Zinkschapengras (Festuca guestfalica guestfalica ) is een vaste plant, die behoort tot de grote grassenfamilie (Poaceae). De soort is in ons land zeer zeldzame soort en komt slechts voor in het zuiden van Nederland, het noordoosten van België en het westen van Duitsland. Zinkschapengras is een ecologische specialist van kalkrotsen en met zink verontreinigde bodems.
Zinkschapengras is een polvormende plant en wordt 10 tot 50 centimeter hoog. De soort is in het bezit van blauwgrijze bladeren. Die smalle wortelbladen en de bladeren van de spruiten zijn stijf ingerold, draadvormig en hebben één tot drie ribben. De bladeren van de bloeistengel zijn vlak of stijf ingerold. Zinkschapengras bloeit in mei en juni met een 5 tot 10 centimeter lange pluim met rechtopstaande zijtakken.
In Nederland is het zinkschapengras beperkt tot Zuid-Limburg. De laatste zekere groeiplaats bevindt zich in het Geuldal bij Camerig, nabij de Belgische grens. Vroeger kende deze soort een veel ruimere verspreiding tussen Epen en Mechelen, maar de opruimwoede van ambtenaren om milieuschade te beperken vormden een grote tegenslag voor het zinkschapengras. In Midden- en West-Europa komen een aantal schapengrassen voor die sterk op zinkschapengras lijken, maar die in kleine kenmerken verschillen van 'onze' planten. Soms gaat het daarbij alleen maar om een verschil in het tijdstip op de dag waarop de knoppen opengaan. Waarschijnlijk behoren al deze ondersoorten allemaal tot één en dezelfde ondersoort en zijn de verschillen slechts het gevolg van aanpassingen aan de ondergrond of klimatologische omstandigheden.
Er worden bij ons twee ondersoorten onderscheiden. Ruig schapengras (Festuca guestfalica hirtula) en zinkschapengras (Festuca guestfalica guestfalica). Ook groot schapengras wordt door sommigen gezien als een ondersoort (Festuca guestfalica cinerea). De meeste botanici beschouwen groot schapengras echter als een aparte soort (Festuca lemanii).
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Festuca, is afgeleid uit het Italiaans, waar festuca 'stro' betekende. Het tweede en derde deel, guestfalica, is de Latijnse vorm van Westfalen, het noordelijke deel van de Duitse deelstraat Noordrijn-Westfalen. En jawel, ook daar treffen we het zinkschapengras aan als gevolg van vroege industrialisatie (en dus ook vroege milieuverontreiniging).
Zinkschapengras heeft een groot vermogen om zich aan te passen aan arme en verontreinigde bodems. Die eigenschap is te danken aan mycorrhiza-schimmels, waarmee zinkschapengras in symbiose leeft. Dat samenlevingscontract zorgt er voor dat de opname van water en voedingsstoffen wordt verhoogd. Diezelfde symbiose zorgt er ook voor dat elke plant met de omringende planten is verbonden, waardoor de uitwisseling van voedingsstoffen tussen planten, die ver van elkaar verwijderd zijn, mogelijk wordt.
Uiteraard is het zinkschapengras met hoge niveaus aan zware metalen ongezond voor grazend vee.
Koop het boek 'Zink' van David Reybroeck hier.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten