staat gewoon duizendblad bekend om zijn bloedstelpende eigenschappen. Daarnaast wordt het ook bij ontstekingen en ingewandsstoornissen toegepast. Aftreksels van gewoon duizendblad zijn veel gebruikt bij de behandeling van aambeien.

Het isovalerisch zuur is de belangrijkste component van de menselijke zweetvoetengeur en zit ook in de geur van écht slechte adem. Het salicylisch zuur is een broertje van de werkzame stof van aspirine, acetylsalicyl zuur en daarvan is bekend dat het bloedverdunnende en koortsverlagende effecten heeft. Geen wonder dat gewoon duizendblad ook werd gebruikt om menstruatie op te wekken en ooit om bloedneuzen te krijgen als kuur tegen migraine. Ook heeft gewoon duizendblad een mild stimulerend effect waardoor het in vroeger tijden als snuiftabak werd gebruikt. De bloemen werden ook gebruikt tegen hooikoorts en andere allergische reacties, zoals eczeem.

Ooit geloofde men dat je met gewoon duizendblad meer kwaaltjes kon behandelen dan enig ander kruid. Alleen maar goed nieuws, zo zult u opmerken. Maar in zeldzame gevallen kan gewoon duizendblad een ernstige allergische huidreactie opwekken en als je het te vaak of te lang gebruikt kan de lichtgevoeligheid van de huid verhogen (en dan kun je veel minder goed tegen zonlicht). Bovendien, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek, verstoort een extract van gewoon duizendblad de productie van sperma van laboratoriumratten (‘a significant increase in the percentage of abnormal sperm’). En wat bij ratten geldt, geldt vaak ook voor mensen.

Lidrus

Soms is de naamgeving van een plant eenvoudig te begrijpen en soms is het volstrekt onduidelijk wat men er ooit mee heeft bedoeld. De lidrus (Equisetum palustre) is een beetje van beide. Hij is onderdeel van de paardestaartenfamilie (Equisetaceae), maar natuurlijk wordt hij geen moeraspaardestaart genoemd, maar lidrus omdat hij wat op een rus lijkt (maar het niet is).
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Equisetum, is een combinatiewoord uit het Latijn, waarbij equus natuurlijk paard betekent en saeta een wat ruimer begrip is als haar. Denk daarbij aan borstelhaar of stoppelhaar. Samen kun je daar eenvoudig paardestaart van maken. Het tweede deel, palustre, komt via het Latijnse woord palus dat moeras betekent uiteindelijk van het oud-Griekse woord pelos dat modder, aarde of klei heeft betekend. Plakken we dat allemaal samen dan betekent de wetenschappelijke naam van de lidrus, jawel, moeraspaardestaart.

De lidrus wordt in heel Nederland algemeen aangetroffen en is een plant van vochtige standplaatsen, maar dat is gezien het voorgaande niet zo vreemd. De plant heeft niet of nauwelijks voedingswaarde. Grazend vee is vaak kieskeurig en verstandig genoeg om de plant te mijden. Dat is een goed idee omdat de lidrus door zijn giftigheid zeer schadelijk is, vooral voor paarden en koeien – ook in gedroogde toestand. De gedroogde lidrus, niet de gedroogde koe.

De giftigheid van de lidrus wordt gewoonlijk toegeschreven aan de aanwezigheid van alkaloïden, waarvan men de belangrijkste de naam palustrine heeft gegeven. Het vreemde van deze in de lidrus aangetroffen alkaloïden is dat ze grote fluctuaties in de aangetroffen hoeveelheden vertonen die niets met omstandigheden als weer of groeiplaats te maken lijken te hebben. Wel heeft nachtvorst invloed op het gehalte: na een korte tijd is de lidrus geheel vrij van alkaloïden. Aan de andere kant blijven de alkaloïden jarenlang hun werking behouden wanneer de plant gedroogd in hooi verstopt zit.

Toch is vergiftiging van het vee niet, zoals lang werd gedacht, alleen het gevolg van die alkaloïden, maar dat kan mogelijk toegeschreven worden aan anti-thiamine factoren. Da’s een moeilijk woord voor iets dat de opname van vitamine B1 verstoort. En juist paarden zijn erg vatbaar voor een tekort aan die vitamine. Het gevolg is dat ze een wankelende gang hebben en opgewonden lijken met zenuwtrekjes van de zenuwen aan het hoofd. Daarna vallen ze gewoon om en sterven van uitputting. In koeien zijn de eerste symptomen een vermindering van de melkproductie. Daarna volgen diarree (wat bij koeien tegenwoordig lastig te onderscheiden is van hun normale ontlasting) en in extreme gevallen verlammingsverschijnselen.

Boksdoorn

De boksdoorn (Lycium barbarum) is in de 18de eeuw in Europa ingevoerd vanuit zijn oorspronkelijke leefgebied China. Het is een vrij lage, grijsachtige, doornachtige struik met lange boogvormig hangende takken. De vrucht is een vuurrode, langwerpige, sappige bes. Omdat de plant het liefst in een veel warmere omgeving zou willen leven (geef hem eens ongelijk) zal hij hier in Nederland nauwelijks verwilderen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Lycium, is afgeleid van de oude Griekse staat Lycië in Klein-Azië, het huidige zuidwestelijke deel van Turkije. Maar uiteindelijk is de naam van die staat weer afkomstig van het oude Griekse woord lukos dat ‘wolf’ betekent. Vandaar dat de Engelse naam van de boksdoorn nog steeds wolfberry (‘wolfsbes’) is. Het tweede deel, barbarum, komt van het Griekse woord barbaros dat ‘buitenlands’ of ‘vreemd’ betekende. De Grieken gebruikten het simpelweg om alles aan te geven wat niet Grieks was.

De boksdoorn behoort tot de uitgebreide familie van de nachtschades en deelt dus ook diens gifstoffen. De hele plant is dodelijk giftig met stofjes als atropine en dat levert u maag- en darmstoornissen, neurologische problemen en hartritmestoornissen op. Uiteindelijk kan een vergiftiging zeker fataal zijn voor mens en dier. Een plant om met een boog om heen te lopen, zo zou je denken en je zult hem zeker niet als heel gezond willen betitelen. Dat klopt, maar daar weet de commercie wel raad mee. Want die geven zo’n dodelijke plant gewoon een andere naam en vertellen de onwetende consument vervolgens dat hij werkt tegen allerlei lichamelijk ongemak.

Dat is bij de boksdoorn ook gebeurd en in je boodschappenmand liggen dus geen giftige boksdoornbessen, maar heerlijke gezonde goji-bessen. Er is een hele geschiedenis verzonnen om aan te tonen dat die bessen zo gezond zijn: Tibetaanse monniken zouden al vele eeuwenlang die bessen gebruiken bij hun traditionele geneeskunde, maar onderzoek ter plaatse toonde aan dat die monniken in Tibet die bessen helemaal niet kenden. De struik groeit namelijk helemaal niet in Tibet want in dat bergachtige gebied is het veel te koud.

Alleen de bes is eetbaar en zit inderdaad vol met het gezonde vitamine C, calcium en magnesium. Maar in de rest van de boksdoorn zitten de problematische en vaak nog niet eens geïdentificeerde stofjes verstopt, zoals de al eerder genoemde atropine. Een tweetal wetenschappelijke verslagen beschreef vrouwen, die gewend waren om boksdoornsap te drinken en plots last kregen van bloedingen die maar niet wilden stelpen. Onderzoek wees uit dat een nog onbekende stof in het boksdoornsap de problemen met bloedstolling veroorzaakte[1][2]. Verder zijn er nog een aantal meldingen van een gevaarlijke allergische reactie na het eten van boksdoornbessen[3]. Gezond is toch wat anders.

In 2014 waarschuwde de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit de consument dat er klachten waren binnengekomen van gebruikers die moesten overgeven, maagpijn of diarree kregen. Zie hier voor de waarschuwing. Sommige mensen vinden goji-bessen superfood. Ik niet.

[1] Lam et al: Possible interaction between warfarin and Lycium barbarum L. in The Annals of Pharmacotherapy - 2001
[2] Rivera et al: Probable Interaction Between Lycium barbarum (Goji) and Warfarin in Pharmacotherapy - 2012
[3] Monzón Ballarin et al: Anaphylaxis associated with the ingestion of Goji berries (Lycium barbarum) in Journal of Investigative Allergology - 2011

Primula

Het voorjaar is vaak nog niet eens begonnen als we in bloemenzaken alweer de ouderwets aandoende primula’s zien verschijnen. Het geslacht Primula telt bijna 500 soorten overblijvende, vaak groenblijvende en winterharde planten met paarse, gele, rode, roze of witte bloemen. Omdat ze winterhard zijn kunnen ze slecht tegen te warme tocht. We bespreken hier de veel verkochte soort Primula obconica.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Primula, is de vrouwelijke vorm van het Latijnse woord primus, dat ‘eerste’ betekent en ons dus verklaart dat deze soort als eerste in de lente zijn bloemen laat zien. Het tweede deel, obconica, is een samentrekking van twee Griekse woorden: ob (‘tegen’ of ‘omgekeerd’) en konos (‘kegel’). Samen is dit dus ‘omgekeerde kegel’ en dat beschrijft de bloeiwijze van die soort. De Primula’s wordt ook wel sleutelbloemen genoemd en daar zit een mythe aan vast. Petrus is aangesteld als bewaker van de hemelpoort, maar op een mooie lentedag werd hij wat loom door het lentezonnetje, valt in slaap en liet zijn sleutelbos uit zijn handen vallen. Een meisje zag de sleutels ter aarde vallen en waarschuwde haar ouders, maar toen die ter plaatse kwamen bleek het sleutelbos verdwenen en op die plaats groeide een prachtige plant met bloemen, die aan de plant vastzaten zoals sleutels aan een sleutelbos. Ach, die lentezon doet soms rare dingen met de mens.

En de primula doet ook rare dingen met de mens omdat zelfs het aanraken van de bladeren al een ernstige vorm van dermatitis (huidallergie) kan opleveren als gevolg van de aanwezigheid van stoffen als primine, primitine, miconidine en vermoedelijk wat quinonen. Die allergenen (zoals die stofjes genoemd worden) lijken geconcentreerd te zijn in de ‘haren’ op de bladeren en de stengel.

Er bestaat uitgebreide wetenschappelijke literatuur over deze zogenoemde primula dermatitis. Vrouwen worden daardoor vaker getroffen dan mannen, maar daar hoeft u niet teveel achter te zoeken omdat vrouwen zich natuurlijk veel vaker bezig houden met het verzorgen van planten.

In de volksgeneeskunst worden de bloemen ingezet als thee en de naar anijs geurende wortels in de homeopathie om zwakke zenuwen te versterken, alsmede de griep en longontsteking te behandelen. Recent onderzoek toont aan dat extracten van de primula werkzaam lijken te zijn als diureticum (middel dat de nieren aanzet tot extra vochtafgifte met als gevolg meer urine), rustgever en als slijmopwekker. In een land als Bulgarije is een extract van de wortels zeer populair onder de merknaam ‘Solutan’ en dat zou werken tegen hoofdpijn en bronchiale astma. Sterk spul zeg…

Groot hoefblad

Soms is de naam van een plant wel erg eenvoudig te verklaren. Dat is zeker het geval bij het Groot hoefblad (Petasites hybridus): de bladeren zijn groot en hebben de vorm van een hoef. Maar dan wordt het alweer een stuk ingewikkelder omdat de plant tweehuizig is. Normaal hebben planten tegelijkertijd mannelijke en vrouwelijke bloemen en dat is voor de bestuiving door bijen handig. Bij tweehuizige planten komen die mannelijke en vrouwelijke bloemen dus op één plant voor.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Petasites, komt van het Griekse woord petannumi dat ‘verspreiden’ betekent en het verklaart het bijna woekerende groeien van zijn wortelstokken, uitlopers en taaie wortels. Het tweede deel, hybridus, is ontstaan als gevolg van een vergissing van Linneaus: omdat het Groot hoefblad immers tweehuizig is dacht hij met twee verschillende planten te maken te hebben. Die vrouwelijke vorm moest wel een hybride (‘bastaard’) zijn. Toch bleef die naam hangen want het werd de tegenwoordige soortnaam.

Grappig is dat men in Duitsland het Groot hoefblad Pestwurz ( ‘pestwortel’) noemde en het kennelijk herinnert aan zijn vroegere faam als middel tegen pestbuilen.

De hele plant zit boordevol pyrrolizidine alkaloïden (PA's). Het grootste slachtoffer van deze giftige stofjes is uw lever. De giftigheid uit zich vooral in een leverziekte, die 'veno-occlusieve ziekte' wordt genoemd en onomkeerbaar is. Bij dit ziektebeeld worden kleine adervertakkingen in de lever door veranderingen in het weefsel rondom die bloedvaten afgesloten. Bij ernstiger vormen treedt levercirrose (omzetting van leverweefsel in littekenweefsel) op en die kan uiteindelijk zelfs lijden tot de dood. Zelfs de regering heeft dit gevaar ingezien en het gebruik van de planten waarin die pyrrolizidine alkaloïden voorkomen wordt tegenwoordig uitdrukkelijk verboden op basis van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten.

Toch heeft de fabrikant van de middeltjes van A. Vogel, de man die zich jarenlang ten onrechte Dr. Vogel heeft genoemd en nimmer aan enige bestaande universiteit heeft gestudeerd, een aantal producten op de markt waarin het Groot hoefblad is verwerkt. Mag dat dan zomaar, zo zult u zich vermoedelijk afvragen? Jazeker, dat mag, want van homeopathische middelen is bewezen dat ze niet werkzaam (kunnen) zijn. Volgens hen helpt het innemen het middel tegen zaken als hoofdpijn en menstruatiepijn.

Maar toch is de natuur soms ongrijpbaar omdat ondertussen onderzoek gedaan is naar het effect van het Groot hoefblad bij migraine. En wat blijkt: een extract van 75 milligram Groot hoefblad is effectiever dan een placebo. Wat niet bewijst dat het effectiever is als een asperine of paracetamol.

Sporkehout

Sporkehout (frangula alnus) is een lage tot middelhoge heester met felgeel gekleurd hout en een donkere paarsbruine bast. Opvallend is ook het kleurverschil tussen vruchten van verschillende rijpingsgraden aan dezelfde tak: lichtgroen, helderrood en gitzwart. Sporkehout houdt ervan om veelvuldig gehakt te worden want uit de afgehakte stammen groeien snel en overvloedig nieuwe takken. Sporkehout is mede daarom ook een verbastering van ‘sprokkelhout’.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Frangula, komt uit het Latijn waar frango ‘breken’ betekende en het verwoordt het gemakkelijk afbreken van de takken. Het tweede deel, alnus, is ook al afkomstig uit het Latijn. Alnus is verwant met het Engelse alder dat ‘els' en elzenboom’ betekent. Het blad van het sporkehout lijkt erg op dat van de elzenboom en daarom wordt hij in sommige delen van Europa ook wel foutief black alder of zwarte els genoemd. Maar zo eenvoudig komt u niet van me af want het Latijnse woord alnus heeft met alanza een verwant woord in het uitgestorven Hittitisch (het spijkerschrift). Die twee woorden betekenen allebei ‘sterk’ en dan ziet men weer een verband met het Hebreeuwse woord allon waarmee een eik wordt benoemd.

Het sporkehout bevat onder andere hartritme verstorende glycocides franguline A, B en C, en diarree veroorzakende emodine in alle delen van de plant, maar speciaal in het fruit. Dat maakt ‘m direct gevaarlijk voor kinderen, die tijdens het spelen de kans lopen om de besjes spelenderwijs op te eten. De schors bevat verder anthraquinonen, die inwerken op de dikke darm waardoor na 8 tot 12 uur een ‘aandrang’ zal ontstaan om naar het toilet te gaan. Die aandrang is precies goed bij een dosis die ook precies goed is. Als er teveel wordt ingenomen laten de gevolgen zich raden. Iemand zou een dergelijk medicijn links moeten laten liggen als hij al hartproblemen heeft want die hartritmeverstorende glycocides werken écht niet mee.

De symptomen van vergiftiging met het sporkehout zijn diarree, krampen, lichte koorts, misselijkheid, overgeven en dood.

Voor dieren geldt in principe ook dat het sporkehout giftig is, maar de verhalen gaan dat geiten probleemloos van de plant kunnen eten. Maar ikzelf zou geiten niet zo snel op een dieet van bladeren van het sporkehout zetten, want het is niet verstandig om onbewezen verhalen te geloven. Voor dieren die vergiftigd zijn met het sporkehout bestaat zelfs een naam voor dat ziektebeeld: limberleg dat zoiets betekent als ‘lenig been’. Daarmee worden de symptomen bedoeld die ontstaan door de vergiftiging, namelijk gebrek aan coördinatie en ataxie (verstoring van het evenwicht en bewegingscoördinatie).

Levensboom of thuja

De oostelijke levensboom (Thuja occidentalis) is een lid van de grotere familie van cypressen. Zelf bewoont de oostelijke levensboom de Verenigde Staten, maar hij heeft een aantal broertjes, die leven in Korea, China en Japan. Het is een altijdgroene boom en is daarom een populaire boom om als heg onze vaderlandse tuin te beschermen tegen de nieuwsgierige blikken van de buren.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Thuja is afkomstig van het Griekse woord thuo dat ‘offeren’ betekende. Het geurige hout van deze boom werd brandend bij offerandes ingezet. Het tweede deel, occidentalis, betekent ‘(uit het) westen’.

Die aromatische geuren zijn het gevolg van de aanwezigheid van een aantal etherische oliën, waaronder α- and β-eudesmol, α-thujaplicine, occidol en occidiol. Volgens een bekende Nederlandse handelaar in etherische oliën kan de olie van de thuja slechts door non-professionals worden gebruikt om wratten te bestrijden. Omdat thuja giftig is bij overdosering, komt de olie niet in aanmerking voor zelfstandig gebruik thuis. Een heel verstandig bedrijf derhalve. In het verleden werd een aftreksel van de bladeren namelijk wel ingezet om een abortus te forceren.

De medische wereld ziet er wel veel meer voordelen in omdat de werkzame stoffen van de thuja kunnen worden gebruikt als anti-viraal middel, anti-schimmelmiddel, anti-kanker middel, slijmopwekker bij een vastzittende hoest, ‘snotopwekker’ bij een verstopte neus of menstruatie-opwekker. Zo zie je maar dat een middel een medicijn wordt als de hoeveelheid precies goed is, terwijl het een gif wordt als die goede hoeveelheid wordt overschreden. Olie van de thuja bevat ook het terpeen thujone dat een GABA-receptor antagonist is. GABA is een afkorting van de moeilijke term γ-aminobutyric acid. Een antagonist is een tegenstander of dwarsligger en die thujone belemmert dus de werking van die GABA-receptor in je hersenen. Daardoor kunnen neuronen (chemische booschappers) sneller werken als je bijvoorbeeld vergiftigd bent met alcohol of drugs en dat kan spasmes en stuiptrekkingen opleveren. Soms is dat handig, maar veel vaker is dat niet zo handig.

Die thujone zat vroeger ook in de groene drank absint en die stond ook al in een kwaad daglicht omdat gedacht werd dat overmatig gebruik je gek kon maken. Modern onderzoek aan antieke flessen absint bracht echter aan het licht dat de hoeveelheden thujone extreem overdreven waren en dat iemand allang aan alcoholvergitiging zou zijn overleden voordat hij echt last kreeg van die thujone.