Pagina's

Manzanillaboom

De manzanillaboom (Hippomane mancinella) staat bekend als één van de giftigste bomen ter wereld en dat is een hele prestatie. Het oorspronkelijke verspreidingsgebied strekt zich uit van de kustgebieden van het tropische zuiden van Noord-Amerika tot het noorden van Zuid-Amerika. Precies daartussen liggen onze Caraïbische eilanden en ook daar kan de manzanillaboom dus slachtoffers maken.
De manzanilla is een boom in de familie der wolfsmelken (Euphorbiaceae). Deze boom kan tot 15 meter hoog groeien. De stam is grijsbruin van kleur. Het bladerdek kan al zeer laag, vlak boven de grond beginnen. De bladeren zijn meestal glanzend groen met een zeer fijn gekartelde rand. De kleine bloemen zijn groengeel. De vruchten van de manzanilla lijken bedrieglijk veel op gewone groen-gele appeltjes. Geen wonder dat de naam is afgeleid van het Spaanse manzanilla ('kleine appel') of zelfs manzanilla de la muerte ('appeltje des doods').

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Hippomane, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar híppos (ἵππος) 'paard' betekende en manía (μανία) 'krankzinnigheid' of 'manie'. Paarden zouden zich mallotig gaan gedragen wanneer ze per ongeluk een wolfsmelkachtige opaten. Het tweede deel, mancinella, is uiteraard de Latijnse vorm van manzanilla ('appeltje').

De boom, bast, bladeren en vruchten van de manzanilla bevatten allemaal een sterk gif in de vorm van een latex of melkachtig sap. Bij het breken van een takje of blad komt er een wit, melkachtig sap vrij dat, in aanraking komend met huid, ogen of slijmvliezen, voor sterke blaarvorming zorgt. Zo giftig zou dit sap zijn dat, wanneer men schuilt onder een manzanilla tijdens een regenbui, de regendruppels al dat effect kunnen hebben. Steek je een boom in brand, dan zullen de rookwolken je ogen beschadigen. Eten van de vruchten kan heftige keelpijnen, maag- en darmontstekingen met bloedingen, misselijkheid, een mogelijke bacteriële superinfectie, problemen met de ademhaling door opzwelling van de keel en shock veroorzaken. Dodelijke afloop wordt echter niet gerapporteerd in de moderne literatuur.

Naar horen zeggen smaakt de vrucht eerst aangenaam zoet, gevolgd door een vreemd peperig gevoel in je mond. Uiteindelijk gaat dat over in een brandend gevoel en een benauwd gevoel in de keel. De symptomen blijven verergeren totdat de patiënt nauwelijks voedsel kan doorslikken vanwege de ondragelijke pijn en de enorme zwellingen in de keelholte.

Het melksap bevat een stof met de naam phorbol en wat andere irriterende stoffen, waaronder 12-deoxy-5-hydroxyphorbol-6-gamma-7-alpha-oxide, hippomanins, mancinelline en sapogenine. Phloracetophenone-2,4-dimethylether is aanwezig in de bladeren, terwijl het fruit ook nog eens physostigmine bevat.
In veel gebieden worden de bomen gemarkeerd met een bord of met een rode "X" op de stam. Op de Franse Antillen met een rode band op circa een halve meter boven de grond. In 'Death in Paradise' (Seizoen 13, aflevering 4) werd het slachtoffer vermoord met het gif van de manzanillaboom, al noemde men de boom hier furiumboom.

Voetblad

In Nederland wordt de Amerikaanse alruin (Podophyllum peltatum) soms verkocht als voetblad, wat de letterlijke vertaling is van zijn geslachtsnaam Podophyllum. Dus, ja, daar kan ik wel mee leven. In diens thuisland, De verenigde Staten, staat deze soort regionaal ook bekend als mayapple (‘meiappel’), American mandrake (‘Amerikaanse alruin’), wild mandrake (‘wilde alruin’) of ground lemon (‘grondcitroen’).
Voetblad is wijdverspreid in de uitgestrekte bossen van oostelijke delen van de Verenigde Staten en zuidoostelijk Canada. Ze groeien meestal in kolonies, die terug te voeren zijn tot één enkele wortel. De planten produceren verschillende stelen uit een kruipende ondergrondse wortelstok.

De stelen worden 30 tot 40 centimeter hoog met bladeren die als een soort paraplu de plant beschermen tegen de elementen. De bladeren hebben een diameter van 20 tot 40 centimeter en ze zijn dus soms groter dan de plant zelf hoog is. Sommige stellen dragen een enkel blad en produceren geen enkele bloem of fruit, terwijl bloeiende stengels een paar of meer bladeren produceren met één tot acht bloemen in de oksel tussen de bladeren. De bloemen zijn wit, geel of rood van kleur en rijpen in de herfst tot een groene, gele of rode vlezige vrucht van een centimeter of drie in doorsnede.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Podophyllum, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar podós (ποδός) ‘voet’ betekende en phúllon (φύλλον) ‘blad’. Samen is dat inderdaad ‘voetblad’. Het tweede deel, peltatum, heeft ook een Oudgriekse herkomst: péltē (πέλτη) was een soort halvemaanvormig schild. Het probeert de vorm van het blad te beschrijven.

Alle delen van de plant zijn giftig, inclusief de groene vrucht, maar zodra de vrucht geel is geworden, kan deze veilig worden gegeten. De rijpe vrucht veroorzaakt geen vergiftigingsverschijnselen.

Het voetblad bevat een stofje met de namen podofyllotoxine. Planten produceren in veel gevallen alkaloïden om vraat te voorkomen, maar voetblad heeft dat niet nodig. Die maakt een alternatief, een giftige lignine. Lignine wordt in normale gevallen door de natuur aangemaakt ‘bouwmateriaal’ voor planten en bomen. Er zijn echter vele soorten lignine en podofyllotoxine heeft een dubbele functie.

Zo schadelijk is die podofyllotoxine voor menselijke cellen dat de wetenschap er een middel van heeft weten te maken dat potent genoeg is om genitale wratten te bestrijden. Aangezien de wratten het gevolg zijn van een virale infectie, wordt een crème met podophyllotoxin voorgeschreven als een krachtig antiviraal middel.

De meest voorkomende bijwerkingen van podofyllotoxinecrème zijn doorgaans beperkt tot irritatie van het weefsel rondom de toedieningsplaats, waaronder branderigheid, roodheid, pijn, jeuk en zwelling. Kleine zweren en vervelling van de huid kunnen ook een gevolg zijn.

Meld je huisarts wel even dat je zwanger bent, want van podofyllotoxine is aangetoond dat het giftig voor je ongeboren kind is. Weliswaar is het onderzoek verricht bij muizen en ratten, maar je wilt toch geen proefkonijn zijn?

Turkse lelie

De Turkse lelie (Lilium martagon) heeft een wijdverbreid voorkomen: vanaf Portugal in westelijk Europa tot aan Mongolië in Centraal-Azië. In Nederland wordt hij als tuinontsnapper sporadisch in het wild aangetroffen.
De Turkse lelie ontspruit vanuit een wortel en kan één tot wel twee meter hoog opgroeien. De bloemkleur is typisch rozepaars (of paarsroze) met donkere vlekken, maar is nogal variabel van bijna wit tot bijna zwart. Elke plant is in de zomermaanden getooid met talloze heerlijk geurende bloemen, die in de avonduren nóg sterker geuren om motvlinders te lokken. Bij perfecte omstandigheden kunnen er wel 50 bloemen te vinden zijn. De groene stelen kunnen naar paars of rood neigen.

We kunnen de zeldzame Turkse lelie in ons land aantreffen op beschaduwde tot half beschaduwde, voedsel- en kalkrijke bodems. Ze groeit vooral in loofbossen, maar kan ook wel in naaldbossen, bosranden en struwelen aangetroffen worden. Deze soort wordt al sinds de Middeleeuwen aangeplant als tuin- en stinzenplant. Na verwildering kan de soort lang standhouden, maar blijft zeer zeldzaam in ons land.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, lilium, is afgeleid uit het Oud-Grieks: leírion (λείριον) 'lelie. Uiteindelijk kunnen we de bron terugvinden in de Oud-Egyptische hiërogliefen: ḥrrt betekent 'bloem'. Het tweede deel, martagon, heeft veel taalkundigen voor 'grote raadsels gesteld, maar misschien is het woord afgeleid van een Turkse versie van 'maartbloeiend'.

De Turkse lelie is, zoals veel andere soorten binnen in het geslacht, zeer giftig voor katten. Per ongeluk inslikken leidt vaak tot fataal nierfalen. Zelfs het voorbij wandelen en in aanraking komen met het stuifmeel kan al dodelijke gevolgen hebben als ze vervolgens hun vacht gaan aflikken. Een snel ingezette behandeling met actieve kool en/of braken kan de hoeveelheid geabsorbeerde toxine verminderen.

In Albanië staat de Turkse lelie bekend als bar tamthi. Deze plant wordt daar traditioneel verzameld aan het begin van de zomer tot midzomer rond Lëpushë, een bergdorp in de adembenemend mooie regio in het noorden van het land: de Albanese Alpen.

De knollen en de bladeren van de Turkse lelie worden gedroogd en later gebruikt in traditionele kruidengeneeskunde in de vorm van kruidendranken en aftreksels. Het wordt daar gezien als een kruid dat specifiek de lever beschermt en verschillende leverproblemen kan verhelpen. Bovendien wordt het ingezet als vochtafdrijvend middel, tegen zweren en voor menstruatieproblemen. Ook zou het verlichting kunnen geven bij hartfalen.

De Turkse lelie is onderwerp van wat wetenschappelijk onderzoek geweest, maar veel nuttige informatie heeft dat vooralsnog niet opgeleverd.

Weegbreeslangenkruid

Weegbreeslangenkruid (Echium plantagineum) wordt in Engelstalige landen als viper's-bugloss in de boeken genoteerd. Met een bijnaam als 'Patterson's curse' (Patterson's vloek') weet je al dat deze plant foute boel is, maar daarover later meer.
Weegbreeslangenkruid is inheems in westelijk en zuidelijk Europa, Noord-Afrika en Oekraïne. In Nederland bereikt deze soort zijn meest noordelijke groeiplaatsen. Het is meestal een eenjarige robuuste rechtopstaande plant. Hij kan een hoogte bereiken van zo'n 60 centimeter, maar is meestal een stuk bescheidener qua grootte. Door zijn ruwe, harige tot 14 centimeter lange bladeren lijkt hij veel op zijn familielid, het slangenkruid (Echium vulgare).

Deze soort bloeit van mei tot augustus. De aantrekkelijke blauwpaarse bloemen zijn tot twee centimeter groot en steken (meestal) alle meeldraden buiten de bloem uit. De bloem is aan de buitenzijde plaatselijk behaard, vooral op de randen en nerven. De rozetbladeren van het weegbreeslangenkruid zijn ovaal tot zwak ruitvormig en de zijnerven zijn daar goed zichtbaar. In de bloeitijd zijn de rozetbladeren vaak al verdord of afgevallen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Echium, is afgeleid van het Oud-Griekse woord ékhis (ἔχις), wat 'adder' betekent. Men dacht dat de zaadjes leken op de kop van die slang. Het tweede deel, plantagineum, is afgeleid van het Latijnse plantāgō ('weegbree') en het probeert hier aan te geven dat de bladeren lijken op die van de weegbree. Het Enelstalige bugloss is een onbekend woord in die taal en de vraag is dus waar dat woord vandaan komt. Het antwoord is: uit het Oud-Grieks, want boûs (βοῦς) betekent 'os' en glôssa (γλῶσσα) is 'tong'. Samen is dat 'ossentong' en het beschrijft de vorm van het blad.

Vanwege de hoge concentratie pyrrolizidine-alkaloïden is weegbreeslangenkruid giftig voor grazend vee, vooral voor niet-herkauwers, zoals paarden. Het veroorzaakt gewichtsverlies en in ernstige gevallen de dood als gevolg van leverschade. Weegbreeslangenkruid kan daardoor voor paarden dodelijk zijn. Het kant bovendien de uiers van melkkoeien en de huid van mensen behoorlijk irriteren.

Na de bosbranden in 2003 rondom de Australische hoofdstad Canberra vond er een grote bloei van weegbreeslangenkruid plaats op het verkoolde land. Veel daarop grazende paarden werden ernstig ziek en stierven. Omdat de alkaloïden ook in de nectar van weegbreeslangenkruid voorkomen, moet de honing die ervan wordt gemaakt, worden gemengd met andere honingsoorten om de gifstoffen zodanig te verdunnen dat het geschikt wordt voor menselijke consumptie.

Is dan werkelijk alles negatief aan deze plant? Nee, want het is een bron van een meervoudig (omega-3) onverzadigd vetzuur, het zogenaamde stearidonzuur. Betekent dat dat we deze plant binnenkort op de akkers van onze landbouwers kunnen aantreffen? Nee, want dat gezonde stearidonzuur kan ook probleemloos uit sojabonen of zoöplankton (zie hier) worden gewonnen.

Antjar (of Giftige Pijlboom)

Als we zijn Chinese naam Jiàndú Mù vertalen dan komen we op de Giftige Pijlboom (Antiaris toxicari). Dichter bij huis, in 'ons' voormalig Nederlands-Indië, werd deze boom antjar (of oepasboom) genoemd. Nog steeds herkennen in deze benaming in de moderne Indonesische versie met ancar. Laten we hem in dit artikel maar antjar noemen, als een eerbetoon aan de Indiërs.
De antjar is een tot 40 meter hoge boom uit de moerbei- en vijgenfamilie, de Moraceae. De soort is eenzaam, want het is de enige soort die erkend wordt binnen het geslacht Antiaris. Vroeger werd aangenomen dat het geslacht Antiaris uit verschillende soorten bestond, maar het wordt nu beschouwd als slechts één variabele soort die verder kan worden onderverdeeld in vijf ondersoorten. De antjar heeft een opmerkelijk brede verspreiding in tropische gebieden, waaronder Australië, tropisch Azië, tropisch Afrika, Indonesië, de Filippijnen, Tonga en diverse andere tropische eilanden. Grappig is dat het formaat van de vrucht afneemt naarmate men van Afrika naar Polynesië reist. De zaden worden verspreid door verschillende soorten vogels en vleermuizen. Het is onduidelijk waar de antjar ooit is ontstaan.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Antiaris, is de verlatijnse vorm van antjar. Het tweede deel, toxicari, verklaart de giftigheid van deze soort. In het Engels betekent toxic 'giftig', maar het is afgeleid via het Latijnse toxicum ('gif') van het Oud-Griekse toxikón (τοξικόν), wat 'pijlgif' betekende. De verwantschap wordt nog duidelijker als je weet dat tóxon (τόξον) 'boog' betekende.

In de 19e eeuw stond het gif van de antjar bekend als ‘een van de meest dodelijke plantaardige producten ter wereld’.

In 1992 is het gif maar eens geanalyseerd[1]. Die analyse onthulde het hartglycoside antiarine, samen met verschillende andere verwante steroïden, in elk van de onderzochte gifmonsters. Ook werd strychnine in verschillende monsters aangetroffen, wat niet zo verrassend is gezien het feit dat pijlgif doorgaans een witches brew is van verschillende plantaardige en dierlijke gifstoffen.

Antiarine heeft een LD50 (de concentratie die nodig is om 50% van de geteste populatie te doden) heeft van 0,11 mg/kg bij zoogdieren, waardoor het zelfs dodelijker is dan het befaamde curare die het met 0,5 mg/kg moet doen. Zo dodelijk is het gif dat de Chinezen het effect beschreven als 'zeven naar boven, acht naar beneden, negen dood', wat betekende dat een slachtoffer niet meer dan zeven passen omhoog kon lopen, niet meer dan acht passen naar beneden of negen passen op een vlakke ondergrond voordat hij dood neer zou vallen.

In getemde vorm heeft het gif van de antjar mogelijk wat toepassingen bij hartproblemen[2].

[1] Kopp et al: Analysis of some Malaysian dart poisons in Journal of Ethnopharmacology – 1992
[2] Mante et al: Anticonvulsant Effect of Antiaris toxicaria (Pers.) Lesch. (Moraceae) Aqueous Extract in Rodents in ISRN Pharmacology - 2013

Ashwagandha (Winterkers of Indiase Ginseng)

We beginnen deze keer met een testje. Ik vraag of je of je het geneuzel van kwakzalvers kunt herkennen in de hier onderstaande tekst.
[begin] Ashwagandha (Withania somnifera of winterkers, een plant uit de Solanaceae familie) is een belangrijk kruid binnen de ayurvedische geneeskunde en wordt al duizenden jaren gebruikt. Withanolides zijn de belangrijkste medicinale inhoudsstoffen; ashwagandha bevat van alle planten de grootste en structureel meest diverse verzameling withanolides. Ashwagandha wordt ook wel ‘Indiase’ ginseng of ‘koninklijk kruid’ genoemd omdat de adaptogene eigenschappen van ashwagandha lijken op die van ginseng en het kruid een prominente plaats inneemt in de ayurvedische geneeskunde. Als adaptogeen verhoogt ashwagandha de niet-specifieke weerstand tegen ziekte en lichamelijke en psychische stress (acuut/chronisch). Ashwagandha heeft een brede werking, verbetert de conditie van lichaam en geest en draagt bij aan een gezond en lang leven. Het kruid gaat celveroudering tegen, is goed voor denken en geheugen en heeft onder meer stressverlagende, angstremmende, antidepressieve, neuroprotectieve, ontstekingsremmende, immunomodulerende, antioxidatieve, hormoonregulerende en spierversterkende effecten. De indicaties voor ashwagandha zijn gebaseerd op traditionele toepassingen, preklinische studies en een beperkt aantal klinische studies [bron].[eind]

Dat was niet zo moeilijk, toch? Er wordt opzettelijk verwarring gesticht met moeilijke woorden en een veel te lange lijst van positieve effecten. Het is te mooi om waar te zijn. Daarom gaan we nu over naar de werkelijkheid om te bekijken of er misschien toch nog enige waarheid in bovenstaande wartaal schuilt.

De winterkers (laten we hem zo maar even gaan noemen) is een klein overblijvend struikje met dofgroene ovale bladeren. De soort bloeit met kleine groene klokvormige bloemen, waarna een oranjerode vrucht ontstaat. De struik komt voornamelijk voor in India, Nepal, Tibet en China.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Withania, eert Henry Witham (1779-1844), een Britse geoloog, paleontoloog en mineraloog. Hij bestudeerde fossiele planten. Het tweede deel, somnifera, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar Somnus de personificatie is van 'slaap' was en fera afgeleid is van fero (Φερω) 'dragend'. Samen is dat dus 'slaap (in zich) dragend'.

De plant, en dan met name de tot poeder vermalen wortel, wordt al eeuwenlang gebruikt in de ayurveda, de traditionele Indiase geneeskunst. Het meeste onderzoek over deze soort is verschenen in wat dubieuze wetenschappelijke bladen. Vooral vanwege de enorm slechte kwaliteit van het verrichte klinisch onderzoek bestaat er onvoldoende echt wetenschappelijk bewijs dat ashwagandha helpt bij wat voor kwaal dan ook (Insufficient evidence to rate effectiveness). Bovendien is daardoor ook niet duidelijk of het gebruik de werking van door je universitair opgeleide arts voorgeschreven medicijnen, zoals bloedverdunners, negatief kan beïnvloeden.

Het vervelende is ook dat met enige regelmaat ernstige problemen met je lever beschreven zijn na het gebruik van ashwagandha[1][2][3][4][5]. Daarvoor waarschuwt zelfs het bijwerkingencentrum Lareb hier.

Ik snap wel hoe zoiets nog steeds kan bestaan. In India hebben arme mensen nog steeds geen toegang tot de reguliere geneeskunde, waardoor ze in hun wanhoop in de armen van charlatans gedreven worden. Als je in ons land in ayurvedische geneeskunst gelooft ben je gewoon onnozel.

[1] Björnsson et al: Ashwagandha-induced liver injury: A case series from Iceland and the US Drug-Induced Liver Injury Network in Liver International - 2020. Zie hier.
[2] Ireland et al: Drug-induced hepatocellular injury due to herbal supplement ashwagandha in Journal of the Royal College of Physicians Edinburgh - 2021
[3] Bokan et al: Herb-Induced Liver Injury by Ayurvedic Ashwagandha as Assessed for Causality by the Updated RUCAM: An Emerging Cause in Pharmaceuticals - 2023. Zie hier.
[4] Lubarska et al: Liver Dangers of Herbal Products: A Case Report of Ashwagandha-Induced Liver Injury in International Journal of Environmental Research and Public Health - 2023. Zie hier. [5] Tóth et al: Ashwagandha-induced acute liver injury: A case report in Clinical Case Reports - 2023

Kruipertje

Kruipertje (Hordeum murinum) wordt ook wel muizengerst genoemd. In Engelstalige landen wordt deze soort ook wall barley ('muurgerst'), mouse barley ('muisgerst') of false barley ('valse gerst') genoemd. De soort is nauw verwant aan de gecultiveerde gerst (Hordeum vulgare). Van oorsprong is het kruipertje een bewoner van het Middellandse Zeegebied en is als cultuurvolger een kosmopoliet van gematigde streken geworden.
Het kruipertje vertoont zich aan de wereld als een eenjarige tot vaste plant. De soort komt algemeen voor op voedselrijke gronden langs wegen en op muren. In de stad groeit de plant tussen straatstenen en stoeptegels, maar dan vooral aan de zonzijde. De plant heeft het zwaartepunt van haar verspreiding in stedelijke en industriële omgevingen. Volgens de experts komt het kruipertje buiten die gebieden nauwelijks voor. Die experts hebben het fout, want de soort komt in heel Nederland voor, al ontwaren we hem in het dunbevolkte Drenthe nog het minst.

Deze grassoort varieert in hoogte van 15 tot 60 centimeter, afhankelijk van de ondergrond en de beschikbaarheid van voedsel. Het kruipertje heeft talrijke rechtopstaande of geknikt opstijgende stengels. De tot 20 centimeter lange, helder lichtgroene bladeren zijn kaal of heel licht behaard en hebben een opgeblazen bovenste schede. Aan elk blad zit een fijne punt. De kafjes van alle bloemen zijn lang genaald met een weerhaakje. Deze naalden zijn bleekgroen en staan min of meer opgericht.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Hordeum, is afgeleid van het Latijnse horreo ('borstel), wat op zijn beurt weer een broertje is van hirsutus ('harig') en hīrtus ('egel'). Het tweede deel, murinum, is ook al Latijn en betekent in eerste instantie 'muis', maar beschrijft ook de grijze vachtkleur van dat knaagdier.

Kruipt het kruipertje? Soms is het antwoord. Vroeger wist iedere boerenzoon dat, als je het aartje van het kruipertje plukte en met de top naar voren onder in je mouw van je trui stopte, dat deze er dan door de bewegingen van je arm er bovenaan je trui weer uitkwam. Hij ‘kroop’ naar boven.

Datzelfde effect kan ook bij honden veel problemen geven. Als ze in een oor terecht komen, kan de hond extreem heftig gaan schudden met de kop en krabben aan het oor. Daardoor bestaat het risico dat de kafjes van deze kruipers steeds verder zich verplaatsen en het trommelvlies doorboren, wat blijvende gehoorschade zal geven. Tussen de tenen geven deze kruipers verdikkingen en abcesjes. De kruipers kunnen hele tochten door het weefsel maken en op andere plekken op de poot pas na maanden weer tevoorschijn komen. In de neus zorgen deze kruipers voor acuut en heftig niezen. Soms komen deze kruipers zelfs in het oog terecht met als gevolg oogontstekingen en oogschade.

Negenbladige indigo

De negenbladige indigo (Indigofera linnaei) staat ook bekend als de Birdsville indigo. Deze soort is inheems in heel Zuidoost-Azië, maar zijn domein strekt zich uit tot aan Australië, waar het wijdverbreid is in het noordelijke deel van het continent. Hij wordt in Australië begrensd door de Australische indigo (Indigofera australis) die hier beschreven is.
De plant groeit op verschillende grondsoorten, maar komt vaker voor in verstoorde en overbegraasde gebieden. In woestijngebieden en op plaatsen met af en toe regenval is het een bijna liggende plant met een dikke penwortel waardoor hij droogte kan weerstaan en snel kan reageren op regenval. Het heeft talrijke dunne houtachtige stengels die dan een mat vormen met een diameter tot anderhalve meter. In gebieden met meer regenval groeit de plant rechtopstaand, soms tot een hoogte van 30 tot 45 centimeter. De bladeren zijn varenachtig. De bloemen zijn klein en staan in dichte trossen in de bladvorken. Naarmate de bladeren uitdrogen verkleuren de bloemen van rood naar blauw.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Indigofera, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar indikós (Ἰνδῐκός) '(kleurstof uit) India' betekende en fera via fero (Φερω) 'dragend'. Het tweede deel, linnaei, eert de bekende Zweedse botanicus Carl Linnaeus (1707-1778), die zijn naam naar het Latijn overzette naar Carolus Linnæus. Het werd nog ingewikkelder toen hij in 1761 als Carl von Linné in de adelstand werd verheven. Toen werd het plotseling Carolus a Linné. Laten we maar zeggen dat hij behoorlijk ijdel was.

Toen het Australische continent werd gekoloniseerd ontstonden er in het dorre en semi-dorre noorden soms problemen met de gezondheid van paarden. Dit ziektebeeld werd voor het eerst in 1886 waargenomen nabij het gehucht Birdsville in Noord-Australië, vandaar dat men het Birdville Disease noemt en de plant soms Birdsville indigo.

Paarden vertonen symptomen als algemene zwakte en nervositeit, depressie, coördinatiestoornissen, rillingen en spiertrekkingen. De eerste tekenen van vergiftiging die worden waargenomen bij paarden in rust zijn verlies van eetlust, depressie en mogelijk ook een slechte adem. Bij langdurige vergiftigingsgevallen zal er sprake zijn van gewichtsverlies en het slepen van de tenen (wat resulteert in een karakteristieke slijtage van de voorkant van de hoef). Zenuwen van de wervelkolom worden vernietigd, waardoor de toxische effecten vaak permanent zijn. Zelfs honden, die voer eten waarin besmet paardenvlees is verwerkt, kunnen soortgelijke symptomen vertonen.

Uiteindelijk begreep men dat de meldingen van vergiftigingen van paarden het gevolg was van de negenbladige indigo. Uit onderzoek blijkt dat deze indigosoort een tweetal vergiften bevat: de levertoxine indospicine en het neurologische toxine 3-nitropropionzuur (3-NPA). Paarden blijken minder gevoelig te zijn dan runderen voor de hepatotoxische effecten van indospiceen. Het neurotoxische effect op paarden treedt doorgaans vlak na de regen op, omdat de negenbladige indigo sneller op vocht reageert dan andere soorten.

De vraag is natuurlijk of de negenbladige indigo ook in ons land voorkomt. Het antwoord luidt gelukkig negatief, maar er groeien en bloeien hier wel enkele familieleden, waaronder heel af en toe de struikindigo (Indigofera heterantha). Deze is niet giftig voor paarden.

Stoute jongens

De meesten van jullie hebben nog nooit van de stoute jongens (Duranta erecta) gehoord, maar dat de naam stoute jongens niet zonder reden is gekozen zal verderop blijken.
[Image: David J. Stang]

 

Stoute jongens is inheems van Mexico tot noordelijk Argentinië. Daar groeit deze soort voornamelijk in rotsachtige of zanderige kustgebieden in de volle zon of vochtigere, verstoorde locaties verder landinwaarts. Het is een struik tot (zelden) een kleine boom. Stoute jongens kan tot zes meter hoog worden en daarbij dezelfde breedte bereiken. In Nederland is het niet zo aangenaam warm als in zijn tropische thuislanden en dus zal hij hier een stuk kleiner blijven. Volwassen exemplaren hebben okseldoornen. De bloemen zijn prachtig lichtblauw of lavendelblauw, geproduceerd in dichte trossen, soms verschijnend als pluimen, vaak teruggebogen of hangend. De vrucht is een tot één centimeter grote bolvormige gele of oranje bes en bevat verschillende zaden.

Stoute jongens is dus een nogal fraaie verschijning en dat is dan ook direct de reden dat deze soort zelfs in ons land in tuincentra en op internet aangeboden. Zo populair is hij dat er zelfs diverse cultivars beschikbaar zijn met namen als 'Alba', 'Aurea', 'Geisha Girl', 'Sapphire Showers' en 'Variegata'.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Duranta, eert de Italiaanse botanicus, arts en dichter Castore Durante (1529-1590 ). In 1585 publiceerde hij de 'Herbario Nuovo', waarin hij medicinale planten uit Europa en de Indiën (Oost en West) beschreef. Het tweede deel, erecta, is afkomstig uit het Latijn, waar ērectus 'rechtop' betekende.

De bladeren en de onrijpe bessen zijn giftig voor zoogdieren, waartoe uiteraard ook de mens behoort. Van honden en katten zijn meerdere sterfgevallen bekend, maar van mensen zijn er slechts gevalletjes 'van horen zeggen'.

Wel is duidelijk dat de bladeren en bessen durantoside, een saponine glycoside, plus blauwzuur bevat. De eerste zorgt voor een verhoogde afbraak van rode bloedcellen, wat in de medische wereld bekend staat als hemolyse. Blootstelling aan de tweede kan leiden tot algemene zwakte, hoofdpijn, verwarring, duizeligheid, moeheid, paniek, kortademigheid, misselijkheid en braken. Door de kortademigheid kan iemand in een coma raken. Uiteindelijk kan dit tot de dood leiden. Bij grote doses blauwzuur treedt onmiddellijke bewusteloosheid op met daarop volgend de dood. Bovendien bevat de hele plant isoquinoline en dat is een stofje dat dodelijk is voor insecten. Dat is slim van de stoute jongens, want dat voorkomt dat die insecten de plant aanvreten.

Duidelijk is wel dat stoute jongens nu niet echt een plant is die je in je tuin zou moeten aanplanten. Hij ziet er weliswaar aantrekkelijk uit, maar de nadelen zijn beslist groter dan de voordelen.

Palqui

Palqui (Cestrum parqui) staat in Engelstalige landen ook bekend als green cestrum, green poison berry of willow-leaved jessamine. Het is een bloeiende plant die inheems is in Chili, Venezuela en Peru. Palqui is een snelgroeiende, wijduitstaande, houtachtige, semi-groenblijvende struik die meer dan drie meter hoog kan worden (of meer in warmere gebieden) met één of enkele fragiele groene stengels. De lichtgroene bladeren hebben een onaangename rubberachtige geur wanneer ze worden geplet. Deze soort produceert aan eindtakken kleine, scherp geurende, buisvormige geelgroene bloemen van 2,5 centimeter lang, die van de lente tot de herfst bloeien. De bloei wordt gevolgd door trossen kleine, zwarte, eivormige bessen die van zomer tot herfst worden geproduceerd. Alle delen van de plant zijn zeer giftig.
[Image: Krzysztof Ziarnek, Kenraiz]

 

De kleine, zwarte vruchten van de palqui zijn zeer aantrekkelijk voor vogels, die een belangrijke rol spelen bij de zaadverspreiding.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Cestrum, heeft een Latijnse herkomst, waar cestrum 'graf' of 'grafgraverswerktuig' betekende. Uiteindelijk kunnen we het terugvoeren tot het Oud-Griekse késtros (κέστρος), wat 'scherpte' heeft betekend. Het verklaart de geur van de geneusde bladeren. Het tweede deel, parqui, is de naam die de plaatselijke Mapuche gebruiken om naar deze struik te verwijzen. Het is afgeleid van hun woord palquin, wat 'medicinale struik' betekent. In Zuid-Amerika noemen ze de soort palqui, terwijl de naam door de Franse naamgever, Charles Louis L'Héritier de Brutelle (1746-1800), verbasterd is tot parqui.

De palqui behoort tot de familie van de nachtschaden (Solanaceae), waar een groot aantal levensgevaarlijke soorten in thuishoren. Ook de palqui bevat giftige alkaloïden. Delen van de plant werden gebruikt in de volksgeneeskunde om tumoren en aambeien te behandelen en het bezit volgens zeggen zweetafdrijvende , laxerende en krampstillende eigenschappen. Afkooksels of aftreksels van de plant zijn ook toegediend in gevallen van koorts en een aftreksel van de binnenste bast werd gedronken om niet-gespecificeerde 'maagaandoeningen' te behandelen. Een kompres, bereid uit de plant, in combinatie met zwarte nachtschade (Solanum nigrum) wordt verondersteld ontstekingsremmende eigenschappen te hebben.

Takken van de palqui werden gebruikt om patiënten mee te slaan tijdens sjamanistische genezingsceremonies. Dit werd gedaan in de overtuiging dat de vieze geur van de bladeren zo weerzinwekkend is voor de demonen, waarvan werd aangenomen dat ze de ziekte van de patiënt veroorzaken, dat die ervoor zal zorgen dat ze het lichaam van de patiënt via braaksel verlaten.

In het boek 'Die Menschlichen Genussmittel...' (1911) van de Duitse bioloog Carl Hartwich (1851- 1917) werd gemeld dat palqui soms als vervanger van tabak (Nicotiana tabacum) werd gebruikt. Dat lijkt logisch omdat de tabaksplant tot dezelfde plantenfamilie behoort.

Vee, dat per ongeluk van de palqui snoept, sterft een vreselijke dood. Jij dus ook.

Wijdvertakte centaurie

Van de wijdvertakte centaurie (Centaurea diffusa) wordt gemeld dat hij inheems is het het gebied rondom de westelijke delen van de Middellandse Zee. Deze soort houdt kennelijk van reizen het zaad en is met kolonisten meegereisd naar Noord-Amerika. Daar voelt de wijdvertakte centaurie zich zo thuis dat hij daar intussen wijdverspreid is[1]. Het is een broertje van de in veel tuinen aangeplante bergcentaurie (Centaurea montana).
Wijdvertakte centaurie is een eenjarige of tweejarige plant, die over het algemeen tussen de 10 en 60 centimeter hoog wordt. Het heeft een sterk vertakte stengel en een grote penwortel. Deze soort heeft een basale rozet met kleine bladeren en – later in het seizoen - bladeren die afwisselend op de rechtopstaande stengels staan. Bloemen zijn meestal wit of roze en groeien uit urnvormige hoofden die aan de uiteinden van de vele takken worden gedragen. De wijdvertakte centaurie neemt vaak gedurende het eerste levensjaar een korte rozetvorm aan, maar groeit en bloeit dan snel in het tweede jaar. Een enkele plant kan wel bijna 20.000 zaden produceren.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Centaurie, is afgeleid van het Oud-Griekse woord kéntauros (Κένταυρος), waarmee ooit een lid van de woest ras uit de Griekse regio Thessalia werd aangeduid (alles ten noorden van Athene werd al gauw gezien als woest en barbaars), maar tegelijkertijd behoorde een centaur tot de Griekse mythologie, waar het een mens (of dier) was met het bovenlichaam van een mens en de rest van een paard. Het tweede deel, diffusa, doet natuurlijk direct denken aan het Nederlandse woord 'diffuus' met de betekenis van 'zonder duidelijke grenzen'. Het woord is ontleend aan het Latijn, waar diffundō de betekenis had van 'uitsmeren', 'uitschenken' of 'uitgespreid'.

De wijdvertakte centaurie komt Nederland nog maar sporadisch voor en biologen menen dus dat het een 'zeer zeldzame soort' is. Aan die veronderstelde zeldzaamheid zou wel eens snel een eind kunnen komen, want de wijdvertakte centaurie heeft een evolutionair trucje verzonnen. De wijdvertakte centaurie maakt namelijk in de wortels een stofje aan met de naam 8-hydroxyquinoline. Dat chemische stofje heeft een negatief effect op de planten die in de directe nabijheid durven te groeien.

Jawel, 8-hydroxyquinoline is familie van hydroxychloroquine, waar complotdenkers nog steeds van geloven dat het werkt tegen het coronavirus. Beide stofjes hebben echter wel ontsmettende eigenschappen en werken als een pesticide. Hydroxychloroquine wordt ingezet als medicijn tegen bacteriële en parasitaire infecties. De andere, 8-hydroxyquinoline, wordt vrijwel niet meer ingezet als medicijn. Te giftig[2].

De wijdvertakte centaurie heeft zich in de USA verder evolutionair aangepast, want het maakt nu minimaal driemaal zoveel 8-hydroxyquinoline aan als zijn Europese soortgenoten[3]. De onderzoekers noemen het één van de 'most destructive invasive weeds in the western USA'.

[1] Callaway, Ridenour: Novel weapons: invasive success and the evolution of increased competitive ability in Frontiers of Ecology and the Environment - 2004. Zie hier.
[2] Pippi et al: Evaluation of 8-Hydroxyquinoline Derivatives as Hits for Antifungal Drug Design in Medical Mycology - 2017. Zie hier.
[3] Vivanco et al: Biogeographical variation in community response to root allelochemistry: novel weapons and exotic invasion in Ecology Lettters - 2004

Kleverige alant

De kleverige alant (Dittrichia viscosa) is een broertje van de al eerder beschreven kamferalant (Dittrichia graveolens). Deze soort is een overblijvende plant die maximaal tot 50 centimeter kan opgroeien. De sterk vertakte, vooral rechtopstaande stengels zijn bezet met kleverige klierharen, vandaar natuurlijk zijn naam. De bladeren vertonen zich aan de wereld in vele vormen en zijn al dan niet met klierharen bedekt. Bij kneuzing van de bladeren komt een sterke harsgeur vrij.
[Image: Gavier Martin - Kleverige alant]

 

De kleverige alant bloeit vanaf juni tot in november. Eén plant kan veel gele bloemhoofdjes produceren, elk met maar liefst 16 straalbloemen en 44 schijfbloemen. Uiteindelijk ontstaat een twee millimeter lange vrucht, die min of meer behaard is en daarin een gedeeltelijk met klierharen bezet nootje met vruchtpluis.

De kusten van het Middellandse Zeegebied zijn het natuurlijke domein van de kleverige alant, maar is recent ook in ons land in het wild aangetroffen. De eerste vindplaatsen lagen langs het traject van de Maas en dus kunnen we aannemen dat de zaadjes met (de landing van) schepen zijn meegevoerd.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Dittrichia, vernoemt de Duitse botanicus Manfred Dittrich (1934), de voormalige directeur van het herbarium in de Botanische Tuin in Berlijn. Het tweede deel, viscosa, is afgeleid van het Latijnse woord viscus, wat op zijn beurt uit het Oud-Grieks geleend is: ixós (ἰξός). Het kan vertaald worden als 'stroperig', maar had oorspronkelijk de betekenis van 'maretak' en de daaruit verkregen plakkerige 'vogellijm' (om zangvogels te vangen).

De kleverige alant werd in delen van het Middellandse Zeegebied toegepast als astringent middel. Dat zijn stoffen die worden gebruikt bij bijvoorbeeld de behandeling van bloedingen en diarree.

Maar tegenwoordig heeft de kleverige alant vooral de aandacht van wetenschappers gewekt. Het lijkt er op dat bepaalde stofjes, die verborgen zitten in deze plant, behoorlijk potent zijn. Het onderzoek richt zich voornamelijk op kanker, waar die stofjes nogal opmerkelijke resultaten weten te produceren. De laatste jaren verschijnen steeds meer wetenschappelijke onderzoeken in vakbladen waarin de kleverige alant wordt opgehemeld.

Van Tomentosin en Inuviscolide wordt nu gesteld dat het zowel de kankercelgroei kan remmen als celdood (apoptosis) kan veroorzaken[1].

Ook het in de kleverige alant aanwezige Inuloxin A is onderwerp van driftig onderzoek. Er wordt nu bekeken of het kan worden ingezet bij de bestrijding van een infectie met de Naegleria fowleri, beter bekend als de 'hersenetende amoebe'[2]. Als je met deze amoebe besmet water in je neus krijgt, kan dat kreng je zenuwstelsel binnendringen en zich vervolgens naar de hersenen verspreiden. In circa 95% van de gevallen overlijdt het slachtoffer binnen twee weken, want er bestaat geen effectieve behandeling.

Het is een perfect voorbeeld van een giftige plant waar de moderne wetenschap heel blij mee is.

[1] Migheli et al: Antineoplastic Properties by Proapoptotic Mechanisms Induction of Inula viscosa and Its Sesquiterpene Lactones Tomentosin and Inuviscolide in Biomedicines – 2022. Zie hier
[2] Zeouk et al: Exploring the Anti-Infective Value of Inuloxin A Isolated from Inula viscosa against the Brain-Eating Amoeba (Naegleria fowleri) by Activation of Programmed Cell Death in ASC Chemical Neuroscience – 2021.

Witte slangenwortel

Nee, de naam witte slangenwortel is (nog) niet de in ons land geaccepteerde naam, maar dat zal niet lang meer duren.
De witte slangenwortel (Ageratina altissima) is een overblijvend kruid die familie is van de asters. Deze soort is inheems in oostelijke en centrale delen van Noord-Amerika. Het maakt 'm niet zoveel uit onder welke omstandigheden hij moet opgroeien.

Deze planten zijn (voornamelijk) rechtopstaand en groeien tot 1,5 meter hoog. Ze produceren enkel- of meerstammige bosjes in het midden van de late zomer en herfst. Het bovenste deel van de plant heeft meerdere takken, die meestal in tegenovergestelde paren verschijnen. Bladeren hebben scherp getande randen en zijn tot 15 centimeter lang. Aan het einde van de bovenste takken verschijnen pluimen met een afgeplatte bovenkant of samengestelde tuilen van witte bloemhoofdjes, met een diameter van 5 tot 15 centimeter. De bloemen zijn helder wit van kleur en de witte slangenwortel bloeit van juli tot oktober. Na de bloei ontstaan kleine zaadjes met pluizige witte staarten vrij om door de wind te worden verspreid. Ook kan de plant zich verspreiden via de wortelstokken.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Ageratina, is een combinatiewoord uit het Oud-Grieks, waar a (α) 'niet' betekent en gêras (γῆρας) 'ouder' of 'verouderen'. De naam probeert te verklaren dat de bloemen lang blijven bloeien. Het Oud-Griekse woord gêras is bij ons nog te herkennen in woorden als 'geriatrisch' ('de oudere mens'). Het tweede deel, altissima, is Latijns en stamt van altus ('hoog'). Het is de grootste soort van diens familie.

De bladeren en stengels van de witte slangenwortel bevatten de gifstof tremetol. Mensen zullen natuurlijk niet van zo'n plant gaan snoepen, maar vee is soms minder kieskeurig. Melk en vlees van runderen die de plant hebben gegeten, bevatten soms gevaarlijke niveaus van de toxine, die vervolgens wordt doorgegeven aan mensen die die producten consumeren. Bij inname van grote hoeveelheden kan een aandoening optreden die melkziekte wordt genoemd. Symptomen zijn onder meer verlies van eetlust, spiertrillingen, zwakte, braken en coma. Er zijn talloze gevallen van melkziekte in De USA geweest die tot dodelijke slachtoffers hebben geleid.

Vooral in het begin van de kolonisatie van de zogenaamde Midwest toen vele Europeanen nieuwe Amerikanen zich daar vestigden werden duizenden het slachtoffer van deze melkziekte. Het duurde tientallen jaren voordat men de oorzaak van het probleem ontrafelde.

Gelukkig, zo zul je op dit moment denken, komt de witte slangenwortel niet in Nederland voor, want niemand zal zo onnozel zijn om zo'n levensgevaarlijke plant in ons land te introduceren. De verbijsterende werkelijkheid is dat een cultivar gewoon te koop is bij tuincentra of webshops. Onder de intussen verouderde naam Eupatorium rugosum 'Chocolate' wordt deze probleemloos aangeboden omdat hij zulke mooie donkere blaadjes heeft.
Gelukkig, zo zul je op dit moment denken, waait het in ons land nauwelijks, waardoor de wind de zaadjes van de witte slangenwortel niet kan meevoeren. De ontluisterende werkelijkheid is dat de witte slangenwortel al in het hele land is aangetroffen.

California false hellebore (of Californische nieswortel)

Ik geef direct toe dat de plant die in de Verenigde Staten bekend staat onder de namen California corn lily, white of California false hellebore (Veratrum californicum), hier geen Nederlandse benaming heeft. Maar omdat familieleden in Nederland bekend staan als nieswortels leek het me aannemelijk om hem Californische nieswortel te gaan noemen. Voelt hij zich direct thuis binnen de hele familie.
De Californische nieswortel is uiteraard niet slechts inheems in de Amerkaanse staat Californië, maar zo'n beetje in het gehele westelijke deel van dat grote land. Van de koude noordelijke provincie Washington tot de woestijnen van noordelijk Mexico.

Deze soort kan uitgroeien tot een plant van een tot twee meter hoog met een rechtopstaande, onvertakte, zwaar bebladerde stengel die doet denken aan een maïsstengel. De beaderde, heldergroene bladeren kunnen meer dan 30 centimeter lang worden. De Californische nieswortel geeft de voorkeur aan vrij vochtige grond en kan grote stukken land bedekken in dichte opstanden in de buurt van beekjes of in natte weiden. Vele centimeter-brede bloemen clusteren langs de vaak vertakte bovenkant van de stevige stengel.

Populaties van de Californische nieswortel bloeien in de meeste jaren weinig, maar in sommige jaren bloeien ze allemaal synchroon. De soort bloeit meestal tijdens de midzomer van juli tot augustus.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Veratrum, is een combinatiewoord uit het Latijn: vere (‘echt’) en atrum (‘donker’) en duidt dan op de bijna zwarte wortel. Het tweede deel, californicum, beschrijft de belangrijkste vindplaats van deze soort.

Nu hadden we met zijn Nederlandse familielid, de witte nieswortel (Veratrum album), al vastgesteld dat deze dodelijk giftig was en de Californische nieswortel doet daar niet voor onder. Deze soort is een bron van een paar alkaloïden met de prozaïsche namen jervine, muldamine en cyclopamine. Dat zijn zogenaamde teratogene stoffen, wat betekent dat ze afwijkingen bij een foetus veroorzaken als de moeder tijdens de zwangerschap met een van deze stoffen in aanraking komt. Het woord 'teratogeen' is van Oud-Griekse herkomst, waarbij téras (τέρας) 'monster' betekende en génna (γέννᾰ) 'voortbrengen'.

Mocht je willen weten wat voor geboortedefecten kunnen optreden, dan moet je denken aan holoprosencefalie (HPE), waarbij de hersenen van de baby zich tijdens de zwangerschap (niet) helemaal hebben verdeeld in een linker- en een rechter hersenhelft. Bij ernstige vormen van HPE sterven kinderen meestal voor of kort na de geboorte. Ook cyclopie komt voor. Dat is een aandoening waarbij kinderen geboren worden met één oog en ook deze kinderen sterven kort voor of na de geboorte.

Niet alleen voor mensen, maar ook voor grazend vee levert de Californische nieswortel vergelijkbare problemen op.

Reuzenmelkkruid

Reuzenmelkkruid (Calotropis gigantea) voelt zich vooral thuis in oostelijk Azië. Denk aan Cambodja, Vietnam, Bangladesh, Indonesië, Maleisië, Thailand, Sri Lanka, India, China, Pakistan en Nepal. Hij toont zich aan de wereld als een grote heester die tot vier meter hoog kan worden. De struik vertakt zich veelvuldig en de jonge takken zijn bedekt met witte, katoenachtige haren. De plant bevat melkkleurige latex, vandaar natuurlijk zijn naam.
De plant heeft ovale, lichtgroene bladeren. Deze soort bloeit met witte of lavendelkleurige bloemen die nergens naar ruiken. Elke bloem bestaat uit vijf puntige bloembladen en een kleine 'kroon' die vanuit het midden oprijst en de meeldraden vasthoudt. Na de bloei ontstaan zaden met opvallend vruchtpluis dat lijkt op een kuif van fijne witte haren. In India gebruiken ze dat als zachte vulling voor kussens.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Calotropis, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar kā́los (κᾰλός) 'mooi' betekende en trópos (τρόπος) vertaald kan worden als 'manier' of 'stijl'. De naamgever was nogal onder de indruk van de bloemen. Het tweede deel, gigantea, is uiteraard terug te voeren tot het Oudgriekse gígas (γίγας), wat 'gigant' betekende.

Reuzenmelkkruis zit boordevol giftige stoffen met namen als uscharine, calotoxine, calactine and calotropine. Dat zijn voornamelijk hartglycosiden en die kunnen in vaardige handen (in theorie) gebruikt worden als potentiële hartmedicatie. In minder vaardige handen levert het gebruik hartritmestoornissen op en is overlijden niet uitgesloten.

Het al genoemde melksap is zelfs zo giftig dat het als pijlgif door jagers werd gebruikt. Zo af en toe overlijdt er iemand aan een 'ongelukje' met de gifstoffen. Het melksap is ook de oorzaak van een zeldzame vorm van keratoconjunctivitis, een omkeerbaar gezichtsverlies. Stel dat iemand bezig is met het snoeien van het reuzenmelkkruid en wrijft even in zijn oog met latex besmeurde vingers, dan zal hij dus een tijdje blind raken.

Nu zul je denken dat iedereen wel met een grote boog om het reuzenmelkkruid heen zal open, maar dat is weer eens niet het geval. In Ayurveda, de Indiase kwakzalversgeneeskunst, gebruiken ze de wortel en het blad bij de 'behandeling' van astma en bacteriële infecties, steenpuisten en kortademigheid. De bast wordt ingezet bij lever- en miltaandoeningen. De hele plant is naar verluidt effectief bij de behandeling van aandoeningen van de huid, spijsvertering, ademhaling en bloedsomloop. Bovendien werd de struik gebruikt bij koorts, misselijkheid, braken en diarree. Het melkachtige sap werd gebruikt tegen artritis, kanker en als tegengif voor slangenbeten.

Wetenschappelijk onderzoek heeft intussen aangetoond dat een extract van reuzenmelkkruid misschien als anticonceptiemiddel voor mannen kan dienen[1]. Ook al een bewijs van giftigheid.

[1] Sarma et al: Molecular Modeling and Dynamics Simulation Analysis of KATNAL1 for Identification of Novel Inhibitor of Sperm Maturation in Combinatorial Chemistry and High Throughput Screening - 2017

Dansende plant

Dansende plant (Codariocalyx motorius) staat ook bekend als telegraafplant en semafoorplant. Het is een van de weinige planten die in staat is tot snelle bewegingen. Andere bekende soorten die daartoe in staat zijn, zijn het kruidje-roer-mij-niet (Mimosa pudica) en de venusvliegenval (Dionaea muscipula).
Deze soort is inheems in grote delen van Zuidoost-Azië en heeft zelfs een thuis gevonden op de Society Islands, een paar eenzame eilanden in de Stille Zuidzee, waartoe ook Tahiti behoort.

De dansende plant bloeit met delicate paarse bloemen. Elk hoofdblad is uitgerust met een soort scharnier waarom het blad roteert. Die beweging is vermoedelijk een strategie om de hoeveelheid zonlicht te maximaliseren om zoveel mogelijk fotosynthese te kunnen aanmaken. Door het gewicht van deze bladeren moet de plant echter veel energie verbruiken om die steeds te roteren. Dat probleem heeft de dansende plant opgelost door ieder hoofdblad een tweetal kleine zijbaadjes te geven. Deze bewegen iedere drie tot vijf minuten langs een elliptisch pad, 'proeven' de intensiteit van het zonlicht en richten vervolgens het grote blad naar het gebied met de meeste intensiteit. Voor planten is dat supersnel. Snelheid is altijd relatief.

Die beweging van die 'hulpblaadjes' lijkt op de vroegere telegraaf of semafoor, waar seiners met vlaggen berichten aan schepen konden doorgeven. Zelfs de bekende bioloog Charles Darwin werd gebiologeerd door de dansende plant en beschreef hem in zijn 'The Power of Movement in Plants' (1880).

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Codariocalyx, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar koas (κῶας) 'schapenvacht' was en kálux (κάλυξ) 'bloemkelk'. Samen is dat dus zoiets als 'wollige bloemkelk'. Het tweede deel, motorius, is duidelijk. Het is uiteindelijk terug te voeren tot het Latijnse werkwoord mōtō wat 'in werking zetten' betekende.
Ter verdediging kan deze soort ook nog wat bekende alkaloïden aanmaken. In de bladeren, stelen en wortels zitten kleine hoeveelheden DMT en 5-MeO-DMT.

DMT (N,N-Dimethyltryptamine) is een triptamine analoog en de structuur ervan lijkt op die van het essentieel aminozuur tryptofaan. Een essentieel aminozuur kan niet in het menselijk lichaam worden aangemaakt en moeten dus via de voeding worden opgenomen. Omdat tryptofaan in de hersenen noodzakelijk is voor de aanmaak van de neurotransmitter serotonine, heeft ook triptamine effect. Het wordt gebruikt als een psychedelische drug met een snelle aanvang, intense effecten en korte duur. Een handig middel voor 'snelle jongens' die even willen ontsnappen aan de stress (of sleur) van hun werk.

5-MeO-DMT (5-methoxy-N,N-dimethyltryptamine is ook een psychedelische drug die behoort tot de klasse der tryptamines. Behalve in planten is het ook in minstens een paddensoort aangetroffen, de Colorado River toad (Incilius alvarius). De effecten lijken op die van DMT, al moet je rekening houden met angstaanvallen, somberheid, misselijkheid en potentieel fatale hartritmestoornissen[1][2].

[1] Dabire et al: Comparison of effects of some 5-HT1 agonists on blood pressure and heart rate of normotensive anaesthetized rats in European Journal of Pharmacology – 1987
[2] Sklerov et al: A fatal intoxication following the ingestion of 5-methoxy-N,N-dimethyltryptamine in an ayahuasca preparation in Journal of Analytical Toxicology - 2005

Bobinsana

Giel Beelen is slechts een plaatjesdraaier op de radio. Een te goed betaalde en redelijk beluisterde weliswaar, maar het meer is nooit vol. Daarom promoot Beelen een kruidenmengsel met de naam Shambala. Degene die het drinkt zou zijn of haar 'innerlijke zelf terugvinden'. Whatever that means.
Het consumentenprogramma Radar onderzocht eens wat er precies in die Shambala verstopt zit en kwam met opmerkelijke conclusies naar buiten. Het drankje bevat, naast veel alcohol, twee andere hoofdingrediënten: caapi en bobinsana. Caapi is het belangrijkste ingrediënt in de hallucinerende drank ayahuasca en is onder meer al in Frankrijk en Australië verboden. Bobinsana is een plant met MAO-remmende stoffen, die een antidepressieve werking hebben. “Het is een kruidenmiddel, maar wat je in feite aan het slikken bent is een antidepressivum”, aldus farmacoloog Thomas Dorlo van het Nederlands Kankerinstituut.

De negatieve effecten van Ayahuasca hebben we hier al beschreven. Nu is het de beurt aan bobinsana (Calliandra angustifolia), een struikachtige boom die voorkomt in de jungle van de Amazone. Hij houdt van water en wordt dus nabij rivieren aangetroffen die vanaf het Andesgebregte naar beneden vloeien. Een aftreksel van de bast of wortel van de bobinsana wordt soms aan ayahuasca toegevoegd.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Calliandra, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar kalóos (καλός) 'mooi' betekent en ándros (Ἄνδρος) 'man'. Samen beschrijft het de uitbundige rozerode meeldraden die groter zijn dan de bloem. Het tweede deel, angustifolia, is een combinatiewoord uit het Latijn, waar angusta 'smal' betekent en folium 'blad' betekent. Samen verklaart het de vorm van het blad.

In het Amazonegebied beschouwen diverse stammen bobinsana als een stimulerend middel. Ze koken een aftreksel van de wortels om meer kracht en energie te krijgen. Andere Indianen bereiden een tinctuur van de bast tegen klachten als reuma, artritis, verkoudheid, baarmoederaandoeningen en oedeem. Hoewel bobinsana zelf geen hallucinogeen is, wordt het beschouwd als een handig hulpmiddel en wordt het soms toegevoegd aan ayahuasca-recepten om de sjamanen te helpen verbinding te maken met de spirituele wereld.

Er is vrijwel geen wetenschappelijk onderzoek aan bobinga verricht en dus heeft men ook geen idee van de werking en gevaren. Eén onderzoekje toonde aan dat een extract de COX-1 prostaglandin biosynthese remde. COX-inhibitors zijn een klasse van ontstekingsremmende pijnstillers, zogenaamde NSAIDS, die worden voorgeschreven voor artritis en reuma. Je slikt dus gewoon een pijnstiller. Zoals de farmacoloog al aangaf bevat Bobinsana bovendien MAO-remmende stoffen, die een antidepressieve werking hebben.

Het is natuurlijk volstrekt onverantwoordelijk dat een man als Beelen zich laat betalen om als influencer reclame te maken voor een middel dat potentieel levensgevaarlijk is.
[Update 11 januari 2022] De NVWA heeft maar eens onderzocht welke stoffen er verstopt zitten  in Shambala, het middel dat Giel Beelen je probeerde aan te smeren. Shambala en het vergelijkbare OPEN UP bleken harmine, harmaline en tetrahydroharmine te bevatten. Dat zijn de 'werkzame' bestanddelen van de hierboven al genoemde Bobinsana. Bij blootstelling aan hogere doseringen van deze stoffen kunnen misselijkheid, braken en ernstigere effecten zoals hallucinaties, coördinatiestoornissen, verstoord zicht en verlamming optreden.

Zelfs bij eenmalig gebruik in een dosering, zoals vermeld op de verpakking, kunnen al schadelijke effecten optreden op het centrale zenuwstelsel. Dit kan leiden tot pupilverwijding, speekselvorming of een lage bloeddruk. Ook wanneer Shambala of OPEN UP tegelijkertijd met andere kruidenpreparaten of producten met zogeheten MAO-remmers wordt ingenomen, kan dit schadelijk zijn voor de gezondheid.

Sandbog Death Camas

Wat zielig, zo zal de eerste opmerking van de lezer zijn als deze hoort dat de sandbog death camas (Zigadenus glaberrimus) ooit tot een heel geslacht behoorde, maar recent door flauwe wetenschappers tot wees is verklaard. Ja, er zijn wel 20 andere soorten 'gewone' camas, maar die zitten nu gezellig samen in een ander geslacht. Die waren namelijk min of meer eetbaar en met een naam als sandbog death camas...
De sandbog death camas is inheems in Noord-Amerika, maar mijdt de droge centrale gebieden. Deze soort wordt iets meer dan een meter hoog en is spaarzaam vertakt. De tot 40 centimeter lange bladeren bevinden zich aan de basis van de plant. Hij bloeit met 6 tot 12 bloemen die wit tot lichtgeel van kleur zijn.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Zigadenus, is uiteindelijk afkomstig uit het Oudgrieks, waar zugón (ζυγόν) 'juk' betekende, maar ook 'paar'. Deze naamgeving beschrijft de vertakte vorm. Het tweede deel, glaberrimus, komt van het Latijnse glaber, wat 'glad' of 'haarloos' betekende.

Zo, nu de administratie uit de weg is, kunnen we over gaan tot dat wat belangrijk is: zijn giftigheid. Alle delen van de plant zijn zeer giftig. De sandbog death camas bevat zygacine, een toxine die de chemische structuur heeft van een steroïde. Die gifstof heeft de eigenschap om zich te binden aan de natriumkanalen in je lichaam. Een natriumkanaal is een ionkanaal dat voornamelijk natrium-ionen doorlaat. Natriumkanalen zijn cruciaal voor het doorgeven van elektrische activatie van neuronen in de hersenen, hartspiercellen en enkele andere celtypen. Als een stof zich bindt aan zo'n natirumkanaal blijft deze langer activerend werken. Hoe meer activatie, hoe minder je neuronen of hartcellen zullen werken. Denk aan verlammingen, hersendood en hartfalen.

Bovendien zorgt deze binding ook voor een toename van calcium in je lichaam en dat stimuleert op zijn beurt weer de aanmaak van acetylcholine, die in mensen de functie van neurotransmitter heeft. Een overdaad daarvan zorgt voor speekselvloed, tranenvloed, je plas niet meer kunnen ophouden, diarree, maag- en darmklachten, en braken[1]. De dood is dan niet meer ver weg.

Een ander probleem is dat de knollen wat op die van uien lijken. Daar wisten vroeger de Indianen wel raad mee toen hun land werd opgeslokt door hebberige kolonisten. Ze verkochten hen de knollen van de death camas als uien. Dat hielp.

[1] Wagstaff, Case: Human poisoning by zigadenus in Journal of Toxicology. Clinical Toxicology. – 1987

Klimlelie

Ik geef toe: de klimlelie (Gloriosa superba) ziet er bijzonder aantrekkelijk uit. Geen wonder dus dat hij ook in ons land in veel (online) tuincentra wordt aangeboden met een beschrijving waar de marketingafdeling van het bedrijf vaak extra aandacht aan heeft besteed. Het is een oogappeltje in een boeket, zo beschrijft een website de soort.
[Klimlelie - Image: Macvino]

De klimlelie is inheems in de tropische delen Afrika (en niet die van Azië, zoals sommige aanbieders menen). Het is een overblijvende kruidachtige plant die de vorm heeft van een liaan. Hij klimt richting het zonlicht door gebruik te maken van ranken die eigenlijk aangepaste bladpunten zijn. De steel, die zich dus tot liaan heeft omgevormd, kan wel zes meter lang worden. Hij bloeit met een prachtige helderrode tot oranje bloem met zes bloemblaadjes die elk tot zeven centimeter lang kunnen worden. De vrucht is een vlezige capsule tot 12 centimeter lang met rode zaden.

Omdat we de natuur nooit mooi genoeg vinden, bestaan er tegenwoordig diverse cultivars met nog betere commerciële mogelijkheden.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Gloriosa, doet natuurlijk direct denken aan het Nederlandse woord 'glorieus' en dat klopt. In het Latijn betekent glōriōsus inderdaad 'vol glorie' en 'beroemd', maar er zat ook een wat negatieve kant aan. Soms betekende het namelijk ook 'opschepperig', 'hooghartig' en 'verwaand'. Het tweede deel, superba, is ook al Latijns en de betekenis daarvan heeft ook al twee gezichten. In goede zin is de betekenis 'superieur', 'voortreffelijk' en 'prachtig', terwijl het in slechte zin 'hooghartig', 'arrogant' en 'onbeleefd' kan betekenen. Zoals je ziet, heeft de naam van de plant twee gezichten. Hij heeft een aantrekkelijk uiterlijk, maar onderhuids is hij kennelijk minder mooi.

Deze plant is extreem giftig als gevolg van een aantal alkaloïden, waaronder colchicine en gloriocine. Binnen een paar uur na de inname van al een klein deel van de plant vertoont een slachtoffer symptomen als misselijkheid, braken, gevoelloosheid en tintelingen rond de mond, brandend gevoel in de keel, buikpijn en bloederige diarree. Naarmate de vergiftiging voortschrijdt, kunnen spierafbraak, darmafsluiting, ademhalingsdepressie, verlaagde bloeddruk, stollingsproblemen, bloed in de urine, veranderde mentale toestand, toevallen, coma en verergerende aantasting van de uiteinden van de zenuwen in armen en benen optreden. Mocht je de vergiftiging overleven dan zijn de effecten op langere termijn onder meer vervelling van de huid, haarverlies en langdurige vaginale bloedingen bij vrouwen. De klimlelie is gebruikt om parasieten te verdelgen, om moorden te plegen en om zelfmoord te plegen

Maar hij staat natuurlijk perfect in een boeket, op een vensterbank of een warm plekje in de tuin. En je weet hoe kleine kinderen zijn...

Pijnstillers aangetroffen in kruidenpreparaat Montalin

Mensen die het kruidenpreparaat Montalin gebruiken kunnen zonder dat ze het weten hoge doseringen pijnstillers binnenkrijgen, aldus het Bijwerkingencentrum Lareb in een persbericht van 7 mei 2021. Hiermee wordt de kans op bijwerkingen groter. Ook wanneer Montalin tegelijkertijd met andere medicatie wordt ingenomen kan dit leiden tot gevaarlijke situaties.

Uit onderzoek blijkt dat het kruidenpreparaat Montalin naast kruiden ook pijnstillende geneesmiddelen bevat. Deze pijnstillers zijn illegaal toegevoegd en worden niet vermeld op de verpakking.

Montalin is een kruidensupplement uit Indonesië. In Nederland is het middel te koop via diverse webshops. Het wordt gebruikt bij spierpijn, jicht, stress, migraine, reuma, oedeem, cholesterol problemen, spierstijfheid, koorts, bronchitis en voor 'stabilisatie van hormonen'. Whatever that means...

Volgens de productinformatie is het een kruidenpreparaat met vijf verschillende kruiden: 35% Kotau Gola (Centella Asiatica), 25% Klimlelie (Glaziosa Superba), 15% kruidje-roer-mij-niet (Mimosa pudica) 10% kamerbitter (Phyllanthus urinaria) en 10% akkermelkdistel (Sonchus arvensis). De klimlelie is echter bij inname levensgevaarlijk en wordt zelfs bij moorden en zelfmoorden gebruikt. Geen idee overigens waarom in het persbericht van het Lareb vrijwel iedere wetenschappelijke plantennaam verkeerd geschreven is. Zal wel een vakantiehulp zijn geweest.

Bijwerkingencentrum Lareb ontving vier meldingen over opvallend snelle pijnvermindering bij het gebruik van Montalin. Lareb heeft de capsules laten onderzoeken door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Hieruit blijkt dat de capsules het geneesmiddel 13 mg per gram meloxicam (ontstekingsremmende pijnstiller, NSAID) en 924 mg per gram acetaminophen (paracetamol) bevatten.

Bijwerkingencentrum Lareb heeft de NVWA, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en het NVIC op de hoogte gebracht.

Lees hier de analyse van de meldingen.

Glanzend kruiskruid

Het glanzend kruiskruid (Senecio squalidus) is inheems op het Italiaanse eiland Sicilië, waar het zich op een ondergrond van vulkanische as wist te handhaven. Nu is de Etna een knots van een vulkaan die vrijwel voortdurend lava uitbraakt. Er zijn dus uitgebreide lavavelden ontstaan die in de loop der eeuwen zijn verweerd tot een vruchtbare rotsige ondergrond.

Dit kruiskruid werd in noordwestelijk Europa in de jaren 1700 tot 1702 geïntroduceerd in Engeland. Door een tweetal biologen werd deze plant 'geoogst' en overgebracht naar de botanische tuin van de gravin van Beaufort nabij Badminton. Een paar jaar later werden stekjes en zaadjes overgebracht naar de Oxford Botanical Garden. Zoals zo vaak wist ook deze plant aan de beklemming van een perkje te ontsnappen en begon het aan zijn tocht over het Britse koninkrijk. Als eerste werd het ontdekt in de muren van diverse colleges van de Universiteit van Oxford, vervolgens in vele stenen muren rond de stad Oxford. Geen wonder dat glanzend kruiskruid in Groot-Brittannië de naam Oxford Ragwort draagt.

Nadat Oxford op het spoorwegnetwerk was aangesloten wist het glanzend kruiskruid daar wel raad mee. Gedurende de twintigste eeuw verspreidde het glanzend kruiskruid zich over het hele land en bleek een voorkeur te hebben voor ruïnes en tot stof gebombardeerde plaatsen na de Tweede Wereldoorlog. Je snapt dat die plaatsen nogal wat overeenkomsten vertonen met de troosteloosheid van een vulkanisch gebied.

In Nederland is glanzend kruiskruid een zeldzame gast, al lijkt hij in het hele land voor te komen. Hij heeft ook hier een voorkeur voor spoorlijnen en rotstuintjes, van waaruit hij weer zal ontsnappen onder invloed van de wind.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Senecio, is afgeleid van het Latijnse woord senex, dat 'oud' betekent en wordt hier gebruikt met de betekenis van 'grijsaard' als gevolg van het al snel zichtbaar wordende grijze vruchtpluis. Het tweede deel, squalidus, komt van het Latijnse woord squālor, wat 'vies' betekent. In het Engels kennen we nog het woord squalid ['smerige (leefomgeving)'].

Glanzend kruiskruid kan tot een meter hoog opgroeien en bloeit met de bekende helgele bloemen, die bij een nauwkeuriger blik uit vele mini-bloemen blijken te bestaan. Hij groeit snel en leeft slechts kort, ook een gevolg van de verschroeiend hete zomers op Sicilië, waar een kort voorjaar gevolgd wordt door een lange droge zomer. Na de bloei ontstaan zaden met een op een parachute lijkende pluisjes, waardoor de wind het zaad eenvoudiger over een grote afstand kan verspreiden. Deze soort heeft diep ingesneden, gladde, bijna haarloze bladeren.

Wetenschappers zijn altijd wat treurige mensen, wier hele leven soms lijkt te bestaan uit het ontkrachten van goede verhalen. Dat is ook zo bij glanzend kruiskruid. Ze geloven tegenwoordig dat het niet eens een echte soort is, maar een bastaard van verschillende andere kruiskruiden[1].

Word je uit je natuurlijke omgeving weggestolen en overgebracht naar het koude, regenachtige en treurige Engeland en ben je sindsdien op zoek naar je roots, dan hoor je plotseling ook nog eens dan je maar een kruising bent. Arm glanzend kruiskruid.  

Gelukkig is hij behoorlijk giftig en kan hij onomkeerbare leverschade veroorzaken.

[1] James, Abbort: Recent, allopatric, homoploid hybrid speciation: The origin of Senecio squalidus (Asteraceae) in the British Isles from a hybrid zone on Mount Etna, Sicily in Evolution - 2015. Zie hier.

Zeevuur

Een plantje dat giftig is en toch is die plant zelf niet de oorzaak van vergiftigingen bij de mens. Een raadsel met een eenvoudig antwoord.
Het probleem is algenbloei van een bepaalde geslacht algen, de Pseudo-nitzschia. Van dat geslacht zijn intussen 58 soorten bekend en 28 daarvan produceren domoïsch zuur. Dat zuur is een neurotoxine en dat zijn gifstoffen die de werking van ons zenuwstelsel in de hersenen negatief beïnvloeden. De informatieoverdracht in ons brein gebeurt via neurotransmitters tussen zenuwcellen. Als die ontregeld raken kan dat potentieel fatale gevolgen hebben.

Domoïsch zuur is zo'n potente neurotoxine dat wetenschappers met enige zorg de omstandigheden in de gaten houden waaronder algen allemaal tegelijkertijd tot bloei komen. Overmatige bloei zorgt namelijk ook voor overmatig afsterven, waardoor er te weinig zuurstof in het water overblijft om een grote hoeveelheid biomassa in stand te houden. Hierdoor kan een grote sterfte onder (bijvoorbeeld) vissen optreden door zuurstoftekorten (hypoxie).

Sommige algen produceren dus domoïsch zuur en tijdens een algenbloei wordt er daardoor extreem veel domoïsch zuur aangemaakt. Die algen (en de restanten daarvan) worden opgeslorpt door zogenaamde filtervoeders, zoals mossels en oesters. Die filteren de voedingsstoffen uit het water. Tegelijkertijd nemen ze dus die neurotoxine op en die wordt in het vetweefsel van de mossel of oester opgenomen. Het stapelt.

Mensen die weekdieren oppeuzelen kunnen daardoor vergiftigd worden. Het levert niet alleen maag- en darmproblemen op, maar ook verwarring en toevallen. Als je voldoende hebt binnengekregen kun je zelfs overlijden. Maar als je er in slaagt de vergiftiging te overleven dan kun je uitkijken naar een levenslang probleem: je korte termijngeheugen is weg. Er bestaan overigens een viertal verschillende vergiftigingsmogelijkheden: Neurotoxic Shellfish Poisoning, Paralytic Shellfish Poisoning, Diarrhetic shellfish poisoning en de hier besproken Amnesic Shellfish Poisoning.

In Nederland wordt sinds 2012 de Alexandrium ostenfeldii aangetroffen. Eerst in de Ouwerkerkse kreek op Schouwen-Duiveland, maar aangezien deze kreek loost op de Oosterschelde is de algensoort ook aangetroffen in de Oosterschelde. En daarmee is de mosselkweek in de Oosterschelde in direct gevaar, want als deze mossels besmet raken dan is de hele sector in gevaar. Dan moeten we weer mossels uit de Waddenzee gaan consumeren. O, wacht...
[Gezonde mosselen uit de Waddenzee-Café 't Noordeke]

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Alexandrium, beschrijft de eerste vindplaats van deze familie, de haven van Alexandrië (Egypte), waar men in 1960 sprak van een 'rood getij' als gevolg van algenbloei. Het tweede deel, ostenfeldii, eert de Deense botanicus Carl Emil Hansen Ostenfeld (1873-1931).

In Engelstalige landen wordt deze soort sea fire genoemd en dus lijkt de Nederlandse soortnaam zeevuur een juiste keuze. De naam zal geen verwarring opleveren met die van de zeevonk (Noctiluca scintillans).

Kanna (of Kaugoed)

Kanna (Sceletium tortuosum) is een vetplantje dat voornamelijk in Zuid-Afrika aangetroffen wordt. Kanna werd daar al eeuwenlang door de inheemse bevolking, zoals de Khoikhoi en San, gebruikt als 'stemmingsverbeteraar'. Toen de Nederlanders meenden dat het gebied een interessante tussenstop kon worden voor de lange reis naar Nederlands Indië, stuurden de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) Jan van Riebeeck (1619-1677) naar die contreien. Hij stichtte in 1652 daar de eerste Europese handelspost en nederzetting bij Kaap de Goede Hoop. Het plaatsje zou uitgroeien tot de Kaapkolonie en uiteindelijk tot het huidige Zuid-Afrika. Ook hij kwam kanna tegen en noemde het plantje kaugoed.
Kanna wordt in gedroogde toestand gekauwd, waardoor de werkzame stoffen vrijkomen. Het speeksel wordt daarna doorgeslikt en het uitgekauwde plantje uitgespuugd.

Deze vetplant groeit langzaam en is aangepast aan het droge woestijnklimaat dat in delen van Zuid-Afrika heerst. Kanna 'kruipt' voorzichtig over de hete bodem en blijft daardoor laag bij de grond. Uiteindelijk kan hij een doorsnede van zo'n 30 centimeter bereiken. Deze soort heeft dikke, vlezige bladeren en prachtige kleine witte bloemen met een gele kern.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Sceletium, is uiteindelijk afgeleid van het Latijnse woord scelus, wat zoiets als 'misdaad' of 'zonde' betekende. Kennelijk zijn diverse soorten binnen het geslacht behoorlijk giftig. Het tweede deel, tortuosum, is ook al Latijn: tortus betekent 'gedraaid' of 'verdraaid', maar ook met de betekenis van 'martelen' (denk: torture in het Engels). Het was een poging om het kauwen te beschrijven.

Kanna heeft een ontspannende en sociaal stimulerende werking. Na het innemen werkt het eerst lichtelijk stimulerend en na ongeveer een uur juist ontspannend. Een aantal mensen ervaren bovendien een verhoogde gevoeligheid voor aanraking en een toename van hun seksdrive. Allemaal redelijk positief, zo zal de neutrale lezer hier opmerken. Wat men echter meestal vergeet te vermelden is dat er regelmatig ataxie kan optreden[1]. Mensen met ataxie hebben moeite met de coördinatie van bewegingen. Veelvoorkomende problemen zijn dan een onzeker looppatroon (‘dronkemansloop’), onduidelijk spreken (‘dubbele tong’) en misgrijpen.

Kanna beveat ongeveer 1 tot 1,5 procent aan alkaloïden, waaronder mesembrine, mesembrenone, mesembrenol en tortuosamine. Daarvan heeft mesembrine het grootste aandeel met 0.3 procent in de bladeren en 0,9 procent in de rest van de plant.

Gevaarlijk? We laten even het Jellinek Instituut aan het woord. Kanna werkt in op de dopamine- en serotonine receptoren in je hersenen. Kanna is een selectieve serotonine heropname remmer (SSRI). Het mag niet worden gecombineerd met andere SSRI’s (antidepressiva zoals Seroxat, Prozac) of MonoAmineOxidase remmers (MAO-I). Het combineren of kort op elkaar gebruiken van MDMA en kanna wordt sterk afgeraden. MDMA veroorzaakt het vrijkomen van grote hoeveelheden serotonine. Dat, gecombineerd met kanna, wat de heropname van deze neurotransmitter blokkeert, zou je je systeem kunnen overbelasten wat het Serotonine Syndroom zou kunnen veroorzaken. Combinatiegebruik met andere middelen wordt sterk afgeraden. Gebruikers rapporteren dat kanna de effecten van cannabis en alcohol kan versterken. Voor de duidelijkheid: het Serotonine Syndroom is potentieel dodelijk.

[1] Loria et al: Effects of Sceletium tortuosum in rats in Journal of Ethnopharmacology - 2014