Japanse steranijs

"What's in a name? That which we call a rose - By any other name would smell as sweet.", zo sprak de 13-jarige Juliet liefdevol over haar 16-jarige Romeo in de tragedie van William Shakespeare. In het Nederlands zou je kunnen zeggen dat het niet uitmaakt hoe je een roos noemt want hij blijft precies zo lekker ruiken. Welnu, het maakt soms wel degelijk verschil zoals we hieronder zullen ontdekken. Je moet in veel gevallen precies omschrijven met welke plant je te maken hebt want anders kan het soms behoorlijk fout gaan.
Chinese steranijs (Illicium verum) is de gedroogde vrucht van een in Azië groeiende boom of struik. Die steranijs ruikt en smaakt zo sterk als gevolg van het feit dat het tot wel 10% anethol, een etherische olie, kan bevatten. Als specerij is het zeer gewild en het is onderdeel van de beroemde Chinese fice-spice powder en van de Indiase garam massala.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Illicium, is van Latijnse afkomst: illicere betekent ‘(aan)lokken’ en het verwoordde de heerlijke geur. Het tweede deel, verum, is ook al een Latijns woord en betekent ‘waar’ of ‘echt’.

Maar de Chinese steranijs heeft ook een kwaadaardig broertje in de persoon van de Japanse steranijs (Illicium anisatum). Uiterlijk is er zo weinig verschil dat zelfs afgestudeerde biologen het verschil niet kunnen zien. En als zij het niet weten, hoe moeten u en ik die beide varianten dan uit elkaar houden?

Misschien dat u gewend bent om af en toe een heerlijk kopje Sterrenmix te drinken. Op zich is dat geen enkel probleem wanneer u het pakje kruidenthee bij een grootwinkelbedrijf gekocht heeft. Koopt u uw kruidenthee echter in bij een enthousiaste amateur of kwakzalver dan loopt u mogelijk een behoorlijk gevaar. Dat werd nog niet zo lang geleden geïllustreerd toen een aantal mensen ernstig ziek werd na het drinken van hun Sterrenmix, waar per ongeluk geen Chinese steranijs in was verwerkt, maar Japanse steranijs.

Die verwisseling had vervelende gevolgen want Japanse steranijs bevat namelijk anisatine, een neurotoxine, dat verantwoordelijk was voor de bij de slachtoffers waargenomen gevoelens van algehele malaise, misselijkheid, braken, diarree, spiertrekkingen, hallucinaties en epileptische aanvallen. Die anisatine is zo extreem giftig dat het zelfs bij kleine hoeveelheden al tot de dood kan leiden als gevolg van een ademhalingsverlamming. In Japan wordt het om die reden als insecticide toegepast.

Voor de volledigheid nog even de oorsprong van het tweede deel van de wetenschappelijke naam van de Japanse steranijs, anisatum, en dus tevens de oorsprong van het Nederlandse woord ‘anijs’. Anison is afgeleid van het Griekse aneton (dille) en anetos betekent 'ontspannen', 'slap' of 'los'. Dat past precies bij de oorsprong van het woord 'dille' want dat stamt uit het oud-Noors. Dylle of dilla betekende 'kalmeren' of 'sussen'. Alles wijst op het oude gebruik van dille en anijs om kalmerend voor de maag te zijn.

Bilzekruid

Het (zwart) bilzekruid (Hyoscyamus niger) is een van de gifstigste planten in onze vaderlandse flora. Hij is lid van de grote nachtschadefamilie (Solanaceae) en daarvan is bekend dat de meeste familieleden bol staan van de giftige en hallucinerende alkaloïden. Het bilzekruid is een bedwelmend riekende zomerbloeier. Zijn geur is de reden dat de Engelsen hem de ‘stinkende nachtschade’ hebben genoemd.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Hyoscyamus, is een combinatiewoord uit het Grieks: huos is ‘zwijn’ of ‘varken’ en kuamos is ‘boon’. Samen is dat dus ‘varkensboon’, naar het idee dat varkens de boontje zouden eten. Het tweede deel, niger, is uiteraard ‘zwart’. De oorsprong van het Nederlandse woord ‘bilzekruid’ is duister. Men vermoedt bilzekruid dat het al zo’n oud woord is dat het af zou kunnen stammen van de Keltische god Belenos, de zonnegod en in het bijzonder de genezende kracht van de (warmte van de) zon.

De hele plant is zeer giftig, vooral de wortel. Die giftigheid is het gevolg van de aanwezigheid van een aantal tropane alkaloïden waaronder scopolamine (hyocine), hyoscyamine en atropine. De effecten van inname van het bilzekruid zijn waanvoorstellingen, verwijde pupillen, rusteloosheid en een rode vlekkerige huid. Gemeld worden bovendien ook hartritmestoornissen, stuiptrekkingen, hevige krampen, gezwollen buik, overgeven, verhoogde bloeddruk, oververhitting, ataxie (een aandoening waarbij iemand de controle over al zijn spieren verliest) en coma. De dood als eindstation van deze vergiftiging is zeer zeker niet uit te sluiten.

Het bilzekruid werd vroeger veelvuldig gebruikt vanwege zijn hallucinerende en narcotiserende werking. De psycho-actieve eigenschappen zijn onder andere visuele hallucinaties en een gevoel van vliegen. Dat is dan ook de historische bron voor de legende dat heksen konden vliegen op hun bezemsteel: niemand heeft ze ooit daadwerkelijk zien vliegen, maar de heks (lees: kruidenvrouwtje) had zelf het gevoel gehad dat ze gevlogen had en toen ze dit aan haar omgeving vertelde vond die haar natuurlijk behoorlijk vreemd. In die tijd moest alles wat ‘vreemd’ was met wortel en tak worden uitgeroeid volgens de kerkvaders.

Toch worden ook tegenwoordig nog wel toepassingen gevonden voor de werkzame stoffen van bilzekruid. Het wordt gebruikt als middel tegen spasmen in de urineblaas of als middel tegen prikkelbare darm syndroom (PDS). Natuurlijk worden hiervoor zorgvuldig uit de plant gedestilleerde stofjes gebruikt, want zou je zelf met die plant gaan prutsen, dan zou je misschien ook willen vliegen.

In een grijs verleden werd bilzekruid gebruikt als deel van een kruidenmensel dat aan sommige bieren werd toegevoegd als smaakmaker en om de houdbaarheid te verlengen. Dat kruidenmengsel, gruit genoemd, is later vervangen door het minder giftige hop.

Zomeralsem

De zomeralsem (Artemisia annua) wordt in Nederland gezien als een incidentele bezoeker. Zijn geboortegrond ligt in de gematigde zones van Azië. Het is een broertje van de al eerder beschreven alsem waar men in het verleden de zo beroemde groengekleurde alcoholische drank absint van maakte. Toch verdient de zomeralsem een plaats in deze serie over gevaarlijke planten, maar daarover later.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Artemisia, heeft zijn naam te danken aan de Griekse godin Artemis, de godin van de jacht en beschermer van het bos en kinderen. Graven we dieper dan geloven taalwetenschappers dat de oervorm van de naam Artemis òf als artemes (veilig) òf als artamos (een slager) kon worden geschreven. Dat weerspiegelt ook al de werking van een geneeskrachtig kruid: precies goed is veilig, terwijl teveel dodelijk kan zijn. Het tweede deel, annua, betekent ‘(een)jarig’.

Ooit werd de zomeralsem door Chinese artsen gebruikt als middel tegen koorts, maar dat gebruik was in onbruik geraakt tot het in 1970 werd herontdekt door de moderne wetenschap. Het bleek namelijk dat een werkzame stof in de zomeralsem, de artemisinine, gebruikt kon worden als geneesmiddel tegen malaria. Van malaria (mala is ‘slecht’ en aria is ‘lucht’) werd in Italië ooit gedacht dat het wel te maken moest hebben met de slechte luchtkwaliteit omdat de nabij Rome liggende moerassen nogal riekten. Ondertussen weten we dat malaria een ziekte is waarbij mensen worden geïnfecteerd met eencellige parasieten, die worden overgebracht door malariamuggen.

Malaria is geen leuke ziekte en kenmerkt zich door hevige en grillige koortsaanvallen, die gepaard gaan met koude rillingen, misselijkheid, braken, diarree, hoofdpijn en spierpijn. Gelukkig zijn er voor de behandeling van malaria een aantal geneesmiddelen beschikbaar. Minder gelukkig is dat de malariaparasiet door onoordeelkundig gebruik van die geneesmiddelen daartegen behoorlijk resistent geworden. Het gevolg daarvan is dat de meeste geneesmiddelen nauwelijks meer werkzaam zijn of dat je zulke paardenmiddelen moet gebruiken dat het middel soms erger lijkt dan de kwaal.

De zomeralsem wordt in Nederland in de botanische tuinen van De Kruidhof in Buitenpost gekweekt om een gewas te ontwikkelen waarin zoveel van de werkzame stof, de artemisinine, zit dat de teelt commercieel aantrekkelijk wordt voor mensen in minder kapitaalkrachtige landen. Wereldwijd is de teelt van de zomeralsem voorlopig nog ontoereikend want er zijn ontelbare potentiële patiënten. Met het drinken van maximaal één kop artemisiathee per week wordt al een aanzienlijke resistentie tegen de malariamuggen opgebouwd.

Bijwerkingen zijn er echter ook: de zomeralsem kan de menstruatie behoorlijk beïnvloeden. Waarschijnlijk is een aftreksel van de plant in China ooit in gebruik geweest als een soort morning-afterpil.

Maar, zoals altijd is de natuur slimmer dan de mens ooit zal worden, want ondertussen zijn er berichten[1] dat in westelijk Cambodia de muskiet ook al resistentie aan het opbouwen is tegen de zo veelbelovende artemisinine. De Kruidhof meent dat een ACT ofwel Artemisinine Combinatie Therapie de (voorlopige) oplossing is. Echte wetenschappers bedoelen met ACT dat, wanneer er twee verschillende werkzame medicijnen gecombineerd worden, de muskiet behoorlijk in de problemen kan raken. De Kruidhof meent dat een combinatie van artemisinine met maisolie de oplossing zal zijn. Dat is het dus niet, want écht onderzoek[2] heeft uitgewezen dat het toevoegen van arachide-olie (uit pinda's) aan artemisinine slechts de biologische beschikbaarheid (bio-availability) verhoogt, maar zeker niet de resistentie van de muskieten uitschakelt

[1] Miotto et al: Multiple populations of artemisinin-resistant Plasmodium falciparum in Cambodia in Nature Genetics - 2013 
[2] Dalrymple: Artemisia annua, Artemisinin, ACTs & Malaria Control in Africa: Tradition, Science and Public Policy - 2012

Kaneel

De specerij kaneel is de gedroogde bast van een altijdgroene boom, die behoort tot de laurierfamilie, de kaneelboom (Cinnamomum zeylanicum). Die boom komt oorspronkelijk voor in de warmere regionen van Azië, maar wordt tegenwoordig overal in de tropen aangeplant. In zuidelijk China wordt een broertje, de Cinnamomum cassia, gebruikt om kaneel van te maken. Kaneel wordt verkregen door de buitenbast van takken af te schrapen en vervolgens de takken te mishandelen waardoor de binnenbast los komt. De gedroogde binnenbast, krult op en dát is onze kaneel.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Cinnamomum, heeft natuurlijk dezelfde oorsprong als het Engelse woord voor kaneel cinnamon. Omdat kaneel al sinds onheugelijke tijden door Arabische handelaren vanuit Azië werd aangevoerd, heeft ook de naam een soortgelijke lange reis achter de rug: de oude Grieken leenden hun woord kinnamomum van het oude Hebreeuwse woord kinamom en het Aramese qunimom. Uiteindelijk zou het van verwant zijn aan het hedendaagse Indonesische kaya manis (‘zoet hout’). Het tweede deel, zeylanicum, is het verlatijnste woord voor Ceylon, het huidige Sri Lanka. Cassia, de soortnaam van zijn broertje, is afkomstig van het Griekse kasia, van het Hebreeuwse q'tsi-ah en qatsa, dat ‘afkappen, afstrippen (van de bast)’ heeft betekend.

De meeste mensen vinden de geur en smaak van kaneel heerlijk. Zijn in alles doordringende geur en smaak heeft het te danken aan een aromatische essentiële olie met de naam cinnamaldehyde. Andere belangrijke stofjes in de kaneel en dus ook kaneelolie zijn ethyl cinnamaat, anethole en eugenol.

Er is wel gesuggereerd dat kaneel een uitstekende insectenverdrijver zou zijn en kaneel(blad)olie is inderdaad uiterst effectief om larven van muskieten te vernietigen. De oplettende lezer zal op dit moment opmerken dat, als kaneelolie larven van muskieten kan doden dat die kaneel toch ook wat ongezonde trekjes moet hebben. Nou, die oplettende lezer heeft gelijk.

De aanwezige eugenol is hepatotoxisch en dat betekent dat het schadelijk is voor de lever. De gevolgen zijn verder bloed in de urine, stuiptrekkingen, diarree, misselijkheid, bewusteloosheid, duizeligheid en een versnelde hartslag. Nu hebben we mazzel dat die eugenol zich voornamelijk in het blad verstopt en dus is een overdosis niet zo heel waarschijnlijk. Voor de rest wordt kaneel traditioneel ingezet tegen kiespijn, hoesten en verkoudheid en, uiteraard in kleine hoeveelheden, tegen diarree en koliek.

Hoewel nog heel wat aanvullend wetenschappelijk onderzoek nodig is lijkt het er op dat kaneel wel eens zou kunnen werken bij de behandeling van diabetes II. Het werkt namelijk bloedsuikerspiegelverlagend en helpt om het niveau van de glucose na het eten te verlagen.

Smeerwortel

Vroeger was alles beter, zo verzuchten mensen vaak als de jaren voorbij zijn gevlogen. Maar wat dan precies zoveel beter was als nu wordt nooit helemaal duidelijk. Misschien dat het leven minder jachtig was en meer overzichtelijk. Een naam als gewone smeerwortel (Symphytum officinale) voldoet aan die zucht naar overzichtelijkheid: het is een plant waarvan de wortel van oudsher gebruikt werd en wordt in smeerseltjes.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, symphytum, is uiteindelijk een combinatiewoord uit het Grieks: sun is ‘samen’ en phuein is ‘groeien’. Samen wordt dat dus ‘samengroeien’ of ‘vergroeien’ en dat vertelt ons direct dat de smeerwortel werd gebruikt bij de genezing van botbreuken. Het tweede deel, officinale, verklaart dat deze plant bij de Romeinen in een apotheek werd verkocht. Het woord ‘apotheek’ zelf komt van het Latijnse woord apotheca dat ‘warenhuis’ betekende, terwijl officinale afkomstig is van officium dat meer iets van ‘dienstverlenen’ betekende.

De smeerwortel bevat allantoïne dat nog steeds gebruikt wordt in smeersels tegen psoriasis en andere huidproblemen. De antieke Grieken en Romeinen gebruikten het echter voornamelijk als een papje voor de ontsmetting van wonden en als een soort gips om gebroken botten op hun plaats te houden. De smeerwortel vermindert verder de pijn, werkt ontstekingsremmend, wordt ingezet bij de behandeling van kneuzingen, chronische aandoeningen van gewrichten en bevordert de genezing van wonden. Tegenwoordig wordt de smeerwortel nog steeds in allerlei zalfjes verwerkt, al heet zo’n zalfje natuurlijk niet ‘smeerwortelzalf’, maar wordt die wat eenvoudige naam vervangen door zijn Latijnse vorm Symphyticum. Zelfde spul, duurdere naam en dus duurder product.

Maar de smeerwortel heeft ook een duistere kant want in diezelfde smeerwortel zitten ook hele giftige pyrrolizidine alkaloïden en om die reden is de verkoop van smeerwortelpreparaten voor inwendig gebruik in een aantal landen verboden. Die pyrrolizidine alkaloïden zijn hapatotoxisch en dat betekent dat ze door hun giftigheid ernstige leverbeschadigingen kunnen veroorzaken. Het spul veroorzaakt littekenachtige weefselvergroeiingen en die zorgen er voor dat kleine adertjes in de lever onbruikbaar worden. Zoiets kan al snel fataal aflopen, vooral bij kwetsbare kleine kinderen, zoals bleek bij een geval in Amerika uit 1976 waar een kind overleed aan leverfalen. De moeder moest toegeven dat zij een behoorlijke hoeveelheid 'gezonde' kruidenthee had gedronken. Die kruidenthee bevatte pyrrolizidine alkaloïden en die werden via de borstvoeding doorgegeven aan haar kind. Een tweede geval vertelt over een jongen van 23 jaar oud wiens lever het had begeven nadat hij een salade van jonge smeerwortels had gegeten.

Zoals de naam ‘smeerwortel’ al zegt is het een wortel die je moet gebruiken om te smeren en hij is niet bedoeld om in te nemen.