De Indische sering (Melia azedarach) wordt ook wel kralenboom genoemd. Hij is inheems in de tropische en subtropische delen van Zuidoost-Azië en Australië.
De volgroeide boom heeft een ronde kroon en is doorgaans 7 tot 12 meter hoog, al kan hij in uitzonderlijke gevallen wel 45 meter hoog worden. De bladeren zijn tot 50 centimeter lang, afwisselend geplaatst, langgesteeld, twee- of driemaal samengesteld (oneven geveerd). Die blaadjes zijn donkergroen aan de bovenkant en lichtergroen aan de onderkant, met gezaagde randen. De bloemen zijn klein en geurig, met vijf lichtpaarse of lila bloemblaadjes, die in trossen groeien. De vrucht is een steenvrucht, zo groot als een knikker, lichtgeel bij rijpheid, hangt de hele winter aan de boom en wordt geleidelijk gerimpeld en bijna wit. De Indische sering heeft maar een korte levensduur, gemiddeld ongeveer 20 jaar.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Melia, levert nogal wat problemen op. Het is afgeleid van het Oudgriekse woord melía (μελία), een naam die door de Griekse filosoof Theophrastus (~371–~287 BC) werd gebruikt voor de pruim-es (Fraxinus ornus) die gelijksoortige bladeren heeft. Het tweede deel, azedarach, is via het Franse azédarac en het Spaanse acederaque uiteindelijk geleend van het Perzische âzâd-deraxt, een combinatiewoord van âzâd ('nobel') en deraxt ('boom'). Samen is dat dus 'nobele boom'.
De plant wordt door inheemse volkeren veel toegepast in de volksgeneeskunst. Gomhars en zaadolie zijn enkele van de stoffen die medicinaal worden toegepast. Een aftreksel van de bladeren wordt gebruikt om sprinkhanen op afstand te houden en dat is op zich al een teken dat de Indische sering giftig moet zijn.
De vruchten zijn geëvolueerd om door dieren gegeten te worden. Ze eten het vruchtvlees rond de harde pit of verorberen de hele vrucht en scheiden dan later die pit weer uit. Als die pit tijdens het opeten wordt beschadigd, wordt het dier blootgesteld aan de gifstoffen in die pit. De processen van kauwen en verteren, en de mate van immuniteit tegen de specifieke gifstoffen, variëren sterk per diersoort, en er zal dan ook een grote variatie zijn in de klinische symptomen na inname.
Vruchten zijn giftig of verdovend voor mensen als ze in redelijke grote hoeveelheden worden gegeten. Volgens de medische literatuur kan menselijke vergiftiging optreden na het eten van 6 tot 9 vruchten, 30 tot 40 zaden of 400 gram van de schor.
De toxines zijn neurotoxines, die voornamelijk in de vruchten voorkomen. Deze zijn chemisch verwant aan azadirachtine, de belangrijkste verbinding in de commercieel belangrijke neemolie, een insecticide. Deze verbindingen houden waarschijnlijk verband met de resistentie van het hout en de zaden tegen plagen.
De eerste vergiftigingsverschijnselen treden enkele uren na inname op. Deze kunnen bestaan uit verlies van eetlust, braken, constipatie of diarree, bloederige ontlasting, maagpijn, longcongestie, hartstilstand, stijfheid, gebrek aan coördinatie en algemene zwakte. De dood kan na ongeveer 24 uur intreden.
De Indische sering wordt in Nederland door diverse leveranciers aangeboden. Tot nu toe is hij in ons land echter nog niet in het wild gesignaleerd.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)

Geen opmerkingen:
Een reactie posten