Klimlelie

Ik geef toe: de klimlelie (Gloriosa superba) ziet er bijzonder aantrekkelijk uit. Geen wonder dus dat hij ook in ons land in veel (online) tuincentra wordt aangeboden met een beschrijving waar de marketingafdeling van het bedrijf vaak extra aandacht aan heeft besteed. Het is een oogappeltje in een boeket, zo beschrijft een website de soort.
[Klimlelie - Image: Macvino]

De klimlelie is inheems in de tropische delen Afrika (en niet die van Azië, zoals sommige aanbieders menen). Het is een overblijvende kruidachtige plant die de vorm heeft van een liaan. Hij klimt richting het zonlicht door gebruik te maken van ranken die eigenlijk aangepaste bladpunten zijn. De steel, die zich dus tot liaan heeft omgevormd, kan wel zes meter lang worden. Hij bloeit met een prachtige helderrode tot oranje bloem met zes bloemblaadjes die elk tot zeven centimeter lang kunnen worden. De vrucht is een vlezige capsule tot 12 centimeter lang met rode zaden.

Omdat we de natuur nooit mooi genoeg vinden, bestaan er tegenwoordig diverse cultivars met nog betere commerciële mogelijkheden.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Gloriosa, doet natuurlijk direct denken aan het Nederlandse woord 'glorieus' en dat klopt. In het Latijn betekent glōriōsus inderdaad 'vol glorie' en 'beroemd', maar er zat ook een wat negatieve kant aan. Soms betekende het namelijk ook 'opschepperig', 'hooghartig' en 'verwaand'. Het tweede deel, superba, is ook al Latijns en de betekenis daarvan heeft ook al twee gezichten. In goede zin is de betekenis 'superieur', 'voortreffelijk' en 'prachtig', terwijl het in slechte zin 'hooghartig', 'arrogant' en 'onbeleefd' kan betekenen. Zoals je ziet, heeft de naam van de plant twee gezichten. Hij heeft een aantrekkelijk uiterlijk, maar onderhuids is hij kennelijk minder mooi.

Deze plant is extreem giftig als gevolg van een aantal alkaloïden, waaronder colchicine en gloriocine. Binnen een paar uur na de inname van al een klein deel van de plant vertoont een slachtoffer symptomen als misselijkheid, braken, gevoelloosheid en tintelingen rond de mond, brandend gevoel in de keel, buikpijn en bloederige diarree. Naarmate de vergiftiging voortschrijdt, kunnen spierafbraak, darmafsluiting, ademhalingsdepressie, verlaagde bloeddruk, stollingsproblemen, bloed in de urine, veranderde mentale toestand, toevallen, coma en verergerende aantasting van de uiteinden van de zenuwen in armen en benen optreden. Mocht je de vergiftiging overleven dan zijn de effecten op langere termijn onder meer vervelling van de huid, haarverlies en langdurige vaginale bloedingen bij vrouwen. De klimlelie is gebruikt om parasieten te verdelgen, om moorden te plegen en om zelfmoord te plegen

Maar hij staat natuurlijk perfect in een boeket, op een vensterbank of een warm plekje in de tuin. En je weet hoe kleine kinderen zijn...

Pijnstillers aangetroffen in kruidenpreparaat Montalin

Mensen die het kruidenpreparaat Montalin gebruiken kunnen zonder dat ze het weten hoge doseringen pijnstillers binnenkrijgen, aldus het Bijwerkingencentrum Lareb in een persbericht van 7 mei 2021. Hiermee wordt de kans op bijwerkingen groter. Ook wanneer Montalin tegelijkertijd met andere medicatie wordt ingenomen kan dit leiden tot gevaarlijke situaties.

Uit onderzoek blijkt dat het kruidenpreparaat Montalin naast kruiden ook pijnstillende geneesmiddelen bevat. Deze pijnstillers zijn illegaal toegevoegd en worden niet vermeld op de verpakking.

Montalin is een kruidensupplement uit Indonesië. In Nederland is het middel te koop via diverse webshops. Het wordt gebruikt bij spierpijn, jicht, stress, migraine, reuma, oedeem, cholesterol problemen, spierstijfheid, koorts, bronchitis en voor 'stabilisatie van hormonen'. Whatever that means...

Volgens de productinformatie is het een kruidenpreparaat met vijf verschillende kruiden: 35% Kotau Gola (Centella Asiatica), 25% Klimlelie (Glaziosa Superba), 15% kruidje-roer-mij-niet (Mimosa pudica) 10% kamerbitter (Phyllanthus urinaria) en 10% akkermelkdistel (Sonchus arvensis). De klimlelie is echter bij inname levensgevaarlijk en wordt zelfs bij moorden en zelfmoorden gebruikt. Geen idee overigens waarom in het persbericht van het Lareb vrijwel iedere wetenschappelijke plantennaam verkeerd geschreven is. Zal wel een vakantiehulp zijn geweest.

Bijwerkingencentrum Lareb ontving vier meldingen over opvallend snelle pijnvermindering bij het gebruik van Montalin. Lareb heeft de capsules laten onderzoeken door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Hieruit blijkt dat de capsules het geneesmiddel 13 mg per gram meloxicam (ontstekingsremmende pijnstiller, NSAID) en 924 mg per gram acetaminophen (paracetamol) bevatten.

Bijwerkingencentrum Lareb heeft de NVWA, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en het NVIC op de hoogte gebracht.

Lees hier de analyse van de meldingen.

Glanzend kruiskruid

Het glanzend kruiskruid (Senecio squalidus) is inheems op het Italiaanse eiland Sicilië, waar het zich op een ondergrond van vulkanische as wist te handhaven. Nu is de Etna een knots van een vulkaan die vrijwel voortdurend lava uitbraakt. Er zijn dus uitgebreide lavavelden ontstaan die in de loop der eeuwen zijn verweerd tot een vruchtbare rotsige ondergrond.

Dit kruiskruid werd in noordwestelijk Europa in de jaren 1700 tot 1702 geïntroduceerd in Engeland. Door een tweetal biologen werd deze plant 'geoogst' en overgebracht naar de botanische tuin van de gravin van Beaufort nabij Badminton. Een paar jaar later werden stekjes en zaadjes overgebracht naar de Oxford Botanical Garden. Zoals zo vaak wist ook deze plant aan de beklemming van een perkje te ontsnappen en begon het aan zijn tocht over het Britse koninkrijk. Als eerste werd het ontdekt in de muren van diverse colleges van de Universiteit van Oxford, vervolgens in vele stenen muren rond de stad Oxford. Geen wonder dat glanzend kruiskruid in Groot-Brittannië de naam Oxford Ragwort draagt.

Nadat Oxford op het spoorwegnetwerk was aangesloten wist het glanzend kruiskruid daar wel raad mee. Gedurende de twintigste eeuw verspreidde het glanzend kruiskruid zich over het hele land en bleek een voorkeur te hebben voor ruïnes en tot stof gebombardeerde plaatsen na de Tweede Wereldoorlog. Je snapt dat die plaatsen nogal wat overeenkomsten vertonen met de troosteloosheid van een vulkanisch gebied.

In Nederland is glanzend kruiskruid een zeldzame gast, al lijkt hij in het hele land voor te komen. Hij heeft ook hier een voorkeur voor spoorlijnen en rotstuintjes, van waaruit hij weer zal ontsnappen onder invloed van de wind.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Senecio, is afgeleid van het Latijnse woord senex, dat 'oud' betekent en wordt hier gebruikt met de betekenis van 'grijsaard' als gevolg van het al snel zichtbaar wordende grijze vruchtpluis. Het tweede deel, squalidus, komt van het Latijnse woord squālor, wat 'vies' betekent. In het Engels kennen we nog het woord squalid ['smerige (leefomgeving)'].

Glanzend kruiskruid kan tot een meter hoog opgroeien en bloeit met de bekende helgele bloemen, die bij een nauwkeuriger blik uit vele mini-bloemen blijken te bestaan. Hij groeit snel en leeft slechts kort, ook een gevolg van de verschroeiend hete zomers op Sicilië, waar een kort voorjaar gevolgd wordt door een lange droge zomer. Na de bloei ontstaan zaden met een op een parachute lijkende pluisjes, waardoor de wind het zaad eenvoudiger over een grote afstand kan verspreiden. Deze soort heeft diep ingesneden, gladde, bijna haarloze bladeren.

Wetenschappers zijn altijd wat treurige mensen, wier hele leven soms lijkt te bestaan uit het ontkrachten van goede verhalen. Dat is ook zo bij glanzend kruiskruid. Ze geloven tegenwoordig dat het niet eens een echte soort is, maar een bastaard van verschillende andere kruiskruiden[1].

Word je uit je natuurlijke omgeving weggestolen en overgebracht naar het koude, regenachtige en treurige Engeland en ben je sindsdien op zoek naar je roots, dan hoor je plotseling ook nog eens dan je maar een kruising bent. Arm glanzend kruiskruid.  

Gelukkig is hij behoorlijk giftig en kan hij onomkeerbare leverschade veroorzaken.

[1] James, Abbort: Recent, allopatric, homoploid hybrid speciation: The origin of Senecio squalidus (Asteraceae) in the British Isles from a hybrid zone on Mount Etna, Sicily in Evolution - 2015. Zie hier.

Zeevuur

Een plantje dat giftig is en toch is die plant zelf niet de oorzaak van vergiftigingen bij de mens. Een raadsel met een eenvoudig antwoord.
Het probleem is algenbloei van een bepaalde geslacht algen, de Pseudo-nitzschia. Van dat geslacht zijn intussen 58 soorten bekend en 28 daarvan produceren domoïsch zuur. Dat zuur is een neurotoxine en dat zijn gifstoffen die de werking van ons zenuwstelsel in de hersenen negatief beïnvloeden. De informatieoverdracht in ons brein gebeurt via neurotransmitters tussen zenuwcellen. Als die ontregeld raken kan dat potentieel fatale gevolgen hebben.

Domoïsch zuur is zo'n potente neurotoxine dat wetenschappers met enige zorg de omstandigheden in de gaten houden. Bijvoorbeeld de periode dat die algen allemaal tegelijkertijd tot bloei komen. Overmatige bloei zorgt namelijk ook voor overmatig afsterven, waardoor er te weinig zuurstof in het water overblijft om een grote hoeveelheid biomassa in stand te houden. Hierdoor kan een grote sterfte onder (bijvoorbeeld) vissen optreden door zuurstoftekorten (hypoxie).

Sommige algen produceren dus domoïsch zuur en tijdens een algenbloei wordt er daardoor extreem veel domoïsch zuur aangemaakt. Die algen (en de restanten daarvan) worden opgeslorpt door zogenaamde filtervoeders, zoals mossels en oesters. Die filteren de voedingsstoffen uit het water. Tegelijkertijd nemen ze dus die neurotoxine op en die wordt in het vetweefsel van de mossel of oester opgenomen. Het stapelt.

Mensen die weekdieren oppeuzelen kunnen daardoor vergiftigd worden. Het levert niet alleen maag- en darmproblemen op, maar ook verwarring en toevallen. Als je voldoende hebt binnengekregen kun je zelfs overlijden. Maar als je er in slaagt de vergiftiging te overleven dan kun je uitkijken naar een levenslang probleem: je korte termijngeheugen is weg. Er bestaan overigens een viertal verschillende vergiftigingsmogelijkheden: Neurotoxic Shellfish Poisoning, Paralytic Shellfish Poisoning, Diarrhetic shellfish poisoning en de hier besproken Amnesic Shellfish Poisoning.

In Nederland wordt sinds 2012 de Alexandrium ostenfeldii aangetroffen. Eerst in de Ouwerkerkse kreek op Schouwen-Duiveland, maar aangezien deze kreek loost op de Oosterschelde is de algensoort ook aangetroffen in de Oosterschelde. En daarmee is de mosselkweek in de Oosterschelde in direct gevaar, want als deze mossels besmet raken dan is de hele sector in gevaar. Dan moeten we weer mossels uit de Waddenzee gaan consumeren. O, wacht...
[Gezonde mosselen uit de Waddenzee-Café 't Noordeke]

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Alexandrium, beschrijft de eerste vindplaats van deze familie, de haven van Alexandrië (Egypte), waar men in 1960 sprak van een 'rood getij' als gevolg van algenbloei. Het tweede deel, ostenfeldii, eert de Deense botanicus Carl Emil Hansen Ostenfeld (1873-1931).

In Engelstalige landen wordt deze soort sea fire genoemd en dus lijkt de Nederlandse soortnaam zeevuur een juiste keuze. De naam zal geen verwarring opleveren met die van de zeevonk (Noctiluca scintillans).

Kanna (of Kaugoed)

Kanna (Sceletium tortuosum) is een vetplantje dat voornamelijk in Zuid-Afrika aangetroffen wordt. Kanna werd daar al eeuwenlang door de inheemse bevolking, zoals de Khoikhoi en San, gebruikt als 'stemmingsverbeteraar'. Toen de Nederlanders meenden dat het gebied een interessante tussenstop kon worden voor de lange reis naar Nederlands Indië, stuurden de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) Jan van Riebeeck (1619-1677) naar die contreien. Hij stichtte in 1652 daar de eerste Europese handelspost en nederzetting bij Kaap de Goede Hoop. Het plaatsje zou uitgroeien tot de Kaapkolonie en uiteindelijk tot het huidige Zuid-Afrika. Ook hij kwam kanna tegen en noemde het plantje kaugoed.
Kanna wordt in gedroogde toestand gekauwd, waardoor de werkzame stoffen vrijkomen. Het speeksel wordt daarna doorgeslikt en het uitgekauwde plantje uitgespuugd.

Deze vetplant groeit langzaam en is aangepast aan het droge woestijnklimaat dat in delen van Zuid-Afrika heerst. Kanna 'kruipt' voorzichtig over de hete bodem en blijft daardoor laag bij de grond. Uiteindelijk kan hij een doorsnede van zo'n 30 centimeter bereiken. Deze soort heeft dikke, vlezige bladeren en prachtige kleine witte bloemen met een gele kern.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Sceletium, is uiteindelijk afgeleid van het Latijnse woord scelus, wat zoiets als 'misdaad' of 'zonde' betekende. Kennelijk zijn diverse soorten binnen het geslacht behoorlijk giftig. Het tweede deel, tortuosum, is ook al Latijn: tortus betekent 'gedraaid' of 'verdraaid', maar ook met de betekenis van 'martelen' (denk: torture in het Engels). Het was een poging om het kauwen te beschrijven.

Kanna heeft een ontspannende en sociaal stimulerende werking. Na het innemen werkt het eerst lichtelijk stimulerend en na ongeveer een uur juist ontspannend. Een aantal mensen ervaren bovendien een verhoogde gevoeligheid voor aanraking en een toename van hun seksdrive. Allemaal redelijk positief, zo zal de neutrale lezer hier opmerken. Wat men echter meestal vergeet te vermelden is dat er regelmatig ataxie kan optreden[1]. Mensen met ataxie hebben moeite met de coördinatie van bewegingen. Veelvoorkomende problemen zijn dan een onzeker looppatroon (‘dronkemansloop’), onduidelijk spreken (‘dubbele tong’) en misgrijpen.

Kanna beveat ongeveer 1 tot 1,5 procent aan alkaloïden, waaronder mesembrine, mesembrenone, mesembrenol en tortuosamine. Daarvan heeft mesembrine het grootste aandeel met 0.3 procent in de bladeren en 0,9 procent in de rest van de plant.

Gevaarlijk? We laten even het Jellinek Instituut aan het woord. Kanna werkt in op de dopamine- en serotonine receptoren in je hersenen. Kanna is een selectieve serotonine heropname remmer (SSRI). Het mag niet worden gecombineerd met andere SSRI’s (antidepressiva zoals Seroxat, Prozac) of MonoAmineOxidase remmers (MAO-I). Het combineren of kort op elkaar gebruiken van MDMA en kanna wordt sterk afgeraden. MDMA veroorzaakt het vrijkomen van grote hoeveelheden serotonine. Dat, gecombineerd met kanna, wat de heropname van deze neurotransmitter blokkeert, zou je je systeem kunnen overbelasten wat het Serotonine Syndroom zou kunnen veroorzaken. Combinatiegebruik met andere middelen wordt sterk afgeraden. Gebruikers rapporteren dat kanna de effecten van cannabis en alcohol kan versterken. Voor de duidelijkheid: het Serotonine Syndroom is potentieel dodelijk.

[1] Loria et al: Effects of Sceletium tortuosum in rats in Journal of Ethnopharmacology - 2014

Indische wolfskers

De Indische wolfskers (Atropa acuminata) is nauw verwant aan de ook in Nederland voorkomende wolfskers (Atropa belladonna), die we misschien wel nauwkeuriger de Europese wolfskers zouden moeten noemen, al komt deze ook sporadisch voor in noordelijk Afrika.
De Indische wolfskers is inheems in en rond het Himalayagebergte. Denk aan oostelijk Afghanistan plus noordelijke delen van India en Pakistan. Sommige waarnemingen stammen echter ook uit oostelijk Iran en zelfs uit Mongolië. Zijn domein zou dus een stuk groter kunnen zijn dan wordt aangenomen. Wat wel duidelijk is dat deze soort houdt van uitzicht, want hij komt voor op hoogten tussen de 1,800 en 3,600 meter.

Het is een vaste wat bossige plant die tot een hoogte van zo'n 80 centimeter kan opgroeien. Hij bloeit met lichtgele bloemen (die van de Europese wolfskers zijn lichtpaars) van juni tot augustus, terwijl de zwarte bessen rijpen van augustus tot oktober. De Indische wolfskers heeft het liefst een wat vochtige bodem en het maakt hem niet uit of hij in de slagschaduw of in het fletse zonlicht groeit.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Atropa, is ontleend aan de Griekse schrikgodin Atropos en haar naam betekende zoiets als 'onherroepelijk' of 'onomkeerbaar'. Zo’n naam voorspelt inderdaad niet veel goeds voor iemand die per ongeluk deze wolfskers probeert op te eten. Het tweede deel, acuminata, is Latijns en betekent 'scherp' of 'puntig'. Uiteindelijk is het terug te voeren op het Oudgriekse ákon (άκον), wat '(pijl)punt heeft betekend.

De hele plant en dan speciaal de wortel is zeer giftig. De bladeren bevatten gemiddeld 0,4% actieve alkaloïden, terwijl de wortel ongeveer 0,6% bevat. De gifstoffen zitten verder geconcentreerd in het rijpe fruit. Dat is een probleem, omdat de bessen er zo leuk uitzien en bovendien nog eens zoet smaken ook. Zelfs het aanraken van de plant kan al problemen opleveren indien degene kleine schaafwondjes op de handen heeft.

Ondanks het feit dat de Indische nachtschade dodelijk giftig is heeft men diverse werkzame toepassingen weten te ontdekken. Zo wordt het gebruikt om de pupillen te verwijden bij oogoperaties, om darmkoliek te verlichten en om maagzweren te behandelen. In India worden de wortels en bladeren ingezet als verdovend en kalmerend middel en als middel om minder last te hebben van pijn door de gevoeligheid van de hersenen en het zenuwstelsel voor pijnprikkels te verminderen. Moderne wetenschap heeft ontdekt dat de plant kan worden gebruikt om de symptomen van de ziekte van Parkinson te behandelen, waardoor trillingen en stijfheid worden verminderd en spraak en mobiliteit worden verbeterd.

Hawaiian baby woodrose

We kunnen voor de Hawaiian baby woodrose (Argyreia nervosa) best wel een Nederlandse benaming verzinnen. Echter in de wereld van mensen die geloven dat het vergiftigen van je hersenen een plezierige gewaarwording is, wordt hij óf Hawaiian baby woodrose óf Argyreia genoemd. Ondanks zijn naam groeit de Hawaiian baby woodrose niet op de eilanden van de Hawaiaanse archipel. De soort is namelijk inheems in India, maar omdat mensen zijn bloemen zo aantrekkelijk vonden hebben ze hem de halve wereld overgesleept. Dus nu kun je hem aantreffen in Afrika, het Caraïbisch gebied en – jawel – Hawaï.
De Hawaiian baby woodrose is een vaste plant en groeit in de vorm van een dikke liaan. Hij behoort tot dezelfde familie als de klimmende winde (Ipomoea tricolor) en dat zijn planten die al sinds mensenheugenis in gebruik zijn als hallucinogeen. In India, toch ook een gebied waar men de wrede werkelijkheid nog wel eens wil ontsnappen door naar potentieel verslavende middelen te grijpen, was de werking van de Hawaiian baby woodrose vreemd genoeg onbekend. Pas in 1960 circuleerden de eerste berichten over diens hallucinogene werking.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Argyreia, is afgeleid van het Latijnse woord argyraeus, wat 'zilverkleurig' betekent (argentum is 'zilver'). Het beschrijft de zilverkleurige stelen en onderzijde van de bladeren.' In het tweede deel, nervosa, is natuurlijk het Nederlandse woord 'nerveus' te herkennen, afgeleid van het Latijnse nervus ('zenuw' of 'energy'). In diens originele thuisland, India, wordt de plant adhoguda (अधोगुडा), vidhara (विधारा), elephant creeper en woolly morning glory genoemd.

De zaden van de Hawaiian baby woodrose bevatten verschillende alkaloïden, zoals ergine, ergometrine, lysergol en lyserginisch zuur. Ergine vertoont een sterke chemische gelijkenis met LSD. Bij het consumeren van de zaden ontstaat bij hogere doses een euforisch en psychedelisch effect. Bij een lagere dosis veroorzaakt het een alcoholachtige roes. Sommige gebruikers kunnen een paniekreactie ervaren, wat aanleiding kan geven tot een bad trip. Niet waar, volgens verstokte psychonauten die nimmer de negatieve kanten van hun drugsgebruik zullen inzien. Bovendien weet je natuurlijk nooit hoeveel van de werkzame stof in een zaadje verstopt zit. De natuur is wispelturig en onderzoek toont aan dat er 3 tot μg per zaadje in kan zitten[1]. Da's nogal een verschil.

Natuurlijk zijn in Nederland zaden van de plant te koop in smartshops en via webshops. Het gebruik deze zaden wordt echter door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) afgeraden. Gebruik van de zaden van de Hawaiian baby woodrose kan klachten als hallucinaties, misselijkheid, overgeven, verhoogde hartslag, verhoogde bloeddruk, (ernstige) vermoeidheid, en (ernstige) onverschilligheid veroorzaken. Deze gezondheidseffecten kunnen al ontstaan bij de 'geadviseerde' doseringen.

[1] Paulke et al: Identification of legal highs--ergot alkaloid patterns in two Argyreia nervosa products in Forensic Science International - 2004

Prairie Mimosa

Hoewel de Prairie Mimosa (Desmanthus Illinoensis) ook nog met een aantal andere namen getooid is, waaronder Illinois bundleflower en prickleweed, lijkt mij deze naam de meest geschikte. Het is een vlinderbloemige plant en is dus familie van de erwt.
De prairie mimosa groeit op wat botanici de North American grass-lands noemen, maar die staan uiteraard beter bekend als de prairies. Deze soort kan een hoogte bereiken van zo'n 80 centimeter en bloeit van mei tot september met grappige witte bloempjes die op een bolletje lijken.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Desmanthus, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar desmos (δεσμός) 'bundel' betekent en anthos (ἄνθος) 'bloem'. Samen is dat 'een bundeltje bloemen'. Het tweede deel, Illinoensis, is Latijns en betekent '(uit) Illinois', een Amerikaanse staat.

Omdat de zaden van prairie mimosa wel tot 38% eiwit kunnen bevatten (sojabonen bevatten circa 40%), heeft men eens onderzocht of de plant geschikt zou kunnen zijn voor grootschalige aanplant. De resultaten van dat onderzoek zijn 'bemoedigend'.

Maar goed, als een plant hier wordt beschreven, moet hij een duistere kant hebben. Dat klopt, want de wortels van de prairie mimosa bevatten een alkaloïde om zichzelf tegen vraat te beschermen. Dat is hem goed gelukt, omdat die alkaloide veel N,N-Dimethyltryptamine (N,N-DMT), 4-Hydroxy-α-methyltryptamine (4-HO-αMT), 4-Hydroxy-α-methyltryptamine (4-HO-αMT) bevat. Dat zijn psychoactieve stoffen en de plaatselijke shamanen en medicijnmannen zijn er als eersten mee aan de haal gegaan om 'in hoger sferen' te komen.

Maar in onze tegenwoordige tijd proberen sommige mensen af en toe ook te ontsnappen aan de jachtige westerse maatschappij. Ze noemen zichzelf graag psychonauten, een verwijzing naar astronauten en kosmonauten. Ze zullen deze term wel willen vertalen met 'geestreizigers'.

De bast van de wortel wordt gemengd met een natuurlijke bron van beta-carboline alkaloïden, zoals in de passiebloem (Passiflora incarnata) verstopt zit. Daardoor ontstaat een hallucinerend drankje die men de naam prairiehuasca heeft gegeven. Het heeft grotendeels dezelfde effecten als de ayahuasca die men in het Amazonegebied kan aantreffen.

Geen probleem zullen verstokte psychonauten nu gaan opmerken, al vergeten ze gemakshalve maar dat ayahuasca heel wat vervelende bijwerkingen heeft. Je wordt misselijk, duizelig, gaat heftig transpireren, raakt aan de diarree en moet overgeven. De hallucinaties zijn uiteraard slechts verschijnselen van een brein dat vergiftigd raakt. Het probleem van dit soort zaken is dat iemand een behoorlijke kans loopt om in een psychose te raken.

En had ik al gemeld dat de prairie mimosa ook nog gramine aanmaakt? Dat is een zeer giftige stof, waarvan men zelfs onderzocht heeft of het ingezet kon worden als insecticide[1].

[1] Corcuera: Effects of indole alkaloids from gramineae on aphids in Phytochemistry – 1984

Becchete (of Sananga)

Om alvast de potentiële gebruikers te wijzen op de gevaren van becchete (Tabernaemontana undulata) besloot ik er maar over te schrijven voordat het gebruik vanuit de Verenigde Staten zou overwaaien naar ons land.
Becchete of bëcchëte, dat uitgesproken wordt als b'-chéw-teh is de naam van een medicinale plant uit de tropische jungle van de Amazone in Zuid-Amerika. Het is een struik of boom die tot een meter of tien hoog kan worden. Als boom leunt hij lui tegen andere, veel grotere woudreuzen. De becchete bloeit met prachtige, tere wit met zachtroze bloemen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Tabernaemontana, is vernoemd naar de Duitse herbalist Jakob Theodor von Bergzaben (1520-1590). In de geest van zijn tijd latiniseerde hij zijn naam tot Tabernaemontanus, wat eigenlijk 'taverne (of herberg) in de bergen' betekent. Het tweede deel, undulata, is afgeleid uit het Latijn, waar undulatus 'golvend' betekent. Het beschrijft de vorm van de bloemen.

Eerst het goede nieuws. Inheemse stammen maken dankbaar gebruik van de becchete. Het melksap (latex) van de plant wordt toegepast om 'muskietenwormen' uit het lichaam te verwijderen, wordt met een watje in een ontstoken kies gestopt om de pijn te verdoven en wordt op de penis gesmeerd om gonorroe te behandelen. Hoofdpijn kan worden bestreden met een extract van de wortel. Tot slot werden geweekte bladeren ingezet om oogontstekingen te behandelen.

En daar beginnen de problemen, want de bladeren bevatten een aantal potente alkaloïden, waaronder ibogaïne. In de juiste handen kan ibogaïne worden ingezet bij pijnbestrijding en als middel tegen opiumverslaving. Maar vaker gebruiken zweverige types het als middel om 'psychologische introspectie' te plegen. In hogere doses heeft het dezelfde psychedelische effecten als Ayahuasca en Peyote.

Het kan nog erger. Wanneer je becchete direct in je ogen druppelt geeft het volgens de indiaanse stammen een grotere textuur en dimensie aan je omgeving, waardoor men tijdens de jacht, zelfs in het schemerduister, beter de prooi kan ontdekken. Het effect zou geen uren, maar zelfs dagen of weken duren. Maar het indruppelen zelf is geen plezierige ervaring, want het doet zoveel pijn dat men het lightning in the eyes ('bliksem in de ogen') pleegt te noemen.
Gelukkig nemen alleen de Matis- en Ticunastammen de bacchete via de ogen in. De Matsés zijn slimmer, want die drinken het als thee. De Amerikanen hebben, zo was te verwachten, besloten dat oogdruppels de enige juiste methode moet zijn om van dit middel te genieten en tegenwoordig zijn via het internet vele merkjes te koop onder de naam Sananaga.

Sagopalm (of Varenpalm)

Nog niet zo heel veel jaar geleden was sago (of palmmeel) het basisvoedsel van veel Polynesiërs. Tegenwoordig is er wel op ieder eiland in de Stille Zuidzee een fastfoodrestaurant gevestigd met als gevolg dat op veel eilandstaatjes mensen wonen met extreem veel overgewicht. Sago bestaat voornamelijk uit koolhydraten, terwijl eiwitten, vetten en vitamines nauwelijks aanwezig zijn. Gelukkig werden etenswaren, gemaakt van sago, aangevuld met vis, zodat toch een gezond voedingspatroon bestond. 

Sago wordt gewonnen uit het merg (of de kern) van een aantal palmboomsoorten, die allemaal de naam sagopalm dragen. De bekendste daarvan is de Metroxylon sagu. In Nederland wordt de Cycas revoluta onder de naam sagopalm of varenpalm verkocht als kamerplant. Weliswaar kan sago uit deze plant gewonnen worden, maar het is geen palm, al lijkt deze soort er wel wat op.

De sagopalm (of varenpalm) heeft een kroon van glanzende, donkergroene bladeren op een dikke ruige stam die een doorsnede heeft van zo'n 20 centimeter. In het wild kan de stam van deze soort een hoogte bereiken van wel zes meter, al heeft hij daar wel 100 jaar voor nodig. Getemd in een pot is het een decoratieve plant die ook in Nederland veelvuldig verkocht wordt.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Cycas, is via een omweg afkomstig van het Oudgriekse koikas (κουκας), wat 'palmbomen' heeft betekend. Het tweede deel, revoluta, is een Latijns woord waarin we het woord 'revolutie' herkennen. Oorspronkelijk betekende het woord 'terugrollen' of 'terugbrengen (van de oude situatie)'. Het beschrijft de vorm van de bladeren.

Zoals gezegd is het mogelijk om sago uit deze plant te winnen, maar de Polynesiërs hebben al lang geleden ontdekt dat het niet zo eenvoudig was om die te winnen. De hele plant is namelijk extreem giftig en het merg dient vele malen gewassen te worden voordat het ook maar een beetje veilig te consumeren is.

De giftigheid van de sagocycade is het gevolg van de aanwezigheid van de neurotoxines cycasine en β-Methylamino-l-alanine (BMAA). Cycacine is bovendien kankerverwekkend. De gevolgen van onbedoeld eten van delen van deze plant (door mens of dier) zijn overgeven, diarree, gevoel van zwakte, toevallen en onomkeerbare leverschade. BMAA speelt een negatieve rol bij diverse neurodegeneratieve aandoeningen, waaronder de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Parkinson.

Zelfs afgevallen bladeren zijn niet ongevaarlijk. Dieren, die onverhoopt die bladeren eten krijgen ook problemen met hun lever, nieren, ingewanden en hersenen. Die hersenschade zorgt bovendien voor een kenmerkende verlamming van de achterpoten, een ziektebeeld dat de Zamia stagger wordt genoemd. Uiteindelijk zal het dier na een lijdensweg van (soms) een jaar sterven.

Kortom: niet echt een gezellig plantje voor op je vensterbank.

Zwarte Engbloem

Met een naam als zwarte engbloem (Vincetoxicum nigrum) weet je al dat deze plant geen goed nieuws zal opleveren. Dat klopt, want deze soort staat bekend als een zeer giftige klimplant. Toch is niet alleen de bloem eng, maar huist het gif in de hele plant. De zwarte engbloem is inheems in Italië, Frankrijk, Portugal en Spanje, maar komt ook hier regelmatig voor.
De plant is windend en wordt tot 2,5 meter hoog. Hij heeft tot 10 centimeter lange bladeren. Deze soort vormt wortelstokken (rizomen). De zwarte engbloem bloeit in Nederland van mei tot augustus met diep paarszwarte bloemen, die ruiken naar rottend fruit. Vandaar natuurlijk de naam 'engbloem'. De zaden zijn voorzien van een haarkuif en worden door de wind verspreid. De zwarte engbloem komt In Nederland voor op droge, kalkrijke grond in duinstruikgewas.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Vincetoxicum, is een combinatiewoord uit het Latijn, waar vincere vertaald kan worden als 'overwinnen' of 'te bovenkomen', terwijl toxicum 'gif' betekent. Samen is dat dus 'overwinnen van gif' ofwel 'tegengif'. Het tweede deel, nigrum, komt van het Latijnse niger, wat 'zwart' betekent.

De hele plant, maar vooral de wortel, is zeer giftig als gevolg van de aanwezigheid van vincetoxine (een alkaloïde). Mocht je zo ongelukkig zijn om (delen van) de zwarte engbloem op te eten, reken dan op extreme speekselvorming, braken, diarree, stuiptrekkingen, ademstilstand en verlamming van spieren. Uiteindelijk kan de dood een voortijdig einde betekenen van je leven.

Natuurlijk zijn er sukkels die denken dat een aftreksel van de zwarte engbloem kan werken tegen slangebeten en rabiës. Bovendien zou een kruidenthee helpen tegen stress, angstgevoelens en zou die drank het 'vetmetabolisme reguleren'.

Uiteraard heeft de zwarte engbloem zijn giftigheid niet ontwikkeld om mensen te vergiftigen, maar om zichzelf te beschermen tegen vraatzucht van planteneters. Maar dat is slechts 'stap één' van de biologische oorlogvoering van deze plant. De zwarte engbloem heeft namelijk nog een slimme methode ontwikkeld om zich te handhaven. De wortels en de zaden scheiden tylophorine af en daarvan is bekend dat het werkzaam is tegen schimmels, bacteriën en amoebes. Het gevolg is dat de omgeving van de wortelen en wortelende zaden steriel wordt, omdat er geen bodemleven meer kan overleven. Omdat vrijwel alle planten in symbiose leven met schimmels of bacterien, overleeft niets. En dus heeft de zwarte engbloem het rijk alleen en kan daardoor snel hele stukken land overwoekeren.

In Nederland proberen beheerders de plant te bestrijden door te maaien voordat de zaaddozen gemaakt zijn. Daarnaast is er in 2011 een experiment gestart met het bedekken van de zwarte engbloem met donker zeil, zodat de planten geen zonlicht krijgen en afsterven. Hoopt men.

De zwarte engbloem is vermoedelijk ingevoerd als zaad, verstopt in voer voor fazanten. Ondanks zijn negatieve impact is het echter nog steeds mogelijk om zaad of planten te kopen.

Chinese Engelwortel (of Dong Quai)

Iedereen die gelooft in de werkzaamheid van de Chinese volksgeneeskunst zou eens moeten onderzoeken wat de levensverwachting van de gemiddelde Chinees was toen de effectieve westerse geneesmiddelen nog niet beschikbaar waren. Onderzoek toont aan dat een Chinees in 1949 gemiddeld ongeveer 35 tot 40 jaar oud kon worden[1]. Dat alleen al zou een weldenkend mens moeten overtuigen dat die duistere winkeltjes en webshops, waarin allerhande kruiden te koop zijn, voor het grootste deel gebakken lucht verkopen.
Een voorbeeld van die onzin is de Chinese engelwortel (Angelica sinensis) ofwel dong quai, zoals hij in China wordt genoemd. Hij groeit op de flanken van koele hoge bergen in China, Japan en beide Korea's. In de geelbruine wortel zit de veronderstelde werkzame stof. Die wortel wordt in de herfst geoogst en 'wordt al duizenden jaren als medicijn gebruikt'.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Angelica, stamt af van het Middeleeuwse gebruik om de gewone mens met Latijnse termen te overdonderen: herba angelica betekende natuurlijk gewoon 'engelkruid'. Men geloofde dat het zoveel helende krachten in zich verstopt had dat men dacht dat de plant wel door engelen op aarde moest zijn gebracht. Het tweede deel, sinensis, betekent '(uit) China'.
De Chinese engelwortel wordt ook wel 'vrouwelijke ginseng' genoemd. Niet dat dit kruid verwant is aan de ginseng, maar men probeert een illusie te scheppen dat het een potent middeltje zou zijn. Men gelooft namelijk dat de Chinese engelwortel de 'vrouwelijke gezondheid' ten goede zou komen. Het zou helpen tegen hart- en vaatziekten, artritis, ontstekingen, hoofdpijn, bloedarmoede, vermoeidheid en een hoge bloeddruk. Het zal de lezer niet verbazen dat de werking op geen enkele manier wetenchappelijk is aangetoond.

Het helpt dus niet tegen uiteenlopende kwalen, maar dat wil niet zeggen dat er geen onbedoelde bijwerkingen kunnen optreden. Er zijn aanwijzingen dat de Chinese engelwortel de spieren van de baarmoeder kan aantasten. Vrouwen die zwanger zijn of van plan zijn zwanger te worden, mogen dit kruid daardoor beslist niet gebruiken, omdat het een miskraam kan veroorzaken. Het gebruik van de Chinese engelwortel kan ervoor zorgen dat de huid extra gevoelig wordt voor de zon, wat leidt tot een groter risico op huidkanker. Ook is er een kans op borstvorming bij mannen[2].

Daar blijft het echter niet bij, want het slikken van capsules met Chinese engelwortel kan de werking van de bloedverdunner warfarine versterken[3]. Als gevolg daarvan kunnen bijna niet te stelpen bloedingen ontstaan.

Ik heb echter niet de verwachting dat mensen na het lezen van deze column hun potje met Chinese engelwortel in de prullenbak deponeren. Dat zou wel moeten.

[1] Singer Babiarz et al: An exploration of China's mortality decline under Mao: A provincial analysis, 1950–80 in Population Studies - 2015. Zie hier.
[2] Goh, Loh: Gynaecomastia and the Herbal Tonic "Dong Quai" in Singapore Medical Journal - 2001
[3] Page, Lawrence: Potentiation of Warfarin by Dong Quai in Pharmacotherapy - 1999

Zaagpalm

Goed blijven plassen? Het is een rhetorische vraag van de reclame-afdeling van Vogel (ex Dr Vogel). Ze beantwoorden hun eigen vraag met een aanprijzing van hun product Prostaforce. Prostaforce bevat maar liefst 320 mg Sabal serrulata. Dit ondersteunt het goed kunnen blijven plassen*. Het is ook goed voor de prostaat en de seksuele gezondheid van de man*. Bovendien ondersteunt het de mannelijke potentie*. Je ziet een aantal sterretjes (*) en die verwijzen naar de opmerking '*Gezondheidsclaim in afwachting van Europese toelating'. Vogel gebruikt dus een aantal nog niet toegestane gezondheidsclaims en het is volstrekt onduidelijk of ze ooit worden goedgekeurd. Maar zelfs die wat mistige claims zeggen nog niet wat Vogel eigenlijk had willen zeggen.
In de wondere wereld van de homeopathie gelooft men namelijk dat een extract van de zaagpalm (Serenoa repens) werkzaam zou zijn als behandeling van een licht vergrote prostaat ofwel benigne prostaathyperplasie (BPH). Het is een goedaardige aandoening die inderdaad de plasbuis kan blokkeren, waardoor plassen lastiger wordt.

De zaagpalm is een winterharde, extreem langzaam groeiende en langlevende soort. De zaagpalm is een waaierpalm, waarbij de bladeren met een kale bladsteel eindigen in een afgeronde waaier van ongeveer 20 blaadjes. De bladsteel is gewapend met fijne, scherpe tanden die de soort zijn naam geven. De bladeren zijn tot twee meter lang. De bloemen zijn geelachtig wit en groeien in dichte samengestelde tot 60 centimeter grote pluimen. De vrucht is een grote roodachtig zwarte steenvrucht.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Serenoa, is een eerbetoon aan de Amerikaanse botanicus Sereno Watson (1826-1892). Het tweede deel, repens, is van Latijnse herkomst en betekent 'kruipen'. Deze palm produceert namelijk stengels die over de grond 'kruipen' en waaruit een kluit bosvormige bladeren groeit. Om verwarring te stichten gebruikt Vogel opzettelijk de totaal verouderde wetenschappelijke naam Sabal serrulata.

Helpt zaagpalm bij prostaatproblemen? Welnee. Een 12 weken durend dubbel geblindeerd, placebogecontroleerd en gerandomiseerd onderzoek over het gebruik van zaagpalm bij prostaatvergroting onder 100 mannen toonde aan dat een verbetering plaatsvond bij alle mannen[1]. Dus zowel die mét pil als die mét placebo.

Een tweede onderzoek van een jaar lang onder 225 proefpersonen (dubbel geblindeerd, placebo gecontroleerd en gerandomiseerd) liet hetzelfde patroon zien: geen verschil in uitkomst tussen de placebogroep en de zaagpalmslikkers[2].

Nog erger is dat er wat lelijke bijwerkingen kunnen optreden. Het kan de hormoonhuishouding ontregelen[3] en bloedverdunnend[4] werken.

Ook Prostaforce - dat beter Prostafarce genoemd had kunnen worden - van Vogel is weer pure kwakzalverij en eigenlijk een vorm van oplichting. Kan homeopathie werken? Zie voor een duidelijke uitleg hier.

[1] Willets et al: Serenoa repens extract for benign prostate hyperplasia: a randomized controlled trial in BJU International – 2003
[2] Bent et al: Saw Pametto for Benign Prostatic Hyperplasia in New England Journal of Medicine – 2006
[3] Grant, Ramasamy: An Update on Plant Derived Anti-Androgens in International Journal of Endocrinology and Metabolism – 2012. Zie hier.
[4] Cheema et al: Intraoperative haemorrhage associated with the use of extract of Saw Palmetto herb: a case report and review of literature in Journal of Internal Medicine – 2001

Wit Bilzekruid

We kennen hier in Nederland het (zwart) bilzekruid (Hyoscyamus nigra), maar in Zuidelijk Europa en het daar tegenoverliggende Noord-Afrika groeit een broertje, het wit bilzekruid (Hyoscyamus albus) genaamd. Waar zwart bilzekruid gele kroonblaadjes heeft met een aderennet van violet, moet het wit bilzekruid het zonder dat gekleurde aderennet doen. Wit bilzekruid kan, afhankelijk van de omstandigheden, een eenjarige, tweejarige of zelfs vaste plant zijn. Normaal zal deze ietwat zeldzame soort een centimeter of twitig hoog kunnen worden, maar als hij echt zijn best doet kan hij in uitzonderlijke gevallen tot zo'n 80 centimeter hoog kunnen opgroeien. Deze soort heeft woeste bladeren die aan het blad van diverse koolsoorten doet denken.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Hyoscyamus, is een combinatiewoord uit het Grieks: huos is ‘zwijn’ of ‘varken’ en kuamos is ‘boon’. Samen is dat dus ‘varkensboon’, naar het idee dat varkens de boontjes zouden eten. Het tweede deel, albus, is Latijns en betekent 'wit'.

Het hoeft geen verbazing te wekken dat ook wit bilzekruid boordevol gifstoffen zit. Het is, samen met al zijn broertjes, een van de meest giftige planten die de natuur ons heeft weten voor te schotelen. Die giftigheid is het gevolg van de aanwezigheid van een aantal tropane alkaloïden waaronder scopolamine (hyocine), hyoscyamine en atropine. De effecten van inname van het bilzekruid zijn waanvoorstellingen, verwijde pupillen, rusteloosheid en een rode vlekkerige huid. Gemeld worden bovendien ook hartritmestoornissen, stuiptrekkingen, hevige krampen, gezwollen buik, overgeven, verhoogde bloeddruk, oververhitting, ataxie (een aandoening waarbij iemand de controle over al zijn spieren verliest) en coma. De dood als eindstation van deze vergiftiging is zeer zeker niet uit te sluiten.

In de oudheid werd een extract van wit bilzekruid ingezet om in de toekomst te kijken en om voorspellingen te doen. Het werd ook gebruikt als medicijn tegen 'krankzinnigheid', al dacht men vroeger heel anders over oorzaak en gevolg van dit probleem. Het werd beschouwd als elke vorm van bewustzijnsverandering en niet de pathologische toestand waar we in de moderne context aan denken. Krankzinnigheid werd goddelijk geïnspireerd door Dionysus (wijn), de Muzen en Aphrodite (liefde). Dát was de beste soort waaraan iemand kon lijden en daar kan ik het wel mee eens zijn.

In de Middeleeuwen maakte het deel uit van allerhande toverdranken en interessante bieren. Zonder bilzekruid was de medische wetenschap echter blijven steken in de steentijd, want de plant werd al vroeg toegepast als verdoving bij operaties.

Bijwerkingen voedingssupplementen met fyto-oestrogenen

[11 december 2019] Tussen 1999 en 2019 onving het Bijwerkingencentrum Lareb 51 meldingen van bijwerkingen van voedingssupplementen met fyto-oestrogenen. Sommige vrouwen gebruiken deze producten tegen overgangsklachten. Ze worden ook verkocht als borstvergrotende middelen.
[Zilverkaars]
Wat zijn fyto-oestrogenen
Fyto-oestrogenen zijn stoffen die het vrouwelijke hormoon estrogeen kunnen nadoen. Vaak voorkomende kruiden in deze producten zijn hop, soja, zilverkaars, rode klaver, grote engelwortel, monnikspeper en kudzu.

Welke bijwerkingen kunnen optreden
De meest gemelde klacht bij het gebruik van voedingssupplementen met hop en soja was een verdikking van het baarmoederslijmvlies. Dit kan een postmenopauzale vaginale bloeding veroorzaken. Leverklachten, zoals leverontsteking, leverfalen en leverfunctiestoringen waren vooral bij het gebruik van zilverkaars.

Lareb adviseert om betere informatie te geven over de mogelijke bijwerkingen van voedingssupplementen met plantaardige oestrogenen. Een overzicht van de meldingen en haar bevindingen is doorgegeven aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Conclusie
Het belangrijkste advies dat we hier kunnen geven is:  vermijdt vooral zilverkaars. Dat kán je een vervelende levertransplantatie schelen.

Bekijk hier het volledige overzicht.

Napolitaanse cyclamen

De meeste mensen noemen een cyclamen kortaf cyclaam. Dat komt omdat men vroeger geloofde dat het woord 'cyclamen' wel een meervoudsvorm moest zijn en daarom verzon men het woord 'cyclaam' als enkelvoud. De juiste versie is echter 'cyclamen' en dat woord is zowel de enkelvoudsvorm als de meervoudsvorm.
[Foto: Wilde planten op Texel]
Een cyclamen is een knolgewas en die zorgt voor voldoende voedsel om de plant een decennialang leven te geven. De bladeren zijn vaak fraai, wit gemarmerd, met een typisch kerstboompatroon in hun midden. De cyclamen bloeit overdadig met rode, roze, witte of bonte bloemen. Cyclamen zijn veelal geurloos.

Het domein van de cyclamen zijn de landen rondom de Middellandse Zee. Daar goeien en bloeien diverse soorten in niet al te scherp afgebakende gebieden. Hier in Nederland is de cyclaam natuurlijk een kamerplant die qua belangstelling wat up and downs gehad heeft. Hij is tijden uit de mode geweest, is in de 19de eeuw weer populair geworden, maar is na de jaren 80 van de vorige eeuw weer een plant voor oma's geworden. Het kan verkeren.

Toch kun je hier te lande soms een Napolitaanse cyclamen (Cyclamen hederifolium) verwilderd aantreffen. Een tuinvlieder kun je dat noemen. Op Texel zijn enkele vindplaatsen, maar ook aan de Noord-Groningse Waddenzeekust zijn wat verdwaalde exemplaren te aanschouwen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Cyclamen, is afkomstig van het Oudgriekse kuklos (κύκλος) dat 'schietschijf' betekende. Het verklaart de tekening van het blad die wij meer op een kerstboom vinden lijken. Het tweede deel, hederafolium, is een tweeledig woord uit het Latijn, waar hedera 'klimop' betekende en folium 'blad'. Samen is dat dus 'met bladeren (die lijken op) die van klimop'.

Ooit stond de cyclamen bekend als een geneeskrachtige plant. Het was in gebruik als laxeermiddel, als middel tegen wormen, als middel om de menstruatie op te wekken, verstopte neus (sinusitis) en 'nerveuze toestanden'.

Cyclamen zijn echter door giftige saponines beslist niet veilig voor inwendig gebruik. Ben je toch zo onverstandig om te luisteren naar mensen die geen verstand van zaken hebben dan kun je als bij een dosis van 300 mg (en dat is heel weinig) rekenen op maagpijn, misselijkheid, braken en diarree. Nog hogere doses zullen echte vergiftigingen veroorzaken met symptomen, zoals spasmen en ernstige ademhalingsproblemen.

Wetenschappelijk onderzoek naar de werking van cyclamen als neusspray bij sinusitis leverde op dat het onwerkzaam was en dat meer dan de helft van de deelnemers bijwerkingen meldde[1].

Misschien moeten we toch meer leren genieten van een cyclamen als kamerplant. Kom je wat tot rust en ben je ook direct van je klachten van 'nerveuze toestanden' af.

[1] Zalmanovici Trestioreanu et al: Cyclamen europaeum extract for acute sinusitis in Cochrane Database of Systematic Reviews - 2018

Boomwurger

De boomwurger (Celastrus orbiculatus) is een sterk groeiende klimplant die in de winter het blad verliest. Een volwassen boomwurger wordt maximaal twaalf meter hoog. De boomwurger is in het bezit van ronde, glanzende bladeren die tot 12 centimeter lang kunnen worden. Ze hebben getande randen. Hij bloeit van mei tot juni met rode bloemen. Na de bloei ontstaan in oktober prachtige rood met gele bessen.
De plant is eigenlijk een serie lianen. Deze zijn dun, spichtig en hebben zilveren tot roodbruine bast. Meestal hebben ze een diameter tussen een en vier centimeter. Indien ze echter onbelemmerd kunnen (door)groeien kan de doorsnede van deze lianen meer dan tien centimeter bedragen. Jaarringen tonen dan aan dat die lianen wel 20 jaar of ouder kunnen zijn.

Wanneer de boomwurger zich niet aan iets kan optrekken vormt hij een welhaast ondoordringbaar struikgewas. Om zich op te richten heeft deze soort dus een beetje hulp nodig en veelal is een boom de pineut. De lianen wikkelen zich om de stam van de boom en zijn na verloop van tijd in staat de boom te verwurgen. Ook het niet onaanzienlijke gewicht van de lianen kan zelfs stevige takken doen afbreken.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Celastrus, is van oud-Griekse herkomst, waar kelastros de betekenis had van 'hulst', maar dát woord is weer afgeleid van kēlas, wat zoiets als 'laat in het seizoen' betekende en verklaart dat de bessen de hele winter aan de boom blijven zitten. Het tweede deel, orbiculata, is afkomstig uit het Latijn, waar het 'cirkelvormig' of 'rond' betekent. Het verklaart de vorm van de bladeren.

De boomwurger is inheems in China, Japan en Korea. Hij staat in Engelstalige landen bekend als Oriental bittersweet, Chinese bittersweet en Asian bittersweet. Op het Amerikaanse continent leeft zijn (bijna) tweelingbroer, de American bittersweet (Celastrus scandens).

Bittersweet is weliswaar geen familie van de ook in Nederland inheemse giftige plant bitterzoet, maar alle delen van de boomwurger zijn nogal giftig. Aftreksels worden bij Ayurveda, de Indische geneeskunst, gebruikt als tegengif voor slangenbeten en bij opiumvergiftigingen. Er wordt aangenomen dat de boomwurger verbindingen kan bevatten die interessant zouden kunnen zijn bij de behandeling van diverse vormen van kanker[1].

Het is daarom bitterzoet dat deze exoot ook in ons land blijkt op te duiken. Dat is niet zo gek, omdat tuincentra hem nog steeds graag aan onwetende tuinliefhebbers proberen te slijten. In een rapport van 70 pagina's meent de NVWA dat de boomwurger in Nederland een 'gematigd risico' vormt. Tuin er niet in, zou ik zeggen.

[1] Qian et al: Celastrus orbiculatus extracts induce apoptosis and inhibit invasion by targeting the maspin gene in human gastric adenocarcinoma cells in Oncology Letters - 2018. Zie hier.

Stinging Bush

Het grootste deel van Australië is vrijwel onbewoond door de woestijnen, maar in het noordoosten van dat continent is het ook al geen pretje om te wonen. Daar zorgen ondoordringbare tropische regenwouden voor bijzonder onaangename omstandigheden. Indonesië grenst aan Australië, slechts gescheiden door de Timorzee, en ook daar heb je die tropische regenwouden.
In die oerwouden verstopt zich langs stroompjes en bijna onbegaanbare paden een plant die de bijnaam suicide plant ('zelfmoordplant') heeft gekregen. Dan weet je dat je te maken hebt met een serieus gevaarlijke plant. Dat klopt, want de stinging bush (Dendrocnide moroides) is de meest giftige plant binnen een toch al gevaarlijke familie van netels die men kan aantreffen in het noordoosten van Australië. De Australiërs noemen hem ook gympie gympie, maar zo grappig is dit verhaal niet.

De stinging bush ('stekende struik') kan een hoogte bereiken van een meter of drie, maar zal in het algemeen niet hoger worden dan de helft daarvan. De Struik heeft grote, hartvormmige bladeren die ongeveer 20 centimeter lang en 15 centimeter breed zulen zijn. Na de kleine en onopvallende bloemen verschijnen uiteindelijk tere zachtroze besjes, die pas eetbaar zijn nadat je daar heel voorzichtig die netels vanaf hebt geschraapt.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Dendrocnide, is een combinatiewoord, waar het Griekse dendon 'boom' en het Latijnse werkwoord caedō 'doder' betekent. Samen is dat dus 'dodelijke boom'. Het tweede deel, moroides, is te herleiden van het Griekse woord rhoos ('een stroom') van rhein ('stromen'). In het Engelse woord haemorrhoids ('aambeien') zien we wat de Grieken er ook mee bedoelden: stromend (bloed). Het verklaart deels de groeiplaats.

Contact met alle delen van de plant zorgt ervoor dat de holle naalden je huid doorboren. Dan wordt er een neurotoxine met de naam moroidine in je lichaam gespoten. Neurotoxines zitten ook in slangengif en je begrijpt dat de gevolgen niet prettig zullen zijn.

Slachtoffers melden dat de pijn vergelijkbaar is met het gelijktijdige gevoel van verbranden met heet zuur en geëlektrocuteerd worden. Een slachtoffer meldt dat gedurende twee of drie dagen de pijn bijna ondraaglijk was. Hij kon niet werken of slapen. Na twee weken was de pijn alleen maar erg. Het gevoel van steken bleef twee jaar lang aanhouden en kwam telkens terug als hij een koude douche nam. De pijn is met niets te vergelijken. Het is tien keer erger dan de man ooit had meegemaakt. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de allergische reactie die later opdoemt met blaren en verschrikkelijke jeuk. Lees hier een verslag.

Is er iets tegen te doen, zo zul je je afvragen. De effecten kunnen iets verminderd worden door de plaatsen op je lichaam te behandelen met verdund zoutzuur (1:10). De naalden of netels zijn te klein om met een pincet gegrepen te worden. Het enige wat wordt aanbevolen is om je vrouw te vragen of ze nog een ontharingsstrip heeft liggen. Het zal de pijnlijkste waxbeurt worden die je je kunt voorstellen.

Mozaïekplant

De mozaïekplant (Fittonia albivenis) is een plantensoort die zich het best thuisvoelt in de tropische regenwouden in Zuid-Amerika en dan voornamelijk die van Colombia, Peru, Bolivia, Ecuador en noordelijk Brazilië. Die voorliefde voor warmte en vocht komt hem goed van pas als je hem in Nederlandse vensterbanken plaatst. Ook wat gerelateerde soorten staan onder de naam mozaïekplaat in diverse thuiscentra.
De mozaïekplant is een altijdgroen plantje dat maximaal zo'n 15 centimeter groot zal worden. In zijn oorspronkelijke habitat is het een kruipplantje, maar hier wordt die neiging ingetoomd doordat hij in een bloempot opgesloten zit. De mozaïekplant heeft zijn naam en faam natuurlijk gekregen door zijn bleke witte of roze bladnerven, waardoor hij een dooraderd en decoratief voorkomen heeft. Bovendien zijn de bladeren bedekt met een zacht donsdekje. Kleine witte tot beige bloemen kunnen af en toe verschijnen. Als de mozaïekplanten enkele dagen zonder water komt te staan zie je de bladeren treurig hangen, iets wat snel opgelost wordt door hem water te geven.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Fittonia, eert de beide zusjes Fitton. Elizabeth (1817–1834) en Sarah Mary Fitton (1796-1874) schreven samen in hun tijd populaire botanische boeken, waaronder 'Conversations on Botany'. Het tweede deel albivenis, is een combinatiewoord uit het Latijn, waar albi terug te voeren is tot albus ('wit') en venis tot vena ('ader'). Samen is dat 'witte ader'.

Hier in Nederland toont de mozaïekplant zich een onschuldige kamerplant, maar in zijn oorspronkelijke leefgebied heeft hij een wat duisterder kantje. Enkele stammen in het Ecuadoraanse deel van de Amazone gebruiken de bladeren van de mozaiekplant als middeltje tegen hoofdpijn. Die bladeren werden elders in het Amazonegebied als thee (ofwel een tisane) gebruikt om kiespijn te behandelen.

Diezelfde bladeren bevatten ook een hallucinogeen stofje, waardoor je 'visioenen van oogbollen' zou krijgen.

Er is nauwelijks onderzoek gedaan naar de werkzame stoffen van deze plantensoort. Een obscuur onderzoekje toonde aan dat een extract van de bladeren in de hersenen de receptoren van de neurotransmitters serotonine 1a (5-HT1A) en serotonine 2a (5-HT2A) activeert. De eerste kan in verband kan worden gebracht met een vermindering van de bloeddruk en verlaging van de hartslag. De tweede is ook het doelwit van de moderne antidepressiva, de SSRI's. De onderzoekers menen dat een extract ooit een middeltje tegen migraine zou kunnen opleveren.

Hadden die indianen toch gelijk door het plantje te gebruiken bij hoofdpijn. Zouden ze ook gelijk hebben met hun gebruik als hallucinogene stof? Ik weet niet of 'visioenen van oogbollen' wel zo aantrekkelijk klinkt.

Blauw glidkruid

Blauw glidkruid (Scutellaria galericulata) is een onvertakte, bossige overblijvende zomerbloeier die behoort tot de grote familie der Lipbloemigen. De stengel is kaal of kortbehaard, terwijl de bloemkroon sterk behaard is. Die bloemkroon is diep blauwviolet, maar zeer zelden ook roodachtig of zelfs wit. Van de bovenlip is de middenslip het grootst, de onderlip is neergebogen en heeft een witte vlek met 3 donkerviolette lijnen. De vruchtjes zijn rondachtig. In Nederland is deze soort vrij algemeen en houdt van min of meer nitraatrijke, vochtige bodems.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Scutellaria, is afkomstig uit het Latijn, waar scutella een 'ondiepe schaal' of 'schotel' betekent. Het verklaart het napvormig aanhangsel aan de bovenlip van de kelk. Het tweede deel, galericulata, is ook al van Latijnse herkomst: een gelea is een 'helm' en het beschrijft de vorm van de bloem.

Het geslacht Scutellaria wordt voor meerdere medische doeleinden ingezet. Het lastige is echter dat veel soorten onderling uitwisselbaar zijn qua toepassing, maar andere juist weer onbekende gevaren in zich dragen. Traditioneel gezien wordt blauw glidkruid gebruikt voor diens milde angst- en paniekremmende werking en wordt daartoe verwerkt als thee (eigenlijk: tisane, omdat het woord 'thee' alleen gebruikt hoort te worden voor thee gemaakt van theebladeren van de Camelia chinensis), als supplementen en in sigaretten.

De belangrijkste werkzame stof om die milde rustgevende werking te veroorzaken is baicaline, een flavonoïde, die dezelfde werking lijkt te hebben als benzodiazepine in de hersenen. Geen wonder dus dat supplementen met glidkruid hun weg hebben gevonden naar apotheken, drogisten en op geld beluste amateurs. Die laatste categorie probeert middeltjes met glidkruid zelfs te slijten als onfeilbaar medicijn tegen de symptomen van ADHD.

Het probleem is echter dat van diverse soorten glidkruid bekend is dat ze ernstige leverschade kunnen veroorzaken. Als we even het Bijwerkingencentrum Lareb aan het woord laten dan wordt het probleem duidelijk onder woorden gebracht: “Bijwerkingencentrum Lareb ontving twee meldingen van leverschade na het gebruik van NMDA Relief Exendo®. Bij één gebruiker was de leverschade zo ernstig dat er levertransplantatie nodig was. Bij de tweede gebruiker verdween een leverontsteking na stoppen van het gebruik. NMDA Relief Exendo® is een kruidensupplement. Het wordt gebruikt als rustgevend middel bij geestelijke druk. Er zit onder andere glidkruid in. In kruidenproducten kunnen ook kruiden of synthetische stoffen zitten die niet op het etiket staan. De overgebleven pillen van de gebruikers zijn onderzocht op mogelijke schadelijk stoffen. Er zijn alleen stoffen uit glidkruid gevonden. Glidkruid is al eerder in verband gebracht met leverschade. Het verschil in de hoeveelheid glidkruid dat in de twee producten zat was groot. Bij kruidenproducten gelden minder strenge eisen dan bij de geneesmiddelen als het gaat om dosering en kwaliteit.”

Het lijkt me een waarschuwing die duidelijk genoeg moet zijn om blauw glidkruid links te laten liggen.

Dalmatische chrysant

De Dalmatische chrysant (Tanacetum cinerariifolium) is een soort binnen de wormkruidigen. Nederlandse broertjes en zusjes zijn bijvoorbeeld boerenwormkruid (Tanacetum vulgare), moederkruid (Tanacetum parthenium) en tuilganzebloem (Tanacetum corymbosum). Hoewel de naam Dalmatische chrysant doet vermoeden dat deze plant uit de Balkan afkomstig is, komt hij ook voor in uitgestrekte delen van Azië.
Het is een wormkruid die tot een 45 tot 100 centimeter kan opgroeien. Hij is in het bezit van de typische blauwgrijze bladeren die vastzitten aan rechtopstaande stelen. De bloemen zijn geel met witte kroonblaadjes.

Deze plant is economisch van grote waarde omdat het een natuurlijke bron is voor pyrethrum, een insecticide. Er wordt gedacht dat de Chinezen al vóór het jaar 1000 vChr wisten dat deze plant insectenwerende eigenschappen bevat. De gedroogde bloemen worden verpulverd en de actieve componenten, de pyrethrines, worden daar vervolgens uitgehaald. De insecticide wordt verkocht in een oplossing (water of olie) of als poeder. Pyrethrines vallen de zenuwstelsel van alle insecten aan en zorgen dat (vrouwelijke) muskieten niet bijten. In hogere hoeveelheden werken de stofjes als insecticide en in lagere hoeveelheden zijn ze insectwerend.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Tanacetum, is afkomstig uit het Latijn en betekent ‘wormhout’ en dus werd de plant zelfs door de Romeinen al voor ontworming gebruikt. Maar we kunnen nog verder terug in de geschiedenis en dan ontdekken we dat de Romeinen het woord uit het oud-Grieks hebben geleend: athanasia (ta verwisselde onderweg wel eens vaker met at) betekende ‘ontsterfelijkheid’ (a is ‘niet’ en thanatos is ‘dood’). Het tweede deel, cinerariifolium, is een combinatiewoord uit het Latijn: cinerarius betekent 'as' en folium is 'bloem'. Samen verklaart het de oude bereidingswijze van pyrethrum.

Maar, behalve pyrethrines, kan de Dalmatische chrysant nog een interessant trucje: deze soort kan namelijk een feromoon aanmaken met de naam ( E )-β-farnesene (ofwel EβF)[1]. Als een bladluis wordt aangevallen door een lieveheersbeestje scheidt hij uit angst een piepklein beetje van dat feromoon af. Dat ruiken andere lieveheersbeestjes en die komen dus op het slagveld af. De Dalmatische chrysant wordt dus bezocht door lieveheersbeestjes die denken dat er een bladluis op het menu staat. Met andere woorden: deze plant heeft een soort methode om vraatschade al bij voorbaat te voorkomen.

Voor de mens is de Dalmatische chrysant niet echt gezond, want deze plantensoort kan ernstige allergische reacties opleveren. Langdurig contact met de gedroogde bloemen zal leiden tot allergische dermatitis, allergische rhinitis (neusverkoudheid) en astma.

[1] Li et al: Defense of pyrethrum flowers: repelling herbivores and recruiting carnivores by producing aphid alarm pheromone in New Phytologist – 2019. See here.

Ayahuasca

Ik weet het: ayahuasca bestaat uit niet één, maar twee planten en zou hier dus eigenlijk in twee afleveringen moeten worden beschreven. Dát doen we dus niet. Ayahuasca is een Zuid-Amerikaanse hallucinogene drank met een bruinrode kleur en een extreem bittere smaak.
Ayahuasca wordt, zoals gezegd, gemaakt uit twee planten: de basis is de liaan van de slingerplant Banisteriopsis caapi. Deze wordt aangevuld met de bladeren van Psychotica Viridis of Diplopterys Cabrerana. De bladeren bevatten N,N-Dimethyltryptamine ofwel DMT en dat stofje heeft een sterke hallucinerende werking. Het toevoegen van de liaan zorgt er voor dat de DMT niet in de maag wordt afgebroken, waardoor de werkzaamheid behouden blijft.

Traditioneel werd ayahuasca in Zuid-Amerika gebruikt door shamanen om in contact te komen met hun goden of voorouders. Mensen, die licht beïnvloedbaar zijn, geloven dat het gebruik van ayahuasca hen een mystieke of spirituele ervaring geeft. Zo zou het je ‘onderbewustzijn’ naar boven brengen. De gebruiker kan dingen zien en ervaren die onbewust zijn of bewust weggestopt. Oude emoties, trauma en gedragspatronen kunnen (zogenaamd) naar boven komen. Dit kan door de gebruiker als erg intens ervaren worden.

Geen wonder dat moderne kwakzalvers ayahuasca gebruiken om hun 'patiënten' geld uit de zak te kloppen. Sommige zeggen zelfs dat ze de onzinnige opleiding tot Ayahuascquero hebben gevolgd, wat betekent dat ze zo dom zijn dat ze zelfs hun eigen 'opleiding', Ayahuasquero, niet eens goed kunnen spellen.
[Bron: https://innerlijke-reis.nl/wie-zijn-wij/]
Natuurlijk vinden moderne kruidenvrouwtjes het heel interessant om om zich als een soort shamaan voor te doen en na een cursus van een paar dagen mogen ze zich van het 'opleidingsinstituut' al therapeut noemen. Therapeut is echter een onbeschermde titel en iedereen, ongeacht het opleidingsniveau, mag zichzelf therapeut noemen.

De 'behandeling' begint altijd behoorlijk onplezierig: je wordt misselijk, duizelig, gaat heftig transpireren, raakt aan de diarree en moet overgeven. Het overgeven wordt gezien als een 'reiniging' en het loslaten van oude emoties, maar diarree en overgeven zijn natuurlijk niet meer of minder dan een symptoom van vergiftigingsverschijnselen.

Hallucinaties, hoe fantastisch omschreven ook, zijn ook slechts verschijnselen van een brein dat vergiftigd raakt. Het probleem van dit soort zaken is dat iemand de kans loopt om in een psychose te raken. Zaken als schizofrenie of een paranoïde stoornis verstoppen zich namelijk als een alien in je brein. In normale omstandigheden zul je daar misschien ooit last van hebben, maar eenmaal ontwaakt door het gebruik van ayahuasca zul je jezelf wellicht terug kunnen vinden in een ruimte waarvan de muren met zachte kussens bekleed zijn[1]. Ter zelfbescherming.

De werkzame stof in ayahuasca, DMT (jawel, het wordt inderdaad in piepkleine hoeveelheden ook in het menselijk lichaam aangemaakt), staat op lijst 1 van de Opiumwet. Dat betekent dat het produceren, verhandelen of in bezit hebben van die stof strikt verboden is. Het gebruik wordt echter voorlopig nog gedoogd, al zorgen 'ongelukjes' voor groeiende twijfel bij beleidsmakers.

[1] Dos Santos et al: Ayahuasca, dimethyltryptamine, and psychosis: a systematic review of human studies in Therapeutic Advances in Psychopharmacy - 2017

San Pedro Cactus

Om met het belangrijkste te beginnen: de San Pedro cactus (Echinopsis pachanoi) wordt in diens thuislanden gebruikt om tijdens ceremonies in 'hogere sferen' te komen. Gebruikers denken dat ze in contact komen met hun goden of voorouders. Deze cactussoort is inheems in het Andesgebergte, waar hij het liefst groeit op een hoogte van 2,000 tot 3,000 meter. In andere delen van de wereld wordt hij geteeld, mede omdat hij het leuk doet in je vensterbank.
De San Pedro Cactus is normaal 3 tot 6 meter hoog en heeft meerdere aftakkingen. De recordhouder bereikte een hoogte van meer dan 12 meter. Deze cactus bloeit met grote witte bloemen die zich 's nachts openen. Uiteindelijk ontstaan donkergroene, ovaalvormige vruchten.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Echinopsis, is een combinatewoord uit het oud-Grieks: ekhinos (ἐχῖνος) is 'egel' en opsis (ὄψις) is 'lijkend op'. Samen is dat dus 'lijkend op een egel'. Het tweede deel, pachanoi, eert de Ecuadoraanse professor Abelardo Pachano (1885-1958), die in 1918 hielp bij een expeditie door de Andes van de Amerikaanse botanist Joseph Nelson Rose (1862-1928).

De San Pedro cactus produceert een bijna verbijsterend aantal alkaloïden om zich tegen vraatschade te verdedigen. De meest bekende daarvan is mescaline (0.21 tot 1.80 procent) en dat staat bekend om diens hallucinerende werking. Het is vergelijkbaar met LSD en psilocybine (uit het ook in ons land voorkomende puntig kaalkopje ofwel paddo).

Mescaline is al sinds mensenheugenis in gebruik tijdens religieuze ceremoniën bij Indianen in Zuid-Amerika. Een broertje, de Peyote cactus (Lophophora williamsii), groeit in Mexico en wordt voor dezelfde doeleinden ingezet. Enkele andere verwante soorten produceren ook mescaline in wisselende hoeveelheden.

Goed, we zullen hier niet al te veel uitweiden over het 'recreatieve gebruik' zoals de psychonauten, zoals ze zichzelf liefkozen noemen propageren. Het zijn natuurlijk gewoon drugsgebruikers, al zullen ze dat altijd blijven ontkennen.

Van mescaline wordt gedacht dat het een mogelijke werking heeft bij de behandeling van alcoholisme en depressie. Omdat mescaline een beetje uit het zicht is geraakt, wordt er weinig onderzoek naar verricht. De Zeitgeist is veranderd. Verslaving en afhankelijkheid lijken nauwelijks voor te komen en vergiftigingsverschijnselen (want dat gebeurt er eigenlijk in je hersenen) lijken in de meeste gevallen mild te zijn. Toch raken gebruikers soms met hartritmestoornissen of hartaanvallen in het ziekenhuis[1][2].


[1] Carstairs, Cantrell: Peyote and mescaline exposures: a 12-year review of a statewide poison center database in Clinical Toxicology – 2010
[2] Altura et al: Stroke: A Real Danger of the Therapeutic Use of Psychedelic Drugs and the Role of Magnesium Depletion in EC Pharmacology and Toxicology Special Issue - 2018