Spirulina zijn blauwgroene algen, hele kleine plantjes die wereldwijd in zoet of brak water groeien. Er zijn ongeveer 1500 verschillende soorten bekend, waarvan sommigen soms nuttig zijn als voeding, maar anderen hepatitis of maag- en darmontstekingen kunnen veroorzaken. Een tweetal soorten Arthrospira platensis en Arthrospira maxima worden onder de naam spirulina toegepast als voedingssupplementen omdat ze ‘zo gezond voor je zijn’. Maar of dát zo is zal hieronder blijken.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Arthrospira, is wederom een combinatiewoord: arthro komt van het Griekse woord arthron dat ‘verbinding’ of ‘gewricht’ betekent en spira komt uiteindelijk van het Griekse woord speira dat ‘veer’ of ‘draaien’ betekent. Samengevat beschrijft het woord de vorm van het algje. Het tweede deel platensis verwijst naar de Argentijnse rivier Plate waar het plantje voor het eerst is aangetroffen. De andere soort, maxima, betekent ‘groot’.
Van spirulina wordt geclaimd dat het rijk is aan eiwitten en vitamine B12. Bovendien wordt het soms aangeprezen als een middeltje om het hongergevoel te onderdrukken waardoor het ingezet kon worden als hulp bij afslanken.
Vanaf nu gaan we even overschakelen naar de werkelijkheid. Spirulina is inderdaad een alge, maar wel eentje die pas op het toneel verschijnt wanneer het dood is en als schuim op het water drijft. Van een enkele soort wordt gemeld dat deze in tijden van voedselschaarste wordt gegeten, onder andere in het Afrikaanse land Tsjaad. Het hoge gehalte aan eiwitten (soms wordt zelfs 65% gemeld) blijkt complete onzin te zijn omdat er maar verwaarloosbaar weinig eiwit in blijkt te zitten.
Het gemelde hoge gehalte aan vitamine B12 zorgde ervoor dat veganisten (mensen die alleen maar voedsel van plantaardige oorsprong eten) spirulina als een onmisbaar supplement beschouwden, want vitamine B12 is normaal gesproken alleen van dierlijke oorsprong. Uit onderzoek bleek echter dat ook hier het tegendeel het geval was. Spirulina bevat geen vitamine B12, maar een analoog. Een analoge vorm van vitamine B12, ook wel pseudovitamine B12 genoemd, is onwerkzaam, maar kan zeer gevaarijk zijn[1]. De moleculen nemen de plaats in van de zo belangrijke vitamine B12 transportmoleculen in het lichaam en daardoor wordt de opname van de échte vitamine B12 zelf gehinderd.
Spirulina wordt niet alleen gegeten door mensen, maar ook (als het dood is) door insecten, die op hun beurt weer opgepeuzeld worden door vogels. Het schuim, dat dus de spirulina is, wordt dus voortdurend vervuild door dode insecten en vogelpoep. Dát is de potentiële bron van de vitamine échte B12 want de spirulina wordt vervuild uit het water gezeefd, gedroogd en verwerkt. Arme veganisten. Ze bedoelen het zo goed.
Omdat het kweken van spirulina in een gecontroleerde omgeving nogal lastig is en vaak gebeurt in landen waar de kwaliteitscontrole nog in de kinderschoenen staat, zijn de producten vaak ook nog eens vervuild met pesticiden, zware metalen en synthetische geneesmiddelen. Dat laatste is noodzakelijk omdat het middel toch zijn veronderstelde werking bij het afslanken moest behouden. Want ook die claim blijkt geheel onjuist.
Tot slot blijkt uit onderzoek dat vele spirulina-soorten gevaarlijke niveaus aan microcystines bevatten[2][3]. Dat zijn plantaardige gifstoffen, die zich in de lever ophopen en daar uiteindelijk tot onherstelbare beschadigingen kunnen leiden.
[1] Watanabe et al: Pseudovitamin B12 is the predominate cobamide of an algal health food, spirulina tablets in Journal of Agricultural and Food Chemistry - 1999
[2] Gantar, Svirčev: Microalgae and Cyanobacteria: Food for Thought in Toxins (Basel) - 2007. Zie hier.
[3] Roy-Lachapelle et al: Detection of Cyanotoxins in Algae Dietary Supplements in Toxins (Basel) - 2017. Zie hier.
Honingboom
Ook de honingboom (Styphnolobium japonicum) is een vreemdeling, die hier vaak gedachteloos is aangeplant omdat hij het zo goed doet als opvulling van saaie brede straten en kale parken. Van nature komt hij voor in oost-Aziatische landen als China, Korea, Thailand en Japan. In het laatste land wordt hij gebruikt als tempelboom en begraafplaatsboom. Die laatste combinatie tussen gif en de dood hebben we bij de taxus (Taxus baccata) al eens eerder gezien. Als hij erg zijn best doet kan de honingboom wel 20 meter hoog worden.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Styphnolobium, is uiteindelijk een combinatiewoord uit het Grieks: styphno is ‘ruw’ en lobium komt van lobus dat ’peul’ betekent. Samen is dat dus een ruwe peul. Dat klopt. Het tweede deel, japonicum, vertelt ons dat de boom oorspronkelijk uit – onder andere - Japan afkomstig is.
De honingboom is één van de vijftig geneeskrachtige middelen (kruiden, struiken en bomen) die wordt gebruikt in de traditionele Chinese geneeskunde. Die geneeskunde is gebaseerd op fytotherapie, waarbij gebruik wordt gemaakt van onbewerkte plantaardige grondstoffen. Vaak wordt daar een thee van gezet om op die manier de werkzame stoffen eenvoudig in te kunnen nemen. Vergis je niet: ongeveer 90% van alle tegenwoordige medicijnen die in de ‘moderne’ westerse geneeskunde worden voorgeschreven hebben ook een plantaardige herkomst. Het grote voordeel is tegenwoordig dat die stoffen in een smetteloos laboratorium worden gemaakt en getest. In China werd en wordt dat via het systeem van trial and error gedaan. Als je doodging moest de volgende patiënt ietsjes minder gebruiken, als het niet werkte dan moest je ietsjes meer gebruiken.
De honingboom is een niet zo ver familielid van de gouden regen (Laburnum anagyroides) en deelt een aantal gevaarlijke alkaloïden met die plant. Zaden, bladeren en bloemknoppen bevatten een keur aan glycociden, quercetine (rutine) en alkaloïden. Veel van die stofjes hebben specifieke namen gekregen, zoals sophoricoside en sophorine. Maar een aantal zijn zoals gezegd gelijk aan die van de gouden regen: anagyrine, cytosine, methylciticine, matricine en spartaceine.
Die giftige stoffen hebben dus een aantal vervelende gevolgen want het is bijvoorbeeld abortusopwekkend. Een brouwsel wordt op de Filippijnen voorgeschreven als een opwekker van menstruatie en om keelklachten te behandelen. Ook wordt het gebruikt als een pijlgif. In Thailand worden takken gebruikt als middel om ‘gasvorming’ (scheten) te voorkomen en als middel om koorts te verlagen. Voor de rest stimuleert het de urine-afscheiding, is het een braakmiddel en een laxeermiddel.
Om deze keer eens positief te eindigen: vroeger werd er uit de honingboom een gele kleurstof gewonnen en die was zeer gewild in de batik- en zijde-industrie.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Styphnolobium, is uiteindelijk een combinatiewoord uit het Grieks: styphno is ‘ruw’ en lobium komt van lobus dat ’peul’ betekent. Samen is dat dus een ruwe peul. Dat klopt. Het tweede deel, japonicum, vertelt ons dat de boom oorspronkelijk uit – onder andere - Japan afkomstig is.
De honingboom is één van de vijftig geneeskrachtige middelen (kruiden, struiken en bomen) die wordt gebruikt in de traditionele Chinese geneeskunde. Die geneeskunde is gebaseerd op fytotherapie, waarbij gebruik wordt gemaakt van onbewerkte plantaardige grondstoffen. Vaak wordt daar een thee van gezet om op die manier de werkzame stoffen eenvoudig in te kunnen nemen. Vergis je niet: ongeveer 90% van alle tegenwoordige medicijnen die in de ‘moderne’ westerse geneeskunde worden voorgeschreven hebben ook een plantaardige herkomst. Het grote voordeel is tegenwoordig dat die stoffen in een smetteloos laboratorium worden gemaakt en getest. In China werd en wordt dat via het systeem van trial and error gedaan. Als je doodging moest de volgende patiënt ietsjes minder gebruiken, als het niet werkte dan moest je ietsjes meer gebruiken.
De honingboom is een niet zo ver familielid van de gouden regen (Laburnum anagyroides) en deelt een aantal gevaarlijke alkaloïden met die plant. Zaden, bladeren en bloemknoppen bevatten een keur aan glycociden, quercetine (rutine) en alkaloïden. Veel van die stofjes hebben specifieke namen gekregen, zoals sophoricoside en sophorine. Maar een aantal zijn zoals gezegd gelijk aan die van de gouden regen: anagyrine, cytosine, methylciticine, matricine en spartaceine.
Die giftige stoffen hebben dus een aantal vervelende gevolgen want het is bijvoorbeeld abortusopwekkend. Een brouwsel wordt op de Filippijnen voorgeschreven als een opwekker van menstruatie en om keelklachten te behandelen. Ook wordt het gebruikt als een pijlgif. In Thailand worden takken gebruikt als middel om ‘gasvorming’ (scheten) te voorkomen en als middel om koorts te verlagen. Voor de rest stimuleert het de urine-afscheiding, is het een braakmiddel en een laxeermiddel.
Om deze keer eens positief te eindigen: vroeger werd er uit de honingboom een gele kleurstof gewonnen en die was zeer gewild in de batik- en zijde-industrie.
Zilverkaars
Als je alle advertenties mag geloven (wat je dus beslist niet moet doen) dan helpt zilverkaars (Cimicifuga racemosa) bij allerlei overgangsklachten bij vrouwen. Het schijnt geheel veilig te zijn want het zit onder andere in de bekende producten Ymea en Famosan (van het kwakzalversbedrijf Vogel). Op de website van Ymea wordt gemeld dat zilverkaars ‘een heilzame plant is’ en ‘helpt bij overgangsverschijnselen, zoals opvliegers, nachtelijk transpireren, vermoeidheid, wisselende stemmingen, prikkelbare gevoelens, neerslachtige gevoelens en innerlijke onrust’. De zilverkaars ‘komt voor in Noord Amerika’. Uit betrouwbaar wetenschappelijk onderzoek blijkt dat alleen dat laatste een feit is dat op waarheid is gebaseerd want zijn wortels staan inderdaad in het Noord-Amerikaanse continent.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Cimicifuga, is een combinatiewoord uit het Latijn. Cimicis zijn ‘kleine insecten’ en fugo heeft verschillende mogelijkheden: fugo (‘wordt gemeden door’), fugare (‘uitgebannen’) of fugatum (op de vlucht gejaagd). Samengevat is het dus een plantengeslacht dat insecten verjaagt door een afschrikwekkende geur af te scheiden. Het tweede deel, racemosa, komt van het Latijnse woord racemus dat ‘(druiven)tros’ betekende en de vorm van de bloemen beschrijft.
Nu op naar de veronderstelde werking van de zilverkaars. Uit onderzoek is aangetoond dat bij overgangsklachten een hormonale behandeling (oestrogeen) het allerbeste werkt. Bovendien vermindert de oestrogeen ook nog eens de botontkalking en verbeteren ze de cholesterolwaarden. Het vervelende is dat er heel soms ook ernstige bijwerkingen kunnen optreden, zoals een licht verhoogde kans op het ontstaan van trombose en borstkanker. Het lijkt dus een goed idee om eens rond te kijken of er een middel bestaat dat wel de voordelen, maar niet de nadelen van ‘de pil’ bezit.
De zilverkaars wordt aangeprezen als een volledig veilig en werkzaam middel dat vrouwen dus probleemloos kunnen slikken. De grauwe werkelijkheid is echter anders. De geclaimde werkzaamheid van zilverkaars bij overgangsklachten is nimmer aangetoond in onomstreden wetenschappelijke onderzoeken (gerandomiseerd en dubbelblind)[1]. De wetenschappers concuderen dat 'the evidence on efficacy for hot flashes is divided, with some benefits seen when compared with baseline, but not when compared with placebo'.
Over de effecten op de lange termijn was ook nog niets bekend toen het middel iets te optimistisch op de markt werd gezet. Ondertussen blijkt dat er wereldwijd en ook in Nederland een toenemend aantal gevallen van leverproblemen zijn ontstaan[2]. Die problemen varieerden van een ernstig gestoorde leverfunctie tot bepaalde vormen van hepatitis. Na het stoppen met het middel genazen de meeste patiënten.
Het advies luidt: Indien je huid geel en/of het wit van je ogen geel kleurt of je urine donker is ga dan direct naar de huisarts. Als die problemen met de lever constateert, stop dan onmiddellijk met het gebruik van het zilverkaars bevattende product. Indien je ooit leverproblemen hebt gehad, dan wordt het gebruik van zilverkaars zeker ernstig afgeraden. Maar aangezien zilverkaars vrijwel zeker niet helpt tegen opvliegers, zou je het alvast aan je huisarts moeten vertellen voordat je begint. Dan kan die het idee uit je hoofd praten.
[1] Fritz et al: Black cohosh and breast cancer: a systematic review in Integrative Cancer Research - 2014
[2] Enbom et al: Mechanism of hepatotoxicity due to black cohosh (Cimicifuga racemosa): histological, immunohistochemical and electron microscopy analysis of two liver biopsies with clinical correlation in Experimental and Molecular Pathology - 2014
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Cimicifuga, is een combinatiewoord uit het Latijn. Cimicis zijn ‘kleine insecten’ en fugo heeft verschillende mogelijkheden: fugo (‘wordt gemeden door’), fugare (‘uitgebannen’) of fugatum (op de vlucht gejaagd). Samengevat is het dus een plantengeslacht dat insecten verjaagt door een afschrikwekkende geur af te scheiden. Het tweede deel, racemosa, komt van het Latijnse woord racemus dat ‘(druiven)tros’ betekende en de vorm van de bloemen beschrijft.
Nu op naar de veronderstelde werking van de zilverkaars. Uit onderzoek is aangetoond dat bij overgangsklachten een hormonale behandeling (oestrogeen) het allerbeste werkt. Bovendien vermindert de oestrogeen ook nog eens de botontkalking en verbeteren ze de cholesterolwaarden. Het vervelende is dat er heel soms ook ernstige bijwerkingen kunnen optreden, zoals een licht verhoogde kans op het ontstaan van trombose en borstkanker. Het lijkt dus een goed idee om eens rond te kijken of er een middel bestaat dat wel de voordelen, maar niet de nadelen van ‘de pil’ bezit.
De zilverkaars wordt aangeprezen als een volledig veilig en werkzaam middel dat vrouwen dus probleemloos kunnen slikken. De grauwe werkelijkheid is echter anders. De geclaimde werkzaamheid van zilverkaars bij overgangsklachten is nimmer aangetoond in onomstreden wetenschappelijke onderzoeken (gerandomiseerd en dubbelblind)[1]. De wetenschappers concuderen dat 'the evidence on efficacy for hot flashes is divided, with some benefits seen when compared with baseline, but not when compared with placebo'.
Over de effecten op de lange termijn was ook nog niets bekend toen het middel iets te optimistisch op de markt werd gezet. Ondertussen blijkt dat er wereldwijd en ook in Nederland een toenemend aantal gevallen van leverproblemen zijn ontstaan[2]. Die problemen varieerden van een ernstig gestoorde leverfunctie tot bepaalde vormen van hepatitis. Na het stoppen met het middel genazen de meeste patiënten.
Het advies luidt: Indien je huid geel en/of het wit van je ogen geel kleurt of je urine donker is ga dan direct naar de huisarts. Als die problemen met de lever constateert, stop dan onmiddellijk met het gebruik van het zilverkaars bevattende product. Indien je ooit leverproblemen hebt gehad, dan wordt het gebruik van zilverkaars zeker ernstig afgeraden. Maar aangezien zilverkaars vrijwel zeker niet helpt tegen opvliegers, zou je het alvast aan je huisarts moeten vertellen voordat je begint. Dan kan die het idee uit je hoofd praten.
[1] Fritz et al: Black cohosh and breast cancer: a systematic review in Integrative Cancer Research - 2014
[2] Enbom et al: Mechanism of hepatotoxicity due to black cohosh (Cimicifuga racemosa): histological, immunohistochemical and electron microscopy analysis of two liver biopsies with clinical correlation in Experimental and Molecular Pathology - 2014
Geelhartje
Het geelhartje (Linum catharticum) komt voor in het grootste deel van Europa: van de Atlantische kusten tot de Oeral in Rusland. Voorts heeft hij zich weten te vestigen in noordelijk Afrika en de oostelijke delen van Noord-Amerika. In Nederland komt het geelhartje nog vrij veel voor in de duinen, maar in de rest van Nederland is het zo zeldzaam geworden dat hij uit voorzorg maar op de bekende rode lijst van met uitsterven bedreigde plantensoorten is geplaatst. Het plantje heeft witte bloemetjes met een geelhartje. Vandaar zijn naam natuurlijk.
Zijn uiterlijk heeft het geelhartje niet echt mee want het is een wat onooglijk plantje. Hij is een zeer kleine, spichtige, maar toch elegante blauwgroene zomerbloeier. Al naar gelang de standplaats kan het geelhartje één- of tweejarig zijn. Bestuiving door insecten komt voor, maar spontane zelfbestuiving wordt vaker waargenomen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Linum, is de oude Latijnse naam voor vlas, maar dat oorspronkelijk ‘draad’ betekende. Van vlas werd een draad gemaakt waarmee linnen geweven werd. In het Nederlandse woord ‘linnen’ zie je ook nog dat oude woord linum terug. Het tweede deel, catharticum, heeft een Griekse oorsprong waar kathartikos afstamt van het vroegere woord katharein, dat ‘zuiveren’ en ‘purgeren’ betekende in de zin van ‘schoonmaken’ van het lichaam of geest. Samengesmolten betekent de wetenschappelijke naam dus ‘purgeervlas’.
Daarmee zitten we natuurlijk direct bij de wat mindere aspecten van het geelhartje. Het is namelijk giftig als gevolg van de aanwezigheid van cucurbitacines, die in het geelhartje de naam lininen heeft gegeven. Het zijn biochemische stofjes, een soort steroïde, die bepaalde planten aanmaken om zichzelf tegen de vraatzuchten van planteneters te beschermen. Die stofjes worden gezien als de meest bittere die mensen en dieren kunnen proeven en waardoor vooral dieren met een boog om de planten heen zullen grazen. Die stof werd ook als medicijn ingezet en wel als sterk laxeermiddel. In de volksgeneeskunst werd het geelhartje ook gebruikt bij zaken als een traagwerkende lever, geelzucht, verstopping, spijsverteringsproblemen, waterzucht, spit met uitstralende pijn of ontsteking van het neusslijmvlies.
Een oud recept vertelt ons dat het geelhartje vooral in Engeland werd gebruikt om de darmwerking te bevorderen: 100 gram gedroogde geelhartjes moet als een thee worden getrokken in een liter water. Vaak werd daar pepermuntblad aan toegevoegd om de zo bittere smaak van het geelhartje ietwat te maskeren. Een wijnglas per dag zou dan voldoende moeten zijn om het gewenste effect te krijgen. Aan de andere kant wordt ook gewezen op het feit dat je het niet aan zwangere vrouwen moet toedienen, omdat de hevige darmwerking wel eens een abortus of vroeggeboorte kon opwekken.
Zijn uiterlijk heeft het geelhartje niet echt mee want het is een wat onooglijk plantje. Hij is een zeer kleine, spichtige, maar toch elegante blauwgroene zomerbloeier. Al naar gelang de standplaats kan het geelhartje één- of tweejarig zijn. Bestuiving door insecten komt voor, maar spontane zelfbestuiving wordt vaker waargenomen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Linum, is de oude Latijnse naam voor vlas, maar dat oorspronkelijk ‘draad’ betekende. Van vlas werd een draad gemaakt waarmee linnen geweven werd. In het Nederlandse woord ‘linnen’ zie je ook nog dat oude woord linum terug. Het tweede deel, catharticum, heeft een Griekse oorsprong waar kathartikos afstamt van het vroegere woord katharein, dat ‘zuiveren’ en ‘purgeren’ betekende in de zin van ‘schoonmaken’ van het lichaam of geest. Samengesmolten betekent de wetenschappelijke naam dus ‘purgeervlas’.
Daarmee zitten we natuurlijk direct bij de wat mindere aspecten van het geelhartje. Het is namelijk giftig als gevolg van de aanwezigheid van cucurbitacines, die in het geelhartje de naam lininen heeft gegeven. Het zijn biochemische stofjes, een soort steroïde, die bepaalde planten aanmaken om zichzelf tegen de vraatzuchten van planteneters te beschermen. Die stofjes worden gezien als de meest bittere die mensen en dieren kunnen proeven en waardoor vooral dieren met een boog om de planten heen zullen grazen. Die stof werd ook als medicijn ingezet en wel als sterk laxeermiddel. In de volksgeneeskunst werd het geelhartje ook gebruikt bij zaken als een traagwerkende lever, geelzucht, verstopping, spijsverteringsproblemen, waterzucht, spit met uitstralende pijn of ontsteking van het neusslijmvlies.
Een oud recept vertelt ons dat het geelhartje vooral in Engeland werd gebruikt om de darmwerking te bevorderen: 100 gram gedroogde geelhartjes moet als een thee worden getrokken in een liter water. Vaak werd daar pepermuntblad aan toegevoegd om de zo bittere smaak van het geelhartje ietwat te maskeren. Een wijnglas per dag zou dan voldoende moeten zijn om het gewenste effect te krijgen. Aan de andere kant wordt ook gewezen op het feit dat je het niet aan zwangere vrouwen moet toedienen, omdat de hevige darmwerking wel eens een abortus of vroeggeboorte kon opwekken.
Muurpeper
De muurpeper (Sedum acre) komt voor in heel Europa, Klein-Azië en noordelijk Marokko. In Noord-Amerika en Nieuw-Zeeland heeft hij zich weten te ontworstelen aan tuintjes en komt daar nu ook in het wild voor. Hij stelt weinig eisen aan de bodem, maar houdt wel van de volle zon. Het is een vetplant, die tot 25 centimeter hoog kan worden. De stengels liggen en vertakken zich sterk, zodat de plant in sommige gevallen zelfs dikke kussens vormt. Deze plantensoort je aantreffen tussen stoeptegels, langs kaden, muren of tussen grind, stoeptegels of basaltblokken van dijken.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Sedum, is afkomstig van het Latijnse woord sedo dat ‘zich vestigen’ betekent en de eigenschap van de muurpeper verklaart dat hij bijna overal kan overleven. Het tweede deel, acre, stamt eveneens uit het Latijns want acer is ‘scherp’ of ‘bitter’. Vergelijk het met het tegenwoordige Engelse woord acrid dat hetzelfde betekent. Maar beide woorden hebben hun bron uit het nog oudere Griekse woord akis dat ‘scherpe punt (van een pijl)’ heeft betekend.
Dan is tegelijkertijd ook zijn Nederlandse naam verklaard omdat de muurpeper zich immers ook op muren kan vestigen en zijn blad peperachtig scherp smaak. Om die reden werd de muurpeper vroeger tijden wel eens als kruid gebruikt, maar voorzichtigheid is altijd geboden. De plant bevat namelijk hoge concentraties aan piperidine alkaloïden, waaronder sedridines, sedinone en isopelletierine. Pipiridines zitten ook in zwarte peper (Piper nigrum) verscholen en geven deze specerij diens pittige smaak.
In oude en vergeten tijden werd de muurpeper gebruikt om gevallen van epilepsie en huidproblemen te behandelen, maar het was ook zo potent dat het in het oude Griekenland met een alcoholhoudende drank werd verdund en vervolgens werd toegepast om abortussen op te wekken. Onverdund opdrinken was geen goed idee omdat het plantensap irritaties en ontstekingen van de slijmvliezen (en die zitten niet alleen in je mond, maar bijvoorbeeld ook in je maag) zal opleveren, alsmede maag- en darmkrampen, verlammingsverschijnselen en een verlamming van de ademhaling. Diezelfde irritaties werden ooit echter wel met enig succes gebruikt om pijnlijke likdoorns en wratten te verwijderen.
Gelukkig hebben we ook nog de homeopathie waarbij men gelooft dat je allerhande giftige planten kunt gebruiken om gezondheidsproblemen op te lossen. Deze keer denkt de homeopaat dat een tinctuur werkzaam zal zijn tegen anale kloofjes en krampen. Ik hoop dat iedereen zo langzamerhand begrijpt dat je gewoon een paar druppels pure alcohol als duur medicijn aan het gebruiken bent.
In Engeland had de plant een mooie volksnaam: Welcome Home Husband Though Never So Drunk. Het eten van muurpeper zou je viriliteit kunnen verhogen. Het blad werd door de man als peperige smaakmaker op vlees gegeten en daarna zouden zijn seksuele prestaties verbeteren.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Sedum, is afkomstig van het Latijnse woord sedo dat ‘zich vestigen’ betekent en de eigenschap van de muurpeper verklaart dat hij bijna overal kan overleven. Het tweede deel, acre, stamt eveneens uit het Latijns want acer is ‘scherp’ of ‘bitter’. Vergelijk het met het tegenwoordige Engelse woord acrid dat hetzelfde betekent. Maar beide woorden hebben hun bron uit het nog oudere Griekse woord akis dat ‘scherpe punt (van een pijl)’ heeft betekend.
Dan is tegelijkertijd ook zijn Nederlandse naam verklaard omdat de muurpeper zich immers ook op muren kan vestigen en zijn blad peperachtig scherp smaak. Om die reden werd de muurpeper vroeger tijden wel eens als kruid gebruikt, maar voorzichtigheid is altijd geboden. De plant bevat namelijk hoge concentraties aan piperidine alkaloïden, waaronder sedridines, sedinone en isopelletierine. Pipiridines zitten ook in zwarte peper (Piper nigrum) verscholen en geven deze specerij diens pittige smaak.
In oude en vergeten tijden werd de muurpeper gebruikt om gevallen van epilepsie en huidproblemen te behandelen, maar het was ook zo potent dat het in het oude Griekenland met een alcoholhoudende drank werd verdund en vervolgens werd toegepast om abortussen op te wekken. Onverdund opdrinken was geen goed idee omdat het plantensap irritaties en ontstekingen van de slijmvliezen (en die zitten niet alleen in je mond, maar bijvoorbeeld ook in je maag) zal opleveren, alsmede maag- en darmkrampen, verlammingsverschijnselen en een verlamming van de ademhaling. Diezelfde irritaties werden ooit echter wel met enig succes gebruikt om pijnlijke likdoorns en wratten te verwijderen.
Gelukkig hebben we ook nog de homeopathie waarbij men gelooft dat je allerhande giftige planten kunt gebruiken om gezondheidsproblemen op te lossen. Deze keer denkt de homeopaat dat een tinctuur werkzaam zal zijn tegen anale kloofjes en krampen. Ik hoop dat iedereen zo langzamerhand begrijpt dat je gewoon een paar druppels pure alcohol als duur medicijn aan het gebruiken bent.
In Engeland had de plant een mooie volksnaam: Welcome Home Husband Though Never So Drunk. Het eten van muurpeper zou je viriliteit kunnen verhogen. Het blad werd door de man als peperige smaakmaker op vlees gegeten en daarna zouden zijn seksuele prestaties verbeteren.
Heksenmelk
Een plant met de naam heksenmelk (Euphorbia esula) voorspelt niet veel goeds. Hij is inheems in Noordelijk en Zuidelijk Europa en zijn areaal verspreidt zich oostwaarts tot Siberië en het Koreaanse schiereiland. Het is een bijna struikachtige overblijvende plant, die een hoogte van een dikke meter kan bereiken. Eerder in deze serie hebben we al zijn broertjes de Christusdoorn en het kroontjeskruid beschreven.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Euphorbia, eert zoals we al hebben gezien, Euphorbus. Dat was de lijfarts van koning Juba de Tweede (52 vC – 23 nC), heerser over het Berberkoninkrijk Numidia, nu een deel van het huidige Algerije. Toen Juba vernam dat Julius Ceaser zijn eigen lijfarts had beloond door een heus standbeeld voor hem op te richten, kon Juba voor zijn gevoel niet achterblijven en vernoemde een heel plantengeslacht naar zijn lijfarts. Een beetje overdreven misschien, maar je moet toch wat als koning. Het tweede deel, esula, is een oude Latijnse naam voor wolfsmelk. Duiken we verder in de herkomst van dat woord dan blijkt dat de Romeinen het woord schaamteloos hebben geleend van de Kelten: het Keltische woord esu betekende ‘scherp’. Het verwijst naar de scherpe, bittere smaak van het melksap.
Aan dat witte melksap ofwel de latex dankt de heksenmelk zijn naam en het wordt algemeen gezien als de meest vervelende inhoudsstof. De heksenmelk zelf heeft er geen vervelende bedoelingen mee en het melksap zorgt er slechts voor dat de plant minder snel bevriest bij de eerste of laatste nachtvorst. Het werkt dus als een soort anti-vries voor planten. De plant laat het melksap stromen wanneer de steel beschadigd raakt. Het brandende gevoel varieert per soort en is bij deze soort wel op zijn ergst. Het melksap bevat esters, die bij mensen dermatitis (een huidontsteking) en pijn veroorzaakt. Er ontstaan zwellingen en blaren, die na verloop van tijd ook nog eens erger worden. Uiteindelijk heb je wonden, die lijken op tweede graadsverbrandingen plus de daarbij horende littekens
In je ogen wrijven is ook een heel slecht idee omdat het melksap leidt tot een ontsteking van het bindvlies dat de buitenkant van het oogwit en de binnenkant van de oogleden bekleedt. Dat kán leiden tot een gedeeltelijke of zelfs permanente blindheid.
De heksenmelk wordt in Noord-Amerika gezien als een hinderlijke soort omdat hij daar als exoot niet thuishoort en zich onbeschaamd aan het uitbreiden is. Dat gaat erg eenvoudig omdat de plant bepaalde gifstoffen in de bodem uitscheidt die andere planten verhinderen om te groeien. De heksenmelk doet dus aan chemische oorlogvoering.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Euphorbia, eert zoals we al hebben gezien, Euphorbus. Dat was de lijfarts van koning Juba de Tweede (52 vC – 23 nC), heerser over het Berberkoninkrijk Numidia, nu een deel van het huidige Algerije. Toen Juba vernam dat Julius Ceaser zijn eigen lijfarts had beloond door een heus standbeeld voor hem op te richten, kon Juba voor zijn gevoel niet achterblijven en vernoemde een heel plantengeslacht naar zijn lijfarts. Een beetje overdreven misschien, maar je moet toch wat als koning. Het tweede deel, esula, is een oude Latijnse naam voor wolfsmelk. Duiken we verder in de herkomst van dat woord dan blijkt dat de Romeinen het woord schaamteloos hebben geleend van de Kelten: het Keltische woord esu betekende ‘scherp’. Het verwijst naar de scherpe, bittere smaak van het melksap.
Aan dat witte melksap ofwel de latex dankt de heksenmelk zijn naam en het wordt algemeen gezien als de meest vervelende inhoudsstof. De heksenmelk zelf heeft er geen vervelende bedoelingen mee en het melksap zorgt er slechts voor dat de plant minder snel bevriest bij de eerste of laatste nachtvorst. Het werkt dus als een soort anti-vries voor planten. De plant laat het melksap stromen wanneer de steel beschadigd raakt. Het brandende gevoel varieert per soort en is bij deze soort wel op zijn ergst. Het melksap bevat esters, die bij mensen dermatitis (een huidontsteking) en pijn veroorzaakt. Er ontstaan zwellingen en blaren, die na verloop van tijd ook nog eens erger worden. Uiteindelijk heb je wonden, die lijken op tweede graadsverbrandingen plus de daarbij horende littekens
In je ogen wrijven is ook een heel slecht idee omdat het melksap leidt tot een ontsteking van het bindvlies dat de buitenkant van het oogwit en de binnenkant van de oogleden bekleedt. Dat kán leiden tot een gedeeltelijke of zelfs permanente blindheid.
De heksenmelk wordt in Noord-Amerika gezien als een hinderlijke soort omdat hij daar als exoot niet thuishoort en zich onbeschaamd aan het uitbreiden is. Dat gaat erg eenvoudig omdat de plant bepaalde gifstoffen in de bodem uitscheidt die andere planten verhinderen om te groeien. De heksenmelk doet dus aan chemische oorlogvoering.
Paternosterboontje
Soms moeten mensen tegen zichzelf in bescherming worden genomen. Dat is zeker het geval met het paternosterboontje (Abrus precatorius). De plant is ook wel bekend als weesboontje en dat moet eigenlijk wel genoeg zeggen. Het paternosterboontje is inheems in Indonesië, maar is in veel (sub)tropische gebieden ingevoerd en hij is daar een ‘pest’ geworden. In de tropen, zo is op veel internetpagina’s te lezen, worden er van die leuke kleurige boontjes kettingen van geregen en die worden als gelukssymbool aan onwetende toeristen verkocht. Je geluk is direct voorbij als je in aanraking komt met het potente gif van het paternosterboontje.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Abrus, is van Griekse herkomst en betekent ‘zacht’ of ‘delicaat’ en beschrijft de extreme zachtheid van de bladeren van het geslacht. Het tweede deel, precatorius, is gerelateerd aan het Latijnse woord precatus dat ‘bidden’ of ‘smeken’ betekent. Dit verwijst naar het oude gebruik om de boontjes als rozenkrans te gebruiken. De Nederlandse naam ‘paternoster’ (‘onze vader’) is een ander woord voor ‘rozenkrans’.
Het paternosterboontje is als plant een klimplant, die de steun van bomen nodig heeft om zich op te werken. De vele tere bladeren zijn gevoelig voor licht en zullen ’s nachts gaan hangen.
Het gif zit opgehoopt in de harde en waterdichte boontjes en die omstandigheid kan je leven redden mocht je een boontje binnenkrijgen. Ze zijn namelijk zo hard dat ze je maag- en darmstelsel kunnen passeren zonder beschadigd te raken. Maar zelfs de kleinste beschadiging, waardoor de kleinste hoeveelheid gif kan ontsnappen, kan al dodelijk zijn. Het gif wordt abrine genoemd en is een supergiftig broertje van het toch al dodelijke ricine van de wonderboon.
Die giftigheid is het gevolg van het feit dat het de ribosomen in je lichaam aantast. Ribosomen zijn eiwitten, die noodzakelijk zijn bij de opbouw van meer complexere eiwitten.
Zelfs inname van de kleinste hoeveelheid van de abrine levert al problemen op: na één tot drie dagen van schijnbare rust krijg je last van misselijkheid, overgeven, maag- en darmkrampen, diarree, uitdrogingsverschijnselen. Daarna volgen pas de echt ernstige symptomen zoals het uitvallen van diverse organen, zoals lever, nieren, longen en hart. Daarna ben je dus dood.
Een goede test om de giftigheid te beschrijven is de LD50-test waarbij gekeken wordt hoeveel van het gif nodig is om de helft van de gebruikte proefdieren (lees: muizen) te doden. Bij het toch al dodelijke ricine is dat 3 microgram per kilo lichaamsgewicht. Da’s dus maar heel weinig. Abrine is zo giftig dat er maar 0,04 microgram nodig is om hetzelfde resultaat te bereiken.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Abrus, is van Griekse herkomst en betekent ‘zacht’ of ‘delicaat’ en beschrijft de extreme zachtheid van de bladeren van het geslacht. Het tweede deel, precatorius, is gerelateerd aan het Latijnse woord precatus dat ‘bidden’ of ‘smeken’ betekent. Dit verwijst naar het oude gebruik om de boontjes als rozenkrans te gebruiken. De Nederlandse naam ‘paternoster’ (‘onze vader’) is een ander woord voor ‘rozenkrans’.
Het paternosterboontje is als plant een klimplant, die de steun van bomen nodig heeft om zich op te werken. De vele tere bladeren zijn gevoelig voor licht en zullen ’s nachts gaan hangen.
Het gif zit opgehoopt in de harde en waterdichte boontjes en die omstandigheid kan je leven redden mocht je een boontje binnenkrijgen. Ze zijn namelijk zo hard dat ze je maag- en darmstelsel kunnen passeren zonder beschadigd te raken. Maar zelfs de kleinste beschadiging, waardoor de kleinste hoeveelheid gif kan ontsnappen, kan al dodelijk zijn. Het gif wordt abrine genoemd en is een supergiftig broertje van het toch al dodelijke ricine van de wonderboon.
Die giftigheid is het gevolg van het feit dat het de ribosomen in je lichaam aantast. Ribosomen zijn eiwitten, die noodzakelijk zijn bij de opbouw van meer complexere eiwitten.
Zelfs inname van de kleinste hoeveelheid van de abrine levert al problemen op: na één tot drie dagen van schijnbare rust krijg je last van misselijkheid, overgeven, maag- en darmkrampen, diarree, uitdrogingsverschijnselen. Daarna volgen pas de echt ernstige symptomen zoals het uitvallen van diverse organen, zoals lever, nieren, longen en hart. Daarna ben je dus dood.
Een goede test om de giftigheid te beschrijven is de LD50-test waarbij gekeken wordt hoeveel van het gif nodig is om de helft van de gebruikte proefdieren (lees: muizen) te doden. Bij het toch al dodelijke ricine is dat 3 microgram per kilo lichaamsgewicht. Da’s dus maar heel weinig. Abrine is zo giftig dat er maar 0,04 microgram nodig is om hetzelfde resultaat te bereiken.
Flamingoplant
De flamingoplant (Anthurium scherzerianum) heeft ooit een prijs gewonnen: hij werd uitgeroepen tot ‘Bureauplant van het Jaar 2010’. Volgens het juryrapport zuivert hij de lucht, is hij eenvoudig te verzorgen en kan hij tegen een stootje. De plant was destijds de opvolger van de Goudpalm. De juryvoorzitter liet zich tijdens de presentatie nog even gaan en verklaarde enthousiast: ‘Doordat de flamingoplant tevens in grotere maten verkrijgbaar is, kan de plant in huis en op kantoor ook op de grond geplaatst worden. De kleinere maten zijn juist uitstekend geschikt om op het bureau naast het beeldscherm te zetten. Een belangrijke plek, want onderzoek heeft juist aangetoond dat iedereen die langer dan vier uur per dag met een beeldscherm werkt, zich aantoonbaar prettiger voelt en productiever is dankzij planten op de werkplek. De Flamingoplant is een echt kantoormaatje.' Hij vergat gemakshalve maar te melden dat de plant giftig is.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Anthurium, is weer eens een combinatiewoord uit het Grieks: ánthos (ἄνθος) is ‘bloem’ en ourā́(οὐρᾱ́) is ‘staart’. Met andere woorden: de bloem heeft een soort staart ofwel een spadix. Het tweede deel, scherzerianum, vernoemt de Oostenrijkse arts en botanicus Dr. Karl von Scherzer (1821-1903), die in 1857 als eerste een exemplaar van de flamingoplant ontdekte in de oerwouden van het Midden-Amerikaanse Costa Rica en meenam naar zijn thuisland.
De flamingoplanten behoren tot de grotere familie van de aronskelken en deelt daarmee ook wat gifstoffen. De bladeren en de steel van de flamingoplant zijn giftig als gevolg van de aanwezigheid van rafiden (vlijmscherpe naaldvormige niet in wateroplosbare calcium oxalaat kristallen) plus een aantal nog niet precies beschreven eiwitsplitsende enzymen, die histamine en kinines vrijmaken. Die combinatie heeft bij inname nogal wat vervelende gevolgen: een pijnlijke brandende en jeukende sensatie van de lippen en mondholte. Er is bovendien een ontstekingsreactie met zwellingen en blaarvorming. Ook kun je vaak rekenen op problemen als heesheid, dysfonie (problemen met spreken) en dysfagie (problemen met slikken). Die pijn, zwellingen en andere problemen zullen zonder enige behandeling na verloop van tijd wel weer verminderen. Een ijsblokje in de mond of het spoelen met koele vloeistoffen kunnen voor wat vermindering van de klachten zorgen. En een pijnstiller kan ook wel helpen om de pijn te doorstaan.
De aanwezige histamine (een amine) en kinines (peptiden) kunnen ook zorgen voor hele vervelende lichamelijke reacties, die zo’n beetje hetzelfde effect en gevoel hebben als een wespensteek. De daarop volgende allergische reactie kan de luchtwegen blokkeren of kan leiden tot een anafylactische shock. Beiden kunnen de dood van het slachtoffer veroorzaken.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Anthurium, is weer eens een combinatiewoord uit het Grieks: ánthos (ἄνθος) is ‘bloem’ en ourā́(οὐρᾱ́) is ‘staart’. Met andere woorden: de bloem heeft een soort staart ofwel een spadix. Het tweede deel, scherzerianum, vernoemt de Oostenrijkse arts en botanicus Dr. Karl von Scherzer (1821-1903), die in 1857 als eerste een exemplaar van de flamingoplant ontdekte in de oerwouden van het Midden-Amerikaanse Costa Rica en meenam naar zijn thuisland.
De flamingoplanten behoren tot de grotere familie van de aronskelken en deelt daarmee ook wat gifstoffen. De bladeren en de steel van de flamingoplant zijn giftig als gevolg van de aanwezigheid van rafiden (vlijmscherpe naaldvormige niet in wateroplosbare calcium oxalaat kristallen) plus een aantal nog niet precies beschreven eiwitsplitsende enzymen, die histamine en kinines vrijmaken. Die combinatie heeft bij inname nogal wat vervelende gevolgen: een pijnlijke brandende en jeukende sensatie van de lippen en mondholte. Er is bovendien een ontstekingsreactie met zwellingen en blaarvorming. Ook kun je vaak rekenen op problemen als heesheid, dysfonie (problemen met spreken) en dysfagie (problemen met slikken). Die pijn, zwellingen en andere problemen zullen zonder enige behandeling na verloop van tijd wel weer verminderen. Een ijsblokje in de mond of het spoelen met koele vloeistoffen kunnen voor wat vermindering van de klachten zorgen. En een pijnstiller kan ook wel helpen om de pijn te doorstaan.
De aanwezige histamine (een amine) en kinines (peptiden) kunnen ook zorgen voor hele vervelende lichamelijke reacties, die zo’n beetje hetzelfde effect en gevoel hebben als een wespensteek. De daarop volgende allergische reactie kan de luchtwegen blokkeren of kan leiden tot een anafylactische shock. Beiden kunnen de dood van het slachtoffer veroorzaken.
Herfsttijloos
Het herfsttijloos (Colchicum autumnale) is een herfstbloeier en stamt oorspronkelijk uit West-Azië en het Middellandse Zeegebied, maar komt nu in vrijwel geheel Europa voor met uitzondering van het uiterste noorden. In Nederland is hij zeldzaam en gaat hard achteruit.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Colchicum, vernoemt een gebied aan de oostkust van de Zwarte Zee dat ooit de naam Colchis had en nu Georgië omvat. Het was beroemd als eindbestemming van de Argonauten, woonplaats van de koningsdochter Medea en omdat het zo afgelegen was het speciale domein voor allerhande tovenarij. De reis van de Argonauten was een Griekse expeditie onder leiding van Jason om het Gulden Vlies uit Colchis te halen. Het tweede deel, autumnale, is Latijns en betekent ‘herfst’. De Nederlandse naam ‘tijloos’ is onderweg een ‘d’ verloren: vroeger werd hij ‘tijdloos’ genoemd omdat hij zo laat ‘uit de (bloei)tijd’ bloeide. In het Engels heet hij de autumn crocus (‘herfstkrokus’) en daar beginnen direct de problemen.
Voor leken lijkt hij verdacht veel op de wilde krokus (Crocus vernus), maar hij zit tjokvol met de alkaloïde colchicine. Deze stof is antimitotisch en het verstoort de celdeling (mitose). Tijdens de celdeling doorloopt het genetisch materiaal een aantal stappen waarlangs er een verdubbeling van dit genetisch materiaal wordt gerealiseerd. Dit is nodig om van één cel tot twee cellen te kunnen komen. Deze colchicine maken deze verdubbeling onmogelijk.
Bij gezonde mensen, die zo onfortuinlijk zijn om de herfsttijloos te eten, betekent dat dus grote problemen. De eerste 4 tot 12 uur is er schijnbaar niets aan de hand, maar onderhuids doet de colchicine al zijn verwoestende werk. Er ontstaat leukocytosis (verhoogd niveau van witte bloedlichaampjes), maag- en darmproblemen (vochtverlies) and hypovolemische shock (als gevolg van onvoldoende circulerend vocht in het lichaam). Vervolgens krijg je last van hartritmestoornissen, hartfalen, je darmen stoppen met werken, lever en je nieren gaan in staking, ademshalingsstoornissen, bloed krijgt stollingsproblemen, en zo meer. Mocht je zo gelukkig zijn om al deze problemen te overleven dan heb je na 5 tot 7 dagen nog de kans dat al je haar uitvalt. Er bestaat geen tegengif.
Het totale beeld lijkt dus een beetje op dat van een chemokuur en dat klopt: omdat de colchicine de celdeling verstoort, verstoort het ook de celdeling van een kankercel. De werking is echter zo onvoorspelbaar dat medici het maar hebben vervangen door meer betrouwbare alternatieven.
Maar ondanks zijn giftigheid is het als ontstekingsremmend en pijnstillend geneesmiddel toegestaan voor de behandeling van jicht, de Ziekte van Behçet en erfelijke Familiale Middellandse-Zeekoorts (FMF).
In de volksgeneeskunde werd de plant ooit gebruikt tegen geelzucht. Da’s niet slim want geelzucht is een probleem van de lever en colchicine beschadigt de lever nog veel meer.
Herfsttijloos speelt ook een belangrijke rol in het boek 'The Redemption of Alexander Seaton' van Shona Maclean, nichtje van de beroemde schrijver Alistair Maclean. Zie hier.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Colchicum, vernoemt een gebied aan de oostkust van de Zwarte Zee dat ooit de naam Colchis had en nu Georgië omvat. Het was beroemd als eindbestemming van de Argonauten, woonplaats van de koningsdochter Medea en omdat het zo afgelegen was het speciale domein voor allerhande tovenarij. De reis van de Argonauten was een Griekse expeditie onder leiding van Jason om het Gulden Vlies uit Colchis te halen. Het tweede deel, autumnale, is Latijns en betekent ‘herfst’. De Nederlandse naam ‘tijloos’ is onderweg een ‘d’ verloren: vroeger werd hij ‘tijdloos’ genoemd omdat hij zo laat ‘uit de (bloei)tijd’ bloeide. In het Engels heet hij de autumn crocus (‘herfstkrokus’) en daar beginnen direct de problemen.
Voor leken lijkt hij verdacht veel op de wilde krokus (Crocus vernus), maar hij zit tjokvol met de alkaloïde colchicine. Deze stof is antimitotisch en het verstoort de celdeling (mitose). Tijdens de celdeling doorloopt het genetisch materiaal een aantal stappen waarlangs er een verdubbeling van dit genetisch materiaal wordt gerealiseerd. Dit is nodig om van één cel tot twee cellen te kunnen komen. Deze colchicine maken deze verdubbeling onmogelijk.
Bij gezonde mensen, die zo onfortuinlijk zijn om de herfsttijloos te eten, betekent dat dus grote problemen. De eerste 4 tot 12 uur is er schijnbaar niets aan de hand, maar onderhuids doet de colchicine al zijn verwoestende werk. Er ontstaat leukocytosis (verhoogd niveau van witte bloedlichaampjes), maag- en darmproblemen (vochtverlies) and hypovolemische shock (als gevolg van onvoldoende circulerend vocht in het lichaam). Vervolgens krijg je last van hartritmestoornissen, hartfalen, je darmen stoppen met werken, lever en je nieren gaan in staking, ademshalingsstoornissen, bloed krijgt stollingsproblemen, en zo meer. Mocht je zo gelukkig zijn om al deze problemen te overleven dan heb je na 5 tot 7 dagen nog de kans dat al je haar uitvalt. Er bestaat geen tegengif.
Het totale beeld lijkt dus een beetje op dat van een chemokuur en dat klopt: omdat de colchicine de celdeling verstoort, verstoort het ook de celdeling van een kankercel. De werking is echter zo onvoorspelbaar dat medici het maar hebben vervangen door meer betrouwbare alternatieven.
Maar ondanks zijn giftigheid is het als ontstekingsremmend en pijnstillend geneesmiddel toegestaan voor de behandeling van jicht, de Ziekte van Behçet en erfelijke Familiale Middellandse-Zeekoorts (FMF).
In de volksgeneeskunde werd de plant ooit gebruikt tegen geelzucht. Da’s niet slim want geelzucht is een probleem van de lever en colchicine beschadigt de lever nog veel meer.
Herfsttijloos speelt ook een belangrijke rol in het boek 'The Redemption of Alexander Seaton' van Shona Maclean, nichtje van de beroemde schrijver Alistair Maclean. Zie hier.
Bittere appel
Nee, de bittere appel (Citrullus colocynthis) zult u niet zo snel op uw fruitschaal aantreffen, want hij doet zijn naam bijzonder veel eer aan. Het is een klimplant, die inheems is in het Midden Oosten, vanaf India tot Noord-Afrika en Griekenland. Hij lijkt wat op de watermeloen. Niemand eet deze bittere appel echter voor zijn plezier en er moet een ware hongersnood heersen voordat hij met de nodige voorzichtigheid op het menu verschijnt.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Citrullus, is eigenlijk een verkleinwoord van citrus en betekent daarmee ‘kleine sinaasappel’. Het tweede deel, colocynthis, is afkomstig van het oude Grieks woord kolokynthus, dat taalkundigen zien als de klassieke naam van de plant. In het Hebreeuws bestaat het woord qishu, terwijl in het Arabisch een soortgelijk woord qitha aangetroffen wordt. In alle gevallen betekenen deze woorden '(bittere) meloen'. Dat zo’n woord in zijn reis door de tijd soms verdubbelt zien we ook aan ons woord ‘komkommer’ dat niet alleen een familielid is van de bittere appel, maar het woord zelf is ook afgeleid van zijn verre Griekse voorvader kolokynthus.
De bittere appel heeft als belangrijkste werkzame bestanddeel een intens bittere glucoside met de naam colocynthine. Deze bittere stof wordt zelfs nu nog gezien als een zeer interessant laxeermiddel om bij mensen, die een beroerte hebben gehad, per injectie toe te dienen.
In minder gecontroleerde omstandigheden werd het middel ook als huismiddeltje gebruikt als laxeermiddel en om die reden werd het ook gebruikt om een abortus op te wekken. Het is zo’n beetje het krachtigste natuurlijke purgeermiddel dat de mens in zijn repertoire heeft. Vandaar dat een overdosis al rap kan voorkomen. Het fruit geeft dan hevige, scherpe pijnen in je ingewanden, die gepaard zullen gaan met gevaarlijke ontstekingsreacties.
Nou, zo zult u denken, gelukkig maar dat zo’n plant hier in Nederland niet groeit, bloeit of in de supermarkt te koop is. Bovendien is de Nederlandse overheid krachtig opgetreden tegen gewetenloze handelaren, die deze plant en de werkzame stoffen nog steeds als medicijn aanboden. De soms wat onnozele Nederlander moest tegen zichzelf in bescherming worden genomen en de bittere appel is verboden op grond van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten van 2001.
Desondanks wordt dit verbod met voeten getreden want een bedrijfje als Ayurveda Health verkoopt nog steeds een middeltje met de naam Bowelclear waarin de bittere appel verwerkt is. En ook in de homeopathie geloven ze nog steeds dat een paar druppels alcohol waarin zogenaamd bittere appel zit kan helpen om je baby minder te laten huilen.
Jammer dat de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) niet wat daadkrachtiger is.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Citrullus, is eigenlijk een verkleinwoord van citrus en betekent daarmee ‘kleine sinaasappel’. Het tweede deel, colocynthis, is afkomstig van het oude Grieks woord kolokynthus, dat taalkundigen zien als de klassieke naam van de plant. In het Hebreeuws bestaat het woord qishu, terwijl in het Arabisch een soortgelijk woord qitha aangetroffen wordt. In alle gevallen betekenen deze woorden '(bittere) meloen'. Dat zo’n woord in zijn reis door de tijd soms verdubbelt zien we ook aan ons woord ‘komkommer’ dat niet alleen een familielid is van de bittere appel, maar het woord zelf is ook afgeleid van zijn verre Griekse voorvader kolokynthus.
De bittere appel heeft als belangrijkste werkzame bestanddeel een intens bittere glucoside met de naam colocynthine. Deze bittere stof wordt zelfs nu nog gezien als een zeer interessant laxeermiddel om bij mensen, die een beroerte hebben gehad, per injectie toe te dienen.
In minder gecontroleerde omstandigheden werd het middel ook als huismiddeltje gebruikt als laxeermiddel en om die reden werd het ook gebruikt om een abortus op te wekken. Het is zo’n beetje het krachtigste natuurlijke purgeermiddel dat de mens in zijn repertoire heeft. Vandaar dat een overdosis al rap kan voorkomen. Het fruit geeft dan hevige, scherpe pijnen in je ingewanden, die gepaard zullen gaan met gevaarlijke ontstekingsreacties.
Nou, zo zult u denken, gelukkig maar dat zo’n plant hier in Nederland niet groeit, bloeit of in de supermarkt te koop is. Bovendien is de Nederlandse overheid krachtig opgetreden tegen gewetenloze handelaren, die deze plant en de werkzame stoffen nog steeds als medicijn aanboden. De soms wat onnozele Nederlander moest tegen zichzelf in bescherming worden genomen en de bittere appel is verboden op grond van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten van 2001.
Desondanks wordt dit verbod met voeten getreden want een bedrijfje als Ayurveda Health verkoopt nog steeds een middeltje met de naam Bowelclear waarin de bittere appel verwerkt is. En ook in de homeopathie geloven ze nog steeds dat een paar druppels alcohol waarin zogenaamd bittere appel zit kan helpen om je baby minder te laten huilen.
Jammer dat de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) niet wat daadkrachtiger is.
Chrysant
In Nederland verliest de chrysant (Chrysanthemum indicum) zo langzamerhand wat terrein op andere, meer exotisch lijkende bloemen. Dat is eigenlijk geheel ter onrechte want hij straalt letterlijk en figuurlijk als een soort gouden zon. De chrysant werd al in 1688 in Nederland geïntroduceerd vanuit zijn geboortelanden China en Japan. In die landen staat de bloem bekend als een symbool voor een lang en gelukkig leven. Dat geloof blijkt men in het buitenland wat meer aan te hangen als in ons land: van de productie van 290 miljoen euro (2009) werd voor 285 miljoen euro uitgevoerd.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Chrysanthemum, is een combinatiewoord uit het Grieks, waarbij khrysos ‘goud’ betekende en anthemon ‘bloem’. Samen is dat dus ‘gouden bloem’. Het tweede deel, indicum, is Latijn en betekent ‘afkomstig uit India’.
Sommige soorten chrysant, zoals de Dalmatische chrysant (Chrysanthemum cinerariifolium) en de Persische chrysant (Chrysanthemum coccineum), bevatten stofjes met de naam pyrethrines. Ze zijn daardoor de buitenbeentjes van de familie en lijken zelfs meer op margrieten dan op chrysanten. Daarom stoppen sommige botanici deze soorten liever in een ander geslacht, de Tanacetum, waartoe ook het boerenwormkruid (Tanacetum vulgare) behoort. Die pyrethrines worden al van oudsher gebruikt als insecticide en worden uit de zaadhulzen van die chrysanten gehaald. Het was ooit een zeer effectief middel tegen luizen. Hoewel het voornamelijk werkzaam is tegen insecten en wormen moet je toch wel een beetje oppassen omdat het de neiging heeft zich in het weefsel op te hopen en dan is het voor mensen ook weer heel ongezond.
Van de bloemen van onze ‘Indische chrysant’ wordt in heel Zuidoost Azië een heerlijk zoete thee gezet, die bijvoorbeeld zou helpen om sneller te herstellen na een aanval van griep. Voorlopige resultaten van wetenschappelijk onderzoek tonen aan dat de chrysant mogelijk werkzaam kan zijn bij de behandeling van diabetes plus bepaalde stoornissen van het immuunsysteem. Dat hadden de traditionele genezers uit Korea, China en Japan je ook wel kunnen vertellen, want die gebruikten het ook al voor soortgelijke kwalen. Tevens werden de pijnlijke gevolgen van jicht er mee aangepakt. Jicht is het pijnlijke resultaat van urinezuurkristallen in je gewrichten en is vaak het gevolg van een te grote aanmaak van urinezuur, maar vaker van een verkeerd dieet met teveel vleesproducten en overmatig alcoholgebruik. Een kopje thee van chrysanten zou hier wonderen moeten doen.
Ondertussen speurt de wetenschap verder naar mogelijke toepassingen van de chrysant. Het lijkt dat extracten van de bloem en de steel werkzaam kunnen zijn bij de bestrijding van Aids en schimmels.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Chrysanthemum, is een combinatiewoord uit het Grieks, waarbij khrysos ‘goud’ betekende en anthemon ‘bloem’. Samen is dat dus ‘gouden bloem’. Het tweede deel, indicum, is Latijn en betekent ‘afkomstig uit India’.
Sommige soorten chrysant, zoals de Dalmatische chrysant (Chrysanthemum cinerariifolium) en de Persische chrysant (Chrysanthemum coccineum), bevatten stofjes met de naam pyrethrines. Ze zijn daardoor de buitenbeentjes van de familie en lijken zelfs meer op margrieten dan op chrysanten. Daarom stoppen sommige botanici deze soorten liever in een ander geslacht, de Tanacetum, waartoe ook het boerenwormkruid (Tanacetum vulgare) behoort. Die pyrethrines worden al van oudsher gebruikt als insecticide en worden uit de zaadhulzen van die chrysanten gehaald. Het was ooit een zeer effectief middel tegen luizen. Hoewel het voornamelijk werkzaam is tegen insecten en wormen moet je toch wel een beetje oppassen omdat het de neiging heeft zich in het weefsel op te hopen en dan is het voor mensen ook weer heel ongezond.
Van de bloemen van onze ‘Indische chrysant’ wordt in heel Zuidoost Azië een heerlijk zoete thee gezet, die bijvoorbeeld zou helpen om sneller te herstellen na een aanval van griep. Voorlopige resultaten van wetenschappelijk onderzoek tonen aan dat de chrysant mogelijk werkzaam kan zijn bij de behandeling van diabetes plus bepaalde stoornissen van het immuunsysteem. Dat hadden de traditionele genezers uit Korea, China en Japan je ook wel kunnen vertellen, want die gebruikten het ook al voor soortgelijke kwalen. Tevens werden de pijnlijke gevolgen van jicht er mee aangepakt. Jicht is het pijnlijke resultaat van urinezuurkristallen in je gewrichten en is vaak het gevolg van een te grote aanmaak van urinezuur, maar vaker van een verkeerd dieet met teveel vleesproducten en overmatig alcoholgebruik. Een kopje thee van chrysanten zou hier wonderen moeten doen.
Ondertussen speurt de wetenschap verder naar mogelijke toepassingen van de chrysant. Het lijkt dat extracten van de bloem en de steel werkzaam kunnen zijn bij de bestrijding van Aids en schimmels.
Passiebloem
De passiebloem (Passiflora edulis) heeft oorspronkelijk zijn wortels staan in bergachtige gebieden van Zuid-Amerika. Hij groeit daar vanaf zeeniveau tot de ijle hoogten van wel 2500 meter hoog. In de hoge bergen kan het ’s nachts behoorlijk koud worden en dus kan de passiebloem wel tegen een stootje. In Nederland geldt hij als winterhard.
Het is een houtachtige klimplant, die zich met stengels omhoog probeert te werken op zoek naar zonlicht. De aantrekkelijke bloemen van deze soort zijn gewoonlijk paars van kleur met witte effecten. Het fruit van deze passiebloem is natuurlijk de passievrucht of als sappenfabrikanten het nog mooier willen laten klinken: maracuja. Omdat passievruchtensap zo heerlijk smaakt wordt de passiebloem ondertussen bijna wereldwijd op grote plantages gekweekt.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Passiflora, is een combinatiewoord met een deel Grieks en een deel Latijn: passi komt van het Griekse pathos, dat ‘lijden’ betekent, terwijl het Latijnse woord flora uiteraard ‘bloem’ betekent. De naam passiebloem werd ooit verzonnen omdat men meende dat de corona (‘hart’) van de bloem enige gelijkenis had met de doornenkroon van Christus en de andere delen van de bloem leken dan op de spijkers of de verwondingen. Het tweede deel, edulis, is Latijns en betekent ‘eetbaar’. We herkennen hierin ook nog het hedendaagse Engelse woord edible.
Maar laat je niet in de luren leggen door het feit dat zijn naam eetbaar betekent want het fruit is het enige deel van de passiebloem dat eetbaar blijkt te zijn. De bladeren en de wortels hebben bij de inheemse volkeren al een lange geschiedenis achter zich als medicijn en drug. Van verse of gedroogde bladeren werd een thee gezet en die moest helpen tegen slapeloosheid, rusteloosheid en epileptie. Ook bleek die thee ook bloeddrukverlagend en pijnstillend te werken.
Het blijkt dat de passiebloem boordevol harmala alkaloïden (harman, hermaline, harmine en harmol) zit. Daarvan is bekend dat ze in principe zo’n beetje dezelfde werking hebben als mono-amine oxidase inhibitors (MAOIs). Dat is een moderne klasse van krachtige antidepressiva. Maar in die antidepressiva, die je uit de apotheek kunt halen, zitten natuurlijk perfect afgewogen hoeveelheden van de werkzame stof. In delen van de passiebloem zitten natuurlijk ook allerlei extra stofjes als vervuiling en die hebben vaak een heel wat andere werking. Geen wonder dat Indiaanse medicijnmannen en sjamanen diezelfde plant gebruikten om via hallucinaties in contact te komen met hun goden, die in een andere wereld huisden.
Ondertussen is wel gebleken dat het drinken van passievruchtensap de nadelige gevolgen van astma kan verminderen. Een kleine studie liet zien dat het sap de kortademigheid, de benauwdheid en het hijgen met wel 75% kon verminderen.
Het is een houtachtige klimplant, die zich met stengels omhoog probeert te werken op zoek naar zonlicht. De aantrekkelijke bloemen van deze soort zijn gewoonlijk paars van kleur met witte effecten. Het fruit van deze passiebloem is natuurlijk de passievrucht of als sappenfabrikanten het nog mooier willen laten klinken: maracuja. Omdat passievruchtensap zo heerlijk smaakt wordt de passiebloem ondertussen bijna wereldwijd op grote plantages gekweekt.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Passiflora, is een combinatiewoord met een deel Grieks en een deel Latijn: passi komt van het Griekse pathos, dat ‘lijden’ betekent, terwijl het Latijnse woord flora uiteraard ‘bloem’ betekent. De naam passiebloem werd ooit verzonnen omdat men meende dat de corona (‘hart’) van de bloem enige gelijkenis had met de doornenkroon van Christus en de andere delen van de bloem leken dan op de spijkers of de verwondingen. Het tweede deel, edulis, is Latijns en betekent ‘eetbaar’. We herkennen hierin ook nog het hedendaagse Engelse woord edible.
Maar laat je niet in de luren leggen door het feit dat zijn naam eetbaar betekent want het fruit is het enige deel van de passiebloem dat eetbaar blijkt te zijn. De bladeren en de wortels hebben bij de inheemse volkeren al een lange geschiedenis achter zich als medicijn en drug. Van verse of gedroogde bladeren werd een thee gezet en die moest helpen tegen slapeloosheid, rusteloosheid en epileptie. Ook bleek die thee ook bloeddrukverlagend en pijnstillend te werken.
Het blijkt dat de passiebloem boordevol harmala alkaloïden (harman, hermaline, harmine en harmol) zit. Daarvan is bekend dat ze in principe zo’n beetje dezelfde werking hebben als mono-amine oxidase inhibitors (MAOIs). Dat is een moderne klasse van krachtige antidepressiva. Maar in die antidepressiva, die je uit de apotheek kunt halen, zitten natuurlijk perfect afgewogen hoeveelheden van de werkzame stof. In delen van de passiebloem zitten natuurlijk ook allerlei extra stofjes als vervuiling en die hebben vaak een heel wat andere werking. Geen wonder dat Indiaanse medicijnmannen en sjamanen diezelfde plant gebruikten om via hallucinaties in contact te komen met hun goden, die in een andere wereld huisden.
Ondertussen is wel gebleken dat het drinken van passievruchtensap de nadelige gevolgen van astma kan verminderen. Een kleine studie liet zien dat het sap de kortademigheid, de benauwdheid en het hijgen met wel 75% kon verminderen.
Dodemansvingers
Ja, de plant met de wonderlijke naam dodemansvingers (Oenanthe crocata) bestaat echt, al is hij in Nederland behoorlijk zeldzaam. Hij is een familielid van enkele van de meest giftige planten van onze flora: de gevlekte scheerling (Conium maculatum), de waterscheerling (Cicuta virosa) en de hondspeterselie (Aethusa cynapium). Het wekt dan ook geen verwondering dat ook in de dodemansvingers behoorlijk potent gif huist. De plant zelf lijkt op selderij met wortels, die het meest weg hebben van een bos witte peen, en hij bewoont het liefst in wat vochtige, moerassige grond.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Oenanthe, is weer eens een combinatiewoord uit het Oudgrieks: oinos is ‘wijn’ en anthos is ‘bloem’. Samen beschrijft het de wijnachtige geur van de plant. Het tweede deel, crocata, komt van het Oudgriekse krokus dat nu ‘krokus’ of ‘saffraan’ betekent, maar vroeger de kleur geel beschreef. We herkennen ook nog in de Arabische vorm kurkum de huidige naam van het gele Indonesische kruid kurkuma (koenjit of geelwortel). De plant scheidt oranjegeel melksap uit wanneer hij beschadigd raakt.
Zoals gezegd is de dodemansvingers extreem giftig en dat komt door de aanwezigheid van oenanthotoxine. Dat gif tast al snel het centrale zenuwstelsel aan, maar heeft wat vreemde symptomen waaraan hij ook zijn Nederlandse naam dodemansvingers te danken heeft. De zenuwen van het gezicht en lichaamsuiteinden worden het eerst aangetast. Dat is bijna hetzelfde opmerkelijke effect dat we ook al eerder bij de gevlekte scheerling (Conium maculatum) hadden aangetroffen. Het gevoel trekt dus het eerste weg uit je vingers, maar ook uit je tong. Dat is de reden dat hij in sommige streken in Engeland nog dead tongue (‘dode tong’) genoemd wordt.
Verdere symptomen van slechts milde vergiftiging met de dodemansvingers zijn: duizeligheid, gevoel van verdoving, verlies van kracht, stuiptrekkingen, delier, spierstijfheid, gevoelloosheid en haaruitval.
Maar zijn beroemdste effect is wel de beroemde sardonische grijns. Medisch gezien is risus sardonicus, zoals ze dat dan noemen, een probleem waarbij spieren in het gezicht verkrampt zijn waardoor het lijkt of de patiënt grijnst. Soms is het ook een symptoom van tetanus of strychninevergiftiging. Maar de wortels van de term ligt op het eiland Sardinië in de Middellandse Zee. Volgens oude verslagen werden daar in de oudheid oudere mensen, die zichzelf niet meer goed konden verzorgen, gedood door ze dodemansvingers te laten opeten. Nadat ze even sardonisch (Sardinisch) hadden gegrijnsd overleden ze en waren een respectvolle dood gestorven. Er werd hun verder geestelijk en lichamelijk aftakelen bespaard. Het was, in die goede ouwe tijd, een vroege vorm van euthanasie (‘goede dood’).
Al met al is het zeker geen plant om voor je plezier op te eten.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Oenanthe, is weer eens een combinatiewoord uit het Oudgrieks: oinos is ‘wijn’ en anthos is ‘bloem’. Samen beschrijft het de wijnachtige geur van de plant. Het tweede deel, crocata, komt van het Oudgriekse krokus dat nu ‘krokus’ of ‘saffraan’ betekent, maar vroeger de kleur geel beschreef. We herkennen ook nog in de Arabische vorm kurkum de huidige naam van het gele Indonesische kruid kurkuma (koenjit of geelwortel). De plant scheidt oranjegeel melksap uit wanneer hij beschadigd raakt.
Zoals gezegd is de dodemansvingers extreem giftig en dat komt door de aanwezigheid van oenanthotoxine. Dat gif tast al snel het centrale zenuwstelsel aan, maar heeft wat vreemde symptomen waaraan hij ook zijn Nederlandse naam dodemansvingers te danken heeft. De zenuwen van het gezicht en lichaamsuiteinden worden het eerst aangetast. Dat is bijna hetzelfde opmerkelijke effect dat we ook al eerder bij de gevlekte scheerling (Conium maculatum) hadden aangetroffen. Het gevoel trekt dus het eerste weg uit je vingers, maar ook uit je tong. Dat is de reden dat hij in sommige streken in Engeland nog dead tongue (‘dode tong’) genoemd wordt.
Verdere symptomen van slechts milde vergiftiging met de dodemansvingers zijn: duizeligheid, gevoel van verdoving, verlies van kracht, stuiptrekkingen, delier, spierstijfheid, gevoelloosheid en haaruitval.
Maar zijn beroemdste effect is wel de beroemde sardonische grijns. Medisch gezien is risus sardonicus, zoals ze dat dan noemen, een probleem waarbij spieren in het gezicht verkrampt zijn waardoor het lijkt of de patiënt grijnst. Soms is het ook een symptoom van tetanus of strychninevergiftiging. Maar de wortels van de term ligt op het eiland Sardinië in de Middellandse Zee. Volgens oude verslagen werden daar in de oudheid oudere mensen, die zichzelf niet meer goed konden verzorgen, gedood door ze dodemansvingers te laten opeten. Nadat ze even sardonisch (Sardinisch) hadden gegrijnsd overleden ze en waren een respectvolle dood gestorven. Er werd hun verder geestelijk en lichamelijk aftakelen bespaard. Het was, in die goede ouwe tijd, een vroege vorm van euthanasie (‘goede dood’).
Al met al is het zeker geen plant om voor je plezier op te eten.
Alsemambrosia
Ambrosia is een plantengeslacht waarvan we enkele soorten als adventiefplanten in Nederland aantreffen. Ze worden voortdurend aangevoerd vanaf de Noord-Amerikaanse prairiegebieden, maar slagen er toch maar niet in om aan het inburgeringsexamen te voldoen. Maar veel scheelt dat niet. De ambrosia is een plant, die tot wel 120 centimeter hoog kan worden. In Nederland komen een drietal soorten steeds vaker voor: de hieronder besproken alsemambrosia (Ambrosia artemisiifolia), de driedelige Ambrosia (Ambrosia trifida) en de zandambrosia (Ambrosia psilostachya).
Vroeger had de alsemambrosia geen enkele kans om zich hier blijvend te vestigen, maar klimaatveranderingen zorgen voor warmere omstandigheden en dat maakt het verschil tussen op visite zijn en blijven.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, ambrosia, herinnert aan de Griekse godenspijs ambrosia. Het Griekse woord ambrosios is een combinatiewoord van a (‘niet’) en mbrotos (‘sterfelijk’). Dat laatste is weer gerelateerd aan mortos dat in het Nederlands nog herkenbaar is in het woord ‘moord’. Samengevoegd betekent het ‘onsterfelijk’. Wat het verband is tussen die onsterfelijkheid en de plant, blijft raadselachtig. De planten zijn zeker niet onsterfelijk omdat veel soorten eenjarig zijn. Het tweede deel, artemisiifolia, is een combiwoord uit het Latijn waar folio ‘blad’ is en artemis ‘alsem’. Samen is dat dus ‘(met een) blad (dat lijkt op dat van de) alsem’.
Het allergrootste probleem van de alsemambrosia is het feit dat tijdens de bloei grote hoeveelheden pollen vrijkomen. Deze pollen zijn zeer sterk allergeen wat betekent dat ze snel hooikoortsklachten veroorzaken. De plant bloeit daarbij laat, vanaf eind augustus tot en met oktober, waardoor het huidige hooikoortsseizoen wel met twee maanden verlengd kan worden. Dat is beslist geen goed nieuws voor mensen die toch al snel last hebben van een (pollen)allergie.
De plant scheidt de sesquiterpene lactone coronopiline uit, die de oorzaak is van de allergie, maar oorspronkelijk tot doel had om de groei van andere planten in de omgeving van de alsemambrosia te belemmeren. Een slimme manier van chemische oorlogvoering om de strijd om het bestaan met inheemse planten te winnen.
Omdat de alsemambrosia niet inheems is wordt hij hier uiteraard niet voor medische doeleinden gebruikt. De indianen gebruikten hem voor infecties en insektenbeten. Een thee werd ingezet als middel tegen koorts en menstruatiepijnen.
Maar wat te doen aan die invasieve alsemambrosia? Als zoveel mensen last van allergie krijgen doen moet er toch daadkrachtig worden ingegrepen? Dat wordt nu eindelijk gedaan: de regering is in overleg met zaadhandelaren of die misschien alsjeblieft willen letten op de aanwezigheid van zaden van alsemambrosia in de door hen geïmporteerde zaadmengels. En de Voedsel en Warenautoriteit stelt je hier in staat om een ambrosia te melden. Dát is pas krachtig ingrijpen om de volksgezondheid van de Nederlanders te beschermen.
Vroeger had de alsemambrosia geen enkele kans om zich hier blijvend te vestigen, maar klimaatveranderingen zorgen voor warmere omstandigheden en dat maakt het verschil tussen op visite zijn en blijven.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, ambrosia, herinnert aan de Griekse godenspijs ambrosia. Het Griekse woord ambrosios is een combinatiewoord van a (‘niet’) en mbrotos (‘sterfelijk’). Dat laatste is weer gerelateerd aan mortos dat in het Nederlands nog herkenbaar is in het woord ‘moord’. Samengevoegd betekent het ‘onsterfelijk’. Wat het verband is tussen die onsterfelijkheid en de plant, blijft raadselachtig. De planten zijn zeker niet onsterfelijk omdat veel soorten eenjarig zijn. Het tweede deel, artemisiifolia, is een combiwoord uit het Latijn waar folio ‘blad’ is en artemis ‘alsem’. Samen is dat dus ‘(met een) blad (dat lijkt op dat van de) alsem’.
Het allergrootste probleem van de alsemambrosia is het feit dat tijdens de bloei grote hoeveelheden pollen vrijkomen. Deze pollen zijn zeer sterk allergeen wat betekent dat ze snel hooikoortsklachten veroorzaken. De plant bloeit daarbij laat, vanaf eind augustus tot en met oktober, waardoor het huidige hooikoortsseizoen wel met twee maanden verlengd kan worden. Dat is beslist geen goed nieuws voor mensen die toch al snel last hebben van een (pollen)allergie.
De plant scheidt de sesquiterpene lactone coronopiline uit, die de oorzaak is van de allergie, maar oorspronkelijk tot doel had om de groei van andere planten in de omgeving van de alsemambrosia te belemmeren. Een slimme manier van chemische oorlogvoering om de strijd om het bestaan met inheemse planten te winnen.
Omdat de alsemambrosia niet inheems is wordt hij hier uiteraard niet voor medische doeleinden gebruikt. De indianen gebruikten hem voor infecties en insektenbeten. Een thee werd ingezet als middel tegen koorts en menstruatiepijnen.
Maar wat te doen aan die invasieve alsemambrosia? Als zoveel mensen last van allergie krijgen doen moet er toch daadkrachtig worden ingegrepen? Dat wordt nu eindelijk gedaan: de regering is in overleg met zaadhandelaren of die misschien alsjeblieft willen letten op de aanwezigheid van zaden van alsemambrosia in de door hen geïmporteerde zaadmengels. En de Voedsel en Warenautoriteit stelt je hier in staat om een ambrosia te melden. Dát is pas krachtig ingrijpen om de volksgezondheid van de Nederlanders te beschermen.
Bittere sinaasappel (of Pomerans)
Een aantal afleveringen geleden schreef ik over de gevaren van de Chinese efedra. Mensen, die met behulp van die efedra snel wilden afslanken, kwamen soms voor onprettige verrassingen te staan en konden in het ergste geval rekenen op een hartaanval. Om de consumenten tegen zichzelf te beschermen heeft de Nederlandse overheid besloten om het gebruik van efedra als voedingssupplement te verbieden. Producenten moesten dus uitkijken naar een vervangend middel om toch hun omzet op peil te houden. De bittere sinaasappel (Citrus aurantium) lijkt zo’n plant te zijn: wel de voordelen, maar niet de nadelen van efedra? Het lijkt weer eens te mooi om waar te zijn.
De bittere sinaasappel is oorspronkelijk afkomstig uit China, maar heeft zich geleidelijk in westelijke richting verspreid. In de klassieke oudheid was hij in Iran aangekomen en werd hij door Arabische handelaren over de toen bekende wereld verhandeld.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Citrus, is afgeleid van het Oud-Griekse woord kedromelon, dat ‘cederappel’ betekende. In dat woord is melon gelijksoortig aan het Latijnse woord malum (‘appel’) en wordt kedro gewoonlijk vertaald als ‘goddelijke roem’. De Romeinen vonden dat Griekse woord wat onuitspreekbaar en hebben het ingekort tot citrus. Het tweede deel, aurantium, komt uit het Latijn waar aurus ‘goud’ betekende. Samen kunnen de wetenschappelijke naam dus vertalen als ‘goddelijke goudappel’ en dat klopt precies met de oude Nederlandse naam ‘pomerans’ (pomme is ‘fruit’ en arancio is ‘goud’).
De bittere sinaasappel wordt al eeuwenlang probleemloos gebruikt voor heerlijke marmelades en likeurs (de bekende Blue Curaçao). Maar, zoals gezegd, wordt de bittere sinaasappel tegenwoordig ook ingezet als middel om snel gewicht te verliezen. Inderdaad draagt de bittere sinaasappel een aantal potentieel gevaarlijke stoffen met zich mee. Het bevat de amfetamine metabolieten N-methyltyramine, octopamine en synephrine. Dat zijn stoffen die chemisch gezien vrijwel gelijk zijn aan efedrine. Dus ook de werkzame stoffen van de bittere sinaasappel zouden werken doordat je bloedvaten vernauwen, je bloeddruk verhogen en je hartslag versnelt. Artsen melden ondertussen wereldwijd alweer gevallen van hartritmestoornissen, hartaanvallen, angina pectoris (een drukkend gevoel of pijn midden op de borst dat ontstaat doordat je hartspier onvoldoende bloed krijgt) en ischemische colitis (een ontsteking van de dikke darm, die ontstaat doordat deze onvoldoende zuurstof krijgt). Overigens blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat een extract van bittere sinaasappel niet helpt om gewicht te verliezen[1].
In traditionele Chinese medicijnen wordt de bittere sinaasappel gebruikt tegen verlies van eetlust, bij verkoudheid en om gewicht te verliezen. Uitwendig gebruiken de Chinezen het nog steeds om schimmelinfecties te bestrijden.
Toch vreemd dat nog steeds zoveel mensen met overgewicht luchthartig geloven in een quick fix. Het enige dat immers werkt is minder eten en meer bewegen.
[1] Gutiérrez-Hellín et al: Effect of p-Synephrine on Fat Oxidation Rate during Exercise of Increasing Intensity in Healthy Active Women in Nutrients - 2022
De bittere sinaasappel is oorspronkelijk afkomstig uit China, maar heeft zich geleidelijk in westelijke richting verspreid. In de klassieke oudheid was hij in Iran aangekomen en werd hij door Arabische handelaren over de toen bekende wereld verhandeld.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Citrus, is afgeleid van het Oud-Griekse woord kedromelon, dat ‘cederappel’ betekende. In dat woord is melon gelijksoortig aan het Latijnse woord malum (‘appel’) en wordt kedro gewoonlijk vertaald als ‘goddelijke roem’. De Romeinen vonden dat Griekse woord wat onuitspreekbaar en hebben het ingekort tot citrus. Het tweede deel, aurantium, komt uit het Latijn waar aurus ‘goud’ betekende. Samen kunnen de wetenschappelijke naam dus vertalen als ‘goddelijke goudappel’ en dat klopt precies met de oude Nederlandse naam ‘pomerans’ (pomme is ‘fruit’ en arancio is ‘goud’).
De bittere sinaasappel wordt al eeuwenlang probleemloos gebruikt voor heerlijke marmelades en likeurs (de bekende Blue Curaçao). Maar, zoals gezegd, wordt de bittere sinaasappel tegenwoordig ook ingezet als middel om snel gewicht te verliezen. Inderdaad draagt de bittere sinaasappel een aantal potentieel gevaarlijke stoffen met zich mee. Het bevat de amfetamine metabolieten N-methyltyramine, octopamine en synephrine. Dat zijn stoffen die chemisch gezien vrijwel gelijk zijn aan efedrine. Dus ook de werkzame stoffen van de bittere sinaasappel zouden werken doordat je bloedvaten vernauwen, je bloeddruk verhogen en je hartslag versnelt. Artsen melden ondertussen wereldwijd alweer gevallen van hartritmestoornissen, hartaanvallen, angina pectoris (een drukkend gevoel of pijn midden op de borst dat ontstaat doordat je hartspier onvoldoende bloed krijgt) en ischemische colitis (een ontsteking van de dikke darm, die ontstaat doordat deze onvoldoende zuurstof krijgt). Overigens blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat een extract van bittere sinaasappel niet helpt om gewicht te verliezen[1].
In traditionele Chinese medicijnen wordt de bittere sinaasappel gebruikt tegen verlies van eetlust, bij verkoudheid en om gewicht te verliezen. Uitwendig gebruiken de Chinezen het nog steeds om schimmelinfecties te bestrijden.
Toch vreemd dat nog steeds zoveel mensen met overgewicht luchthartig geloven in een quick fix. Het enige dat immers werkt is minder eten en meer bewegen.
[1] Gutiérrez-Hellín et al: Effect of p-Synephrine on Fat Oxidation Rate during Exercise of Increasing Intensity in Healthy Active Women in Nutrients - 2022
Beenbreek
De beenbreek (Narthecium ossifragum) behoort tot de leliefamilie, maar is daarin een vreemde eend in de bijt omdat de beenbreek het liefst groeit op een blijvend natte bodem of op watervasthoudend veen. Door de voortdurende ontginning van ons land en het kunstmatig verhogen of verlagen van het grondwaterpeil is de steenbreek in Nederland zo zeldzaam geworden dat hij door ijverige ambtenaren als officieel beschermd is aangemerkt.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Narthecium, wordt gewoonlijk gezien als een Latijns woord dat ‘kleine (pillen)doos’ zou betekenen. Soms lees je dat men gelooft dat het uit het Grieks zou moeten stammen, waar narthekion zoiets als ‘klein lattenwerk’ (om boontjes tegenop te laten groeien) zou betekenen. Beide verklaringen zijn absolute onzin. De enig juiste verklaring is dat bij het woord op zijn weg door de geschiedenis een omdraaiing heeft plaatsgevonden en ooit anthericum (‘rechtopstaande stengel’) moet zijn geweest. De oervorm daarvan was het Griekse woord ather (‘stengel’, ‘stekel’). Het tweede deel, ossifragum, is wat eenvoudiger te verklaren en het is een samentrekking van os (‘been’ of ‘bot’) en frago (‘breken’). Dat laatste is een broertje van het huidige woord ‘fractuur’. Samen betekent het dus ‘beenbreek’.
Vaak wordt gedacht dat de naam beenbreek zou kunnen wijzen op een oud gebruik van die plant als geneeskundig kruid, maar als andere mogelijkheid wordt genoemd dat het vee broze botten krijgt wanneer het teveel van die plant eet. Voor dat laatste wordt soms ietwat luchthartig gemeld dat de beenbreek gewoonlijk groeit op hele schrale en vochtige grond met weinig voedingsstoffen. Bij gebrek aan ander voedsel zullen schapen daardoor ook sneller last hebben van broze botten.
Maar het zit toch iets anders omdat beenbreek vervelende stofjes bevat, die men steroidal saponinen heeft genoemd. Vee dat teveel beenbreek binnenkrijgt krijgt last van beschadigingen aan de lever. Daardoor komt er teveel phylloerythrine in het bloed. Die stof wordt gevormd bij de afbraak van de groene bladkleurstof chlorofyl door de micro-organismen in de maag. Normaal wordt deze stof met de gal uitgescheiden, maar door de leverstoornis komt er teveel phylloerythrine in het bloed en dus ook in de huid. Daardoor kan de huid veel minder goed tegen zonlicht en ontstaat een soort permanente zonnebrand of fotodermatitis.
Vooral op vochtige weilanden in Groot Brittannië en Noorwegen zijn lammeren vaak het slachtoffer van het eten van de beenbreek. Maar ondertussen blijkt dat dit niet de enige problemen zijn die het eten van de beenbreek kan opleveren. In Noorwegen en Ierland is gebleken dat het eten van beenbreek ook schadelijk is voor de nieren. Deze gezondheidsproblemen hebben een officiële naam gekregen: de ziekte van Alveld ('elf-vuur') en het verklaart hoe de Noren vroeger over de oorzaak van de ziekte dachten.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Narthecium, wordt gewoonlijk gezien als een Latijns woord dat ‘kleine (pillen)doos’ zou betekenen. Soms lees je dat men gelooft dat het uit het Grieks zou moeten stammen, waar narthekion zoiets als ‘klein lattenwerk’ (om boontjes tegenop te laten groeien) zou betekenen. Beide verklaringen zijn absolute onzin. De enig juiste verklaring is dat bij het woord op zijn weg door de geschiedenis een omdraaiing heeft plaatsgevonden en ooit anthericum (‘rechtopstaande stengel’) moet zijn geweest. De oervorm daarvan was het Griekse woord ather (‘stengel’, ‘stekel’). Het tweede deel, ossifragum, is wat eenvoudiger te verklaren en het is een samentrekking van os (‘been’ of ‘bot’) en frago (‘breken’). Dat laatste is een broertje van het huidige woord ‘fractuur’. Samen betekent het dus ‘beenbreek’.
Vaak wordt gedacht dat de naam beenbreek zou kunnen wijzen op een oud gebruik van die plant als geneeskundig kruid, maar als andere mogelijkheid wordt genoemd dat het vee broze botten krijgt wanneer het teveel van die plant eet. Voor dat laatste wordt soms ietwat luchthartig gemeld dat de beenbreek gewoonlijk groeit op hele schrale en vochtige grond met weinig voedingsstoffen. Bij gebrek aan ander voedsel zullen schapen daardoor ook sneller last hebben van broze botten.
Maar het zit toch iets anders omdat beenbreek vervelende stofjes bevat, die men steroidal saponinen heeft genoemd. Vee dat teveel beenbreek binnenkrijgt krijgt last van beschadigingen aan de lever. Daardoor komt er teveel phylloerythrine in het bloed. Die stof wordt gevormd bij de afbraak van de groene bladkleurstof chlorofyl door de micro-organismen in de maag. Normaal wordt deze stof met de gal uitgescheiden, maar door de leverstoornis komt er teveel phylloerythrine in het bloed en dus ook in de huid. Daardoor kan de huid veel minder goed tegen zonlicht en ontstaat een soort permanente zonnebrand of fotodermatitis.
Vooral op vochtige weilanden in Groot Brittannië en Noorwegen zijn lammeren vaak het slachtoffer van het eten van de beenbreek. Maar ondertussen blijkt dat dit niet de enige problemen zijn die het eten van de beenbreek kan opleveren. In Noorwegen en Ierland is gebleken dat het eten van beenbreek ook schadelijk is voor de nieren. Deze gezondheidsproblemen hebben een officiële naam gekregen: de ziekte van Alveld ('elf-vuur') en het verklaart hoe de Noren vroeger over de oorzaak van de ziekte dachten.
Dieffenbachia
Als er één plant is die zich goed aan onze huiskamers heeft aangepast dan is het wel de Dieffenbachia (Dieffenbachia seguine). Van nature komt deze soort voor in tropische gebieden van Midden- en Zuid-Amerika. De decoratieve bladeren zijn gewoonlijk donkergroen, lichtgroen gestreept of gevlekt en tot wel 45 centimeter groot.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Dieffenbachia, eert de hoofdtuinier van de keizerlijke tuin van slot Schönbrunn in Oostenrijk, Joseph Dieffenbach (1796-1863). Eén van zijn opvolgers, Heinrich Wilhelm Schott (1794-1865), vond het een goed idee om een heel geslacht van planten naar hem te noemen. Het tweede deel, seguine, wordt in sommige boeken verklaard als zijnde een verbastering van ‘uit China’. Dat is natuurlijk onzin omdat het plantengeslacht uit de Amerika’s komen. Een mogelijke verklaring is dat het afkomstig is van het Franse woord seguin, dat zelf weer uit het Germaans komt: sig is ‘overwinning’ en dus een broertje van ons woord ‘zege’, en win is ‘vriend’. Samen moet je het dus lezen als ‘vriend van de overwinnaar’.
Alle dieffenbachia’s hebben als verdedigingswapen tegen vraatschade minuscule op naalden lijkende kristallen van calciumoxalaat, die men rafiden heeft genoemd. De plant heeft aan de oppervlakte speciale cellen, die in staat zijn om die naalden bij aanraking weg te schieten. Als cadeautje krijg je er dan ook nog wat oxaalzuur bij. Deze naalden dringen door het zachte weefsel van de mond en keel wanneer de plant wordt gegeten. De concentratie van deze rafiden varieert behoorlijk en dat heeft te maken met de soort dieffenbachia, de standplaats en al die andere zaken die de natuur zo onvoorspelbaar maken.
De calciumoxalaat naalden en het oxaalzuur veroorzaken dus zowel mechanische als chemische verwondingen, die resulteren in een ontzettend pijnlijk gevoel van branderigheid en ontsteking van de mond en keel plus een enorme speekselproductie. In ernstige gevallen zullen de keel en mond zo opzwellen dat er een tijdelijk verlies van spraak kan optreden. Dat kan zelfs resulteren in een verstikking, die in zeldzame gevallen fataal is afgelopen. Even in je oog wrijven in ook niet handig omdat het hoornvlies beschadigd kan worden. Als gevolg van de aanwezige asparigine, een enzym, wordt de allergische reactie in stand gehouden. Op de huid kan een behoorlijk ernstige dermatitis optreden. Misselijkheid, overgeven en diarree zijn bijkomende symptomen als gevolg van de aanwezigheid van pyrrolizidine alkaloïden. De gezondheidsproblemen kunnen wel een week aanhouden.
De mens zal de mens niet zijn als hij niet een nuttig doel had gevonden voor de gevaarlijke kanten van de dieffenbachia: de plant werd ooit gebruikt als middel om onwillige slaven te martelen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Dieffenbachia, eert de hoofdtuinier van de keizerlijke tuin van slot Schönbrunn in Oostenrijk, Joseph Dieffenbach (1796-1863). Eén van zijn opvolgers, Heinrich Wilhelm Schott (1794-1865), vond het een goed idee om een heel geslacht van planten naar hem te noemen. Het tweede deel, seguine, wordt in sommige boeken verklaard als zijnde een verbastering van ‘uit China’. Dat is natuurlijk onzin omdat het plantengeslacht uit de Amerika’s komen. Een mogelijke verklaring is dat het afkomstig is van het Franse woord seguin, dat zelf weer uit het Germaans komt: sig is ‘overwinning’ en dus een broertje van ons woord ‘zege’, en win is ‘vriend’. Samen moet je het dus lezen als ‘vriend van de overwinnaar’.
Alle dieffenbachia’s hebben als verdedigingswapen tegen vraatschade minuscule op naalden lijkende kristallen van calciumoxalaat, die men rafiden heeft genoemd. De plant heeft aan de oppervlakte speciale cellen, die in staat zijn om die naalden bij aanraking weg te schieten. Als cadeautje krijg je er dan ook nog wat oxaalzuur bij. Deze naalden dringen door het zachte weefsel van de mond en keel wanneer de plant wordt gegeten. De concentratie van deze rafiden varieert behoorlijk en dat heeft te maken met de soort dieffenbachia, de standplaats en al die andere zaken die de natuur zo onvoorspelbaar maken.
De calciumoxalaat naalden en het oxaalzuur veroorzaken dus zowel mechanische als chemische verwondingen, die resulteren in een ontzettend pijnlijk gevoel van branderigheid en ontsteking van de mond en keel plus een enorme speekselproductie. In ernstige gevallen zullen de keel en mond zo opzwellen dat er een tijdelijk verlies van spraak kan optreden. Dat kan zelfs resulteren in een verstikking, die in zeldzame gevallen fataal is afgelopen. Even in je oog wrijven in ook niet handig omdat het hoornvlies beschadigd kan worden. Als gevolg van de aanwezige asparigine, een enzym, wordt de allergische reactie in stand gehouden. Op de huid kan een behoorlijk ernstige dermatitis optreden. Misselijkheid, overgeven en diarree zijn bijkomende symptomen als gevolg van de aanwezigheid van pyrrolizidine alkaloïden. De gezondheidsproblemen kunnen wel een week aanhouden.
De mens zal de mens niet zijn als hij niet een nuttig doel had gevonden voor de gevaarlijke kanten van de dieffenbachia: de plant werd ooit gebruikt als middel om onwillige slaven te martelen.
Adelaarsvaren
De grootste en meest voorkomende varen in onze flora is de adelaarsvaren (Pteridium aquilinum). Het is een zichzelf agressief verspreidende varen, die grote gebieden kan bedekken en zich door zijn uitgebreide wortelstelsel maar lastig laat verwijderen. Nadat de bladeren van de adelaarsvaren eerst in de zomer al het licht hebben onderschept, vergaan ze in de winter maar heel langzaam tot een voedselarm en voor veel andere planten giftig bodembestandeel. Jonge boompjes kunnen hierin niet ontkiemen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Pteridium, is afkomstig uit het Grieks. De van oorsprong Oostenrijkse arts en professor in de biologie aan de universiteit van het Italiaanse Pavia, Giovanni Antonio Scopoli (1723-1788), noemde de hele plantenfamilie pteridon, dat zoiets als ‘kleine varen’ betekende want pteris was ‘varen’. Maar zo eenvoudig is het dus niet want uiteindelijk is het woord weer afkomstig van pteron dat in het Grieks ‘vleugel’ of ‘veer’ betekende. Het tweede deel, aquilinum, is terug te voeren op het Latijn waar aquila een ‘adelaar’ betekende. Uit de naamgeving blijkt dus duidelijk dat alle familieleden van de varen kennelijk bladeren hebben die aan vleugels van een adelaar doen denken.
De adelaarsvaren is giftig, behoorlijk giftig zelfs. Hij bevat een aantal toxische bestanddelen die zeer waarschijnlijk in de hele plant aanwezig zijn. Deze bestanddelen zijn prunasine, een cyanogenische glycoside die op je hart zal inwerken, thiaminase, een enzym dat kan zorgen voor potentieel fataal aflopende vitamine B1-tekorten, en ptaquiloside, een kankerverwekkend en mutageen sesquiterpene glycoside. Die ptaquiloside is ook verantwoordelijk voor een aandoening in vee die men thrombocytopenia heeft genoemd en die wordt gekarakteriseerd door veel te weinig bloedplaatjes (thrombocyten) in het bloed. Die zijn beslist nodig om het bloed te laten stollen. Het leidt dus tot niet te stelpen bloedingen in alle delen van het lichaam. Bij mensen zullen de gevolgen wel niet veel anders zijn.
Omdat de adelaarsvaren zich nogal uitbundig kan verspreiden heeft grazend vee uiteraard de grootste kans op vergiftigingsverschijnselen, die zich zullen uiten in koorts, lethargie (lusteloosheid) en bloedingen. Dierstudies hebben ook aangetoond dat het eten van grotere hoeveelheden kan leiden tot darm- en blaastumoren. Nu wordt het in Japan als een delicatesse gezien om jonge scheuten van de adelaarsvaren te eten, maar intussen wordt door wetenschappers sterk vermoed dat het enorm hoge aantal gevallen van maagkanker, die in Japan voorkomen, te maken hebben met de gewoonte om adelaarsvaren te consumeren. Maar let op: ook het drinken van melk van koeien, die zich te goed hebben gedaan aan zo’n varen, kan voor mensen al gezondheidsproblemen opleveren.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Pteridium, is afkomstig uit het Grieks. De van oorsprong Oostenrijkse arts en professor in de biologie aan de universiteit van het Italiaanse Pavia, Giovanni Antonio Scopoli (1723-1788), noemde de hele plantenfamilie pteridon, dat zoiets als ‘kleine varen’ betekende want pteris was ‘varen’. Maar zo eenvoudig is het dus niet want uiteindelijk is het woord weer afkomstig van pteron dat in het Grieks ‘vleugel’ of ‘veer’ betekende. Het tweede deel, aquilinum, is terug te voeren op het Latijn waar aquila een ‘adelaar’ betekende. Uit de naamgeving blijkt dus duidelijk dat alle familieleden van de varen kennelijk bladeren hebben die aan vleugels van een adelaar doen denken.
De adelaarsvaren is giftig, behoorlijk giftig zelfs. Hij bevat een aantal toxische bestanddelen die zeer waarschijnlijk in de hele plant aanwezig zijn. Deze bestanddelen zijn prunasine, een cyanogenische glycoside die op je hart zal inwerken, thiaminase, een enzym dat kan zorgen voor potentieel fataal aflopende vitamine B1-tekorten, en ptaquiloside, een kankerverwekkend en mutageen sesquiterpene glycoside. Die ptaquiloside is ook verantwoordelijk voor een aandoening in vee die men thrombocytopenia heeft genoemd en die wordt gekarakteriseerd door veel te weinig bloedplaatjes (thrombocyten) in het bloed. Die zijn beslist nodig om het bloed te laten stollen. Het leidt dus tot niet te stelpen bloedingen in alle delen van het lichaam. Bij mensen zullen de gevolgen wel niet veel anders zijn.
Omdat de adelaarsvaren zich nogal uitbundig kan verspreiden heeft grazend vee uiteraard de grootste kans op vergiftigingsverschijnselen, die zich zullen uiten in koorts, lethargie (lusteloosheid) en bloedingen. Dierstudies hebben ook aangetoond dat het eten van grotere hoeveelheden kan leiden tot darm- en blaastumoren. Nu wordt het in Japan als een delicatesse gezien om jonge scheuten van de adelaarsvaren te eten, maar intussen wordt door wetenschappers sterk vermoed dat het enorm hoge aantal gevallen van maagkanker, die in Japan voorkomen, te maken hebben met de gewoonte om adelaarsvaren te consumeren. Maar let op: ook het drinken van melk van koeien, die zich te goed hebben gedaan aan zo’n varen, kan voor mensen al gezondheidsproblemen opleveren.
VWA vernietigt rucola-sla
De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) heeft een partij Britse rucola laten vernietigen omdat daarin het giftige kruiskruid was aangetroffen.
De vondst van klein kruiskruid (Senecio vulgaris) werd door een importeur gemeld aan de waakhond. Van de partij zijn 18 zakjes teruggeroepen. De rest is al geconsumeerd.
Een nieuwere zending van de Britse telers bleek ook 'besmet' en is vernietigd. Het eten van kruiskruid kan behoorlijk negatieve gezondheidseffecten opleveren, onder meer aan de lever. Vorig jaar stortte de afzet van rucola in Duitsland in nadat in zakjes rucola-salade kruiskruid was aangetroffen. Supermarkten haalden het product uit de schappen om risico te voorkomen.
Mijn vooruitziende column over het giftige klein kruiskruid is hier te vinden.
[Fred de Vries]
De vondst van klein kruiskruid (Senecio vulgaris) werd door een importeur gemeld aan de waakhond. Van de partij zijn 18 zakjes teruggeroepen. De rest is al geconsumeerd.
Een nieuwere zending van de Britse telers bleek ook 'besmet' en is vernietigd. Het eten van kruiskruid kan behoorlijk negatieve gezondheidseffecten opleveren, onder meer aan de lever. Vorig jaar stortte de afzet van rucola in Duitsland in nadat in zakjes rucola-salade kruiskruid was aangetroffen. Supermarkten haalden het product uit de schappen om risico te voorkomen.
Mijn vooruitziende column over het giftige klein kruiskruid is hier te vinden.
[Fred de Vries]
Hondsdraf
Een wat vreemde kostganger in onze natuur is de hondsdraf (Glechoma hederacea). Normaal is het een lage, altijdgroene, vaak paars aanlopende lentebloeier, maar hij zoekt soms ook wel de hoogte doordat hij een epifiet is die in bomen klimt. Epifieten zijn (in tegenstelling tot parasieten) planten die op andere planten groeien zonder hieraan voedsel te onttrekken. De hondsdraf verspreidt een sterke, kruidige netelgeur. Toch is hij familie van de muntachtigen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Glechoma, komt in eerste instantie van het Griekse woord glechom, dat ‘munt’ of ‘thijm’ betekende. Met glechon werd dus ooit een andere plant aangeduid, de polei (Mentha pulegium). Dieper en dieper gravend komen we uiteindelijk bij de Griekse stamvorm gluku, dat ‘zoete (wijn)’ betekende en dus iets zei over het gebruik van die muntachtige. Het tweede deel, hederacea, betekent ‘zoals een klimop’ omdat de hondsdraf op vrijwel dezelfde manier woekerend groeit. De Nederlandse naam ‘hondsdraf’ is een combinatiewoord van het oeroude Saksische woord gund dat 'wond' of 'ontsteking' betekende en dat we al eerder waren tegengekomen bij de hondspeterselie, terwijl het tweede deel 'draf’ zijn oorsprong heeft in het oud-Nederlandse woord reve (‘rank’) dat zelf weer geleend is uit het Latijn (repere is ‘kruipen’). Samen is dat dus ‘wondrank’.
Voordat hop als bittermaker en conserveermiddel in bier werd toegepast werd soms ook hondsdraf voor dat doel gebruikt. Dat het als een conserveermiddel werd gezien betekent al dat ziekmakende organismen maar slecht tegen hondsdraf konden. Het werd vroeger ingezet als vochtafdrijver, tegen oogontstekingen, indigestie, maar vooral als middeltje tegen allerlei huidproblemen zoals zweren, jeuk en zwellingen. Ook stond het goed bekend als remedie tegen longproblemen, zoals aanhoudend hoesten, bronchitis en tuberculose.
De werkzame stoffen zijn de bitterstof glechomine, looistoffen en een etherische olie. Die etherische olie bevat ook pulegone, een chemisch goedje waarvan bekend is dat het je lever beslist geen goed doet en bovendien een abortus kan veroorzaken. Als je verder weet dat er nogal wat berichten zijn dat vee het leven liet nadat ze van hondsdraf hadden gegeten, weet je al dat het een plant is waarvoor je moet uitkijken. Alleen bij therapeuten, die zich bezighouden met homeopathie en de volksgeneeskunst, wordt hondsdraf nog wel eens aan goedgelovige patiënten voorgeschreven.
Toch is de etherische olie maar eens verder ontleed door wetenschappers. Het blijkt dat er ook ursolisch zuur in verborgen zit en daarvan wordt nu gedacht dat het antivirale eigenschappen heeft tegen het Epstein-Barr virus. Dat is een herpesvirus dat kwalen als de ziekte van Pfeiffer doet ontstaan. Tot op heden is er geen enkele behandeling tegen dit virus.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Glechoma, komt in eerste instantie van het Griekse woord glechom, dat ‘munt’ of ‘thijm’ betekende. Met glechon werd dus ooit een andere plant aangeduid, de polei (Mentha pulegium). Dieper en dieper gravend komen we uiteindelijk bij de Griekse stamvorm gluku, dat ‘zoete (wijn)’ betekende en dus iets zei over het gebruik van die muntachtige. Het tweede deel, hederacea, betekent ‘zoals een klimop’ omdat de hondsdraf op vrijwel dezelfde manier woekerend groeit. De Nederlandse naam ‘hondsdraf’ is een combinatiewoord van het oeroude Saksische woord gund dat 'wond' of 'ontsteking' betekende en dat we al eerder waren tegengekomen bij de hondspeterselie, terwijl het tweede deel 'draf’ zijn oorsprong heeft in het oud-Nederlandse woord reve (‘rank’) dat zelf weer geleend is uit het Latijn (repere is ‘kruipen’). Samen is dat dus ‘wondrank’.
Voordat hop als bittermaker en conserveermiddel in bier werd toegepast werd soms ook hondsdraf voor dat doel gebruikt. Dat het als een conserveermiddel werd gezien betekent al dat ziekmakende organismen maar slecht tegen hondsdraf konden. Het werd vroeger ingezet als vochtafdrijver, tegen oogontstekingen, indigestie, maar vooral als middeltje tegen allerlei huidproblemen zoals zweren, jeuk en zwellingen. Ook stond het goed bekend als remedie tegen longproblemen, zoals aanhoudend hoesten, bronchitis en tuberculose.
De werkzame stoffen zijn de bitterstof glechomine, looistoffen en een etherische olie. Die etherische olie bevat ook pulegone, een chemisch goedje waarvan bekend is dat het je lever beslist geen goed doet en bovendien een abortus kan veroorzaken. Als je verder weet dat er nogal wat berichten zijn dat vee het leven liet nadat ze van hondsdraf hadden gegeten, weet je al dat het een plant is waarvoor je moet uitkijken. Alleen bij therapeuten, die zich bezighouden met homeopathie en de volksgeneeskunst, wordt hondsdraf nog wel eens aan goedgelovige patiënten voorgeschreven.
Toch is de etherische olie maar eens verder ontleed door wetenschappers. Het blijkt dat er ook ursolisch zuur in verborgen zit en daarvan wordt nu gedacht dat het antivirale eigenschappen heeft tegen het Epstein-Barr virus. Dat is een herpesvirus dat kwalen als de ziekte van Pfeiffer doet ontstaan. Tot op heden is er geen enkele behandeling tegen dit virus.
Wisselbloem
De meeste deskundigen menen dat de wisselbloem (Lantana camara) thuishoort in Mexico en Afrika, maar ook in de tropische gebieden van Azië voelt hij zich erg op zijn gemak. De wisselbloem is een struik met geel, oranje, paars of violet gekleurde bloemen. Ook heeft hij bladeren die bijzonder onplezierig geuren wanneer ze gekneusd worden. Omdat hij zich het beste thuis voelt in tropische gebieden is het in Nederland verstandig om hem als kuipplant te houden omdat hij slecht tegen koude zeewind en vorst kan.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Lantana, komt uit het Grieks waar lanthano zoiets als ‘zich schuilhouden’ betekent en dat waarschijnlijk op de kleine bloemetjes slaat. Taalkundigen houden u het liefst voor dat lantana van het Latijnse woord lentus (licht, flexibel) afstamt omdat het dat beter in de geschiedenis past. De Romeinse dichter Virgilius (70-19 vC) noemde ooit een plant lenta viburnum. Die plant heet nu Viburnum lantana (wollige sneeuwbal). Later heeft men dat lantana gebruikt voor een heel geslacht uit de ijzerhardfamilie (Verbenaceae). Het tweede deel, camara, betekent ‘vruchtblad’.
De groene onrijpe vruchten zijn het meest gevaarlijk. De giftige stof is waarschijnlijk lantadene A, een fototoxisch triterpeen, die geactiveerd wordt door zonlicht. Ook aanwezig is verbascoside, een remmer van het eiwit kanase. Het rijpe fruit is kennelijk niet giftig, maar de bladeren en groene bessen zijn zelfs in relatief kleine hoeveelheden al dodelijk voor dieren. Als je van plan ben om deze aantrekkelijk uitziende plant in je tuin neer te zetten, zou je vooraf al moeten besluiten om alle bloemen te verwijderen wanneer deze uitgebloeid raken want daardoor ontstaan geen besjes. Deze bessen hebben al menig kind het leven gekost omdat ze er zo leuk uitzien. In de zuidelijke staten van de USA is de wisselbloem zelfs de belangrijkste oorzaak van vergiftigingen.
Vergiftigingssymptomen kunnen tot zes uur na opeten pas zichtbaar worden wat het lastig maakt om uit te zoeken wat je kind heeft opgegeten. Die symptomen zijn een gevoel van zwakheid en lethargie, diarree of constipatie, verlies van eetlust, problemen met lopen, afwijkingen in het zien, en in ernstige gevallen de dood. Chronische vergiftigingsverschijnselen leveren oedeem op, een probleem waarbij je grote hoeveelheden vocht in de weefsels vasthoudt.
In zijn thuisland Mexico wordt de wisselplant gebruikt als remedie tegen slangenbeten, het eten van gekneusde bladeren zouden werken tegen maagpijn en een smeersel als middel tegen reumatiek. Opmerkelijk is dat in Maleisië en Indonesië de plant op vrijwel dezelfde manier wordt ingezet. Een afkooksel wordt op de Bahamas als drank of bad gebruikt tegen mazelen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Lantana, komt uit het Grieks waar lanthano zoiets als ‘zich schuilhouden’ betekent en dat waarschijnlijk op de kleine bloemetjes slaat. Taalkundigen houden u het liefst voor dat lantana van het Latijnse woord lentus (licht, flexibel) afstamt omdat het dat beter in de geschiedenis past. De Romeinse dichter Virgilius (70-19 vC) noemde ooit een plant lenta viburnum. Die plant heet nu Viburnum lantana (wollige sneeuwbal). Later heeft men dat lantana gebruikt voor een heel geslacht uit de ijzerhardfamilie (Verbenaceae). Het tweede deel, camara, betekent ‘vruchtblad’.
De groene onrijpe vruchten zijn het meest gevaarlijk. De giftige stof is waarschijnlijk lantadene A, een fototoxisch triterpeen, die geactiveerd wordt door zonlicht. Ook aanwezig is verbascoside, een remmer van het eiwit kanase. Het rijpe fruit is kennelijk niet giftig, maar de bladeren en groene bessen zijn zelfs in relatief kleine hoeveelheden al dodelijk voor dieren. Als je van plan ben om deze aantrekkelijk uitziende plant in je tuin neer te zetten, zou je vooraf al moeten besluiten om alle bloemen te verwijderen wanneer deze uitgebloeid raken want daardoor ontstaan geen besjes. Deze bessen hebben al menig kind het leven gekost omdat ze er zo leuk uitzien. In de zuidelijke staten van de USA is de wisselbloem zelfs de belangrijkste oorzaak van vergiftigingen.
Vergiftigingssymptomen kunnen tot zes uur na opeten pas zichtbaar worden wat het lastig maakt om uit te zoeken wat je kind heeft opgegeten. Die symptomen zijn een gevoel van zwakheid en lethargie, diarree of constipatie, verlies van eetlust, problemen met lopen, afwijkingen in het zien, en in ernstige gevallen de dood. Chronische vergiftigingsverschijnselen leveren oedeem op, een probleem waarbij je grote hoeveelheden vocht in de weefsels vasthoudt.
In zijn thuisland Mexico wordt de wisselplant gebruikt als remedie tegen slangenbeten, het eten van gekneusde bladeren zouden werken tegen maagpijn en een smeersel als middel tegen reumatiek. Opmerkelijk is dat in Maleisië en Indonesië de plant op vrijwel dezelfde manier wordt ingezet. Een afkooksel wordt op de Bahamas als drank of bad gebruikt tegen mazelen.
Stijve ogentroost
De stijve ogentroost (Euphrasia stricta) is een halfparasiet, die wel bladgroen bezit, maar ook met zijn zuigwortels water en zouten aan de wortels van kruiden en grassen onttrekt. Het is een in Nederland zeer zeldzame beschermde eenjarige plant. De stijve ogentroost heeft witte buisvormige bloemen met een gele keelvlek en paarsige aderen in de boven- en onderlip.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Euphrasia, vernoemt één van de Griekse Gratiën. Dat waren zusjes en dochters van Zeus met de namen Euphrosyne (‘blijheid’), Aglaea (‘glans’) en Thalia (‘bloei’). De naam Euphrosyne komt weer van het oudere euphrosynos dat zoiets als ’blijdschap’ betekende. Het tweede deel, stricta, komt uit het Latijn en betekende ‘stijf’ of ‘stram’. Ook in Nederland kennen we het woord ‘strikt’ (als in strikte naleving van de wet) dat dezelfde betekenis heeft.
De stengels van de bloeiende ogentroost zouden ontstekingsremmende en bacterieremmende, samentrekkende en verzachtende stoffen bevatten. Die stoffen zouden vooral werkzaam zijn op de tere huid rond de ogen en de slijmvliezen. Daarom werd de plant al vanaf de Middeleeuwen door lichtgelovige mensen gebruikt voor kompressen en als oogwater bij geïrriteerde en branderige ogen.
Dat juist in de duistere 14de eeuw de stijve ogentroost plots in de medische schijnwerpers kwam had te maken met de zogenaamde signatuurleer. Volgens dat bijgeloof dacht men dat bepaalde uiterlijke kenmerken van een plant, die leken op delen van het menselijk lichaam, aanwijzingen gaven dat ze voor de behandeling van klachten van precies dat deel gebruikt konden worden. De stijve ogentroost had paarsige aderen op de bloembladeren en die aderen leken op een ontstoken oog.
In de stijve ogentroost worden in kleine hoeveelheden wel enkele werkzame stoffen aangetroffen, zoals de iridoïde glycosiden aucuboside (aucubine) en ixoroside. Beiden werken inderdaad in lichte mate ontstekingsremmend omdat ze bedoeld zijn als verdediging tegen vraatschade en plagen. Voor mensen smaken deze stoffen behoorlijk bitter.
Er zijn ondertussen wat wetenschappelijke onderzoeken verricht om te kijken of de stijve ogentroost mogelijk toch werkzaam was bij oogproblemen. Een écht dubbelblind onderzoek werd verricht tijdens een epidemie van virale conjunctivitis (bindvliesontsteking in het oog). Bijna 1000 mensen kregen óf wat druppeltjes met ogentroost óf een placebo en het resultaat was dat er achteraf geen enkel verschil bleek te zijn tussen beide groepen.
Maar als het niet werkt, zo zult u zich nu afvragen, waarom staat de stijve ogentroost dan tussen de gevaarlijke planten? Omdat blijkt dat het water waarin de stijve ogentroost is opgelost de neiging heeft niet altijd steriel te blijven. Met als gevolg een nieuwe oogontsteking.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Euphrasia, vernoemt één van de Griekse Gratiën. Dat waren zusjes en dochters van Zeus met de namen Euphrosyne (‘blijheid’), Aglaea (‘glans’) en Thalia (‘bloei’). De naam Euphrosyne komt weer van het oudere euphrosynos dat zoiets als ’blijdschap’ betekende. Het tweede deel, stricta, komt uit het Latijn en betekende ‘stijf’ of ‘stram’. Ook in Nederland kennen we het woord ‘strikt’ (als in strikte naleving van de wet) dat dezelfde betekenis heeft.
De stengels van de bloeiende ogentroost zouden ontstekingsremmende en bacterieremmende, samentrekkende en verzachtende stoffen bevatten. Die stoffen zouden vooral werkzaam zijn op de tere huid rond de ogen en de slijmvliezen. Daarom werd de plant al vanaf de Middeleeuwen door lichtgelovige mensen gebruikt voor kompressen en als oogwater bij geïrriteerde en branderige ogen.
Dat juist in de duistere 14de eeuw de stijve ogentroost plots in de medische schijnwerpers kwam had te maken met de zogenaamde signatuurleer. Volgens dat bijgeloof dacht men dat bepaalde uiterlijke kenmerken van een plant, die leken op delen van het menselijk lichaam, aanwijzingen gaven dat ze voor de behandeling van klachten van precies dat deel gebruikt konden worden. De stijve ogentroost had paarsige aderen op de bloembladeren en die aderen leken op een ontstoken oog.
In de stijve ogentroost worden in kleine hoeveelheden wel enkele werkzame stoffen aangetroffen, zoals de iridoïde glycosiden aucuboside (aucubine) en ixoroside. Beiden werken inderdaad in lichte mate ontstekingsremmend omdat ze bedoeld zijn als verdediging tegen vraatschade en plagen. Voor mensen smaken deze stoffen behoorlijk bitter.
Er zijn ondertussen wat wetenschappelijke onderzoeken verricht om te kijken of de stijve ogentroost mogelijk toch werkzaam was bij oogproblemen. Een écht dubbelblind onderzoek werd verricht tijdens een epidemie van virale conjunctivitis (bindvliesontsteking in het oog). Bijna 1000 mensen kregen óf wat druppeltjes met ogentroost óf een placebo en het resultaat was dat er achteraf geen enkel verschil bleek te zijn tussen beide groepen.
Maar als het niet werkt, zo zult u zich nu afvragen, waarom staat de stijve ogentroost dan tussen de gevaarlijke planten? Omdat blijkt dat het water waarin de stijve ogentroost is opgelost de neiging heeft niet altijd steriel te blijven. Met als gevolg een nieuwe oogontsteking.
Vuurwerkplant
We hebben de vuurwerkplant (Dictamnus albus) ofwel het essenkruid wat uit het oog verloren. Vroeger, heel vroeger werd hij namelijk als een bijzondere plant gezien. Botanisch gezien behoort hij tot de familie van de wijnruit, maar is de enige van zijn soort. De vuurwerkplant komt van oorsprong uit de zuidelijke streken van Europa en Azië.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Dictamnus, is wat lastig te verklaren. Dictynna was een Griekse zeegodin, maar het Griekse woord diktyon betekende ook ‘(vis)net’ en dat woord had weer zijn oorsprong in dikein dat ‘werpen’ betekende. Als de vrucht rijp is, barst deze open en worden de twee zaden weggeworpen. Het tweede deel, albus, beschrijft zijn witte bloemen.
De plant bevat een grote hoeveelheid brandbare etherische oliën, waaronder bergapteen, fraxinellon, thymolmethylether, pineen, anethol, estragol, myrceen limoneen en cineol. De plant bevat zoveel etherische oliën dat deze in sporadische gevallen in droge hete periodes zelfs spontaan kan ontbranden waardoor er vlammetjes rond de plant branden. Vandaar natuurlijk ook zijn Nederlandse naam van vuurwerkplant, maar ook is het daardoor een kandidaat voor het brandend braambos uit de bijbel.
De aanwezige limoneen is ook de olie die citrusvruchten hun kenmerkende geur geven en het is dan ook niet verwonderlijk dat de vuurwerkplant naar citroen met een hint van vanille geurt. Maar ondanks de heerlijke geur, zou ik hem maar niet proberen te eten want de hele plant is scherp bitter en oneetbaar. Want er worden ook een aantal giftige alkaloïden in die vuurwerkplant aangetroffen, zoals skimmianine, fagrine en dictamine.
Ooit kwam de vuurwerkplant veel in kruidentuinen voor. Hij had de reputatie om eetlustopwekkend, koortsverlagend en bacteriedodend te zijn. Het zou wondrot tegengaan en helpen bij de bestrijden van aanhoudende koortsaanvallen. Nu zijn wondrot en koorts vaak het gevolg van allerlei bacteriële infecties en van allerlei etherische oliën is wel bekend dat ze in meer of mindere mate bacteriedodend zijn, maar dat werkt natuurlijk alleen op of aan het lichaam. In het lichaam is het een heel ander verhaal. We moesten wachten tot Alexander Fleming in 1928 ontdekte dat bepaalde schimmels, die hij penicilline noemde, bacteriën konden doden voordat we een echt effectief medicijn tegen bacteriële infecties hadden.
Maar voor die ontdekking moesten de mensen simpelweg roeien met de riemen die ze hadden en dus werd ook de vuurwerkplant driftig ingezet voor onbegrepen ziektebeelden als hysterie, pest en malaria.
Ondertussen was de vuurwerkplant vrijwel in de vergetelheid geraakt. Behalve in de boeken van Harry Potter, want daar wordt hij in Harry Potter and the Half-Blood Prince gebruikt als magische plant om littekens te voorkomen bij steek- of snijwonden.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Dictamnus, is wat lastig te verklaren. Dictynna was een Griekse zeegodin, maar het Griekse woord diktyon betekende ook ‘(vis)net’ en dat woord had weer zijn oorsprong in dikein dat ‘werpen’ betekende. Als de vrucht rijp is, barst deze open en worden de twee zaden weggeworpen. Het tweede deel, albus, beschrijft zijn witte bloemen.
De plant bevat een grote hoeveelheid brandbare etherische oliën, waaronder bergapteen, fraxinellon, thymolmethylether, pineen, anethol, estragol, myrceen limoneen en cineol. De plant bevat zoveel etherische oliën dat deze in sporadische gevallen in droge hete periodes zelfs spontaan kan ontbranden waardoor er vlammetjes rond de plant branden. Vandaar natuurlijk ook zijn Nederlandse naam van vuurwerkplant, maar ook is het daardoor een kandidaat voor het brandend braambos uit de bijbel.
De aanwezige limoneen is ook de olie die citrusvruchten hun kenmerkende geur geven en het is dan ook niet verwonderlijk dat de vuurwerkplant naar citroen met een hint van vanille geurt. Maar ondanks de heerlijke geur, zou ik hem maar niet proberen te eten want de hele plant is scherp bitter en oneetbaar. Want er worden ook een aantal giftige alkaloïden in die vuurwerkplant aangetroffen, zoals skimmianine, fagrine en dictamine.
Ooit kwam de vuurwerkplant veel in kruidentuinen voor. Hij had de reputatie om eetlustopwekkend, koortsverlagend en bacteriedodend te zijn. Het zou wondrot tegengaan en helpen bij de bestrijden van aanhoudende koortsaanvallen. Nu zijn wondrot en koorts vaak het gevolg van allerlei bacteriële infecties en van allerlei etherische oliën is wel bekend dat ze in meer of mindere mate bacteriedodend zijn, maar dat werkt natuurlijk alleen op of aan het lichaam. In het lichaam is het een heel ander verhaal. We moesten wachten tot Alexander Fleming in 1928 ontdekte dat bepaalde schimmels, die hij penicilline noemde, bacteriën konden doden voordat we een echt effectief medicijn tegen bacteriële infecties hadden.
Maar voor die ontdekking moesten de mensen simpelweg roeien met de riemen die ze hadden en dus werd ook de vuurwerkplant driftig ingezet voor onbegrepen ziektebeelden als hysterie, pest en malaria.
Ondertussen was de vuurwerkplant vrijwel in de vergetelheid geraakt. Behalve in de boeken van Harry Potter, want daar wordt hij in Harry Potter and the Half-Blood Prince gebruikt als magische plant om littekens te voorkomen bij steek- of snijwonden.
Wegedoorn
De wegedoorn (Rhamnus cathartica) is een middelhoge struik en zelden een kleine boom. Waar precies de grens tussen boom en struik ligt heeft niemand nog duidelijk kunnen maken. Waarschijnlijk zullen de zich met alles bemoeiende ambtenaren van de Europese Gemeenschap daar binnenkort wel wetgeving over gaan maken. Normaal lopen de twijgen van de wegedoorn in een slanke doorn uit. Aan weerszijden daarvan ontstaan jonge twijgen. Vandaar zijn Duitse naam Kreusdorn (‘Kruisdoorn’).
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Rhamnus, vernoemt de Griekse godin Nemesis. Die had ook de bijnaam van (godin van) Rhamnus omdat men in die plaats een heiligdom had voor haar had opgericht. Nemesis was de godin van de goddeloze vergelding en was daarin meedogenloos. Nee, deze keer vertelt die naam niets over de giftigheid omdat deze naam in de oudheid vaker werd gebruikt om doornachtige planten, struiken en bomen te benoemen. Het tweede deel, cathartica, is afkomstig van het Griekse woord katharsis dat ‘zuiveren’, ‘reinigen’ betekende. Vervolgens was katharos zoiets als ‘rein’ of ‘puur’. Het verklaart dat deze struik werd gebruikt als laxeermiddel om het lichaam te reinigen van allerhande ziekmakende stofjes.
De werkzame stof van de wegedoorn is hydroxymethylanthraquinone en dat is een voor je maag en darmen zeer irriterende stof. Bovendien is het een glycocide en daarvan is bekend dat ze op het hart inwerken. Ook kan het een dermatitis veroorzaken. Die allergische reactie is al vervelend als deze op je huid optreedt, maar nog vervelender is het als die intern allerhande negatieve effecten veroorzaakt.
Vroeger aten volwassenen voor het ontbijt op de nuchtere maag een stuk of 10,12 besjes en die paar besjes zorgden al voor de gewenste leegloop van de darmen. Neem je ietsjes teveel van de wegedoorn in dan kun je rekenen op veel meer dan de verwachte laxerende werking want een overdosering levert extreme vormen op. De symptomen van vergiftiging van de wegedoorn zijn misselijkheid, overgeven, maag- en darmkrampen en ernstige diarree. Zoals verwacht wordt de wegedoorn in de moderne medicijnkast niet meer aangetroffen.
Bovendien, zo blijkt uit recent wetenschappelijk onderzoek, heeft het eten van de besjes ook een behoorlijk nadelig effect op de lever. Die schijnt dat wegedoorngif maar moeilijk te kunnen verwerken. Daardoor hoopt het gif zich op, beschadigt het leverweefsel en zorgt vervolgens voor littekenweefsel. Dit ziektebeeld staat bekend als levercirrose en is op zijn beurt weer een voorbode van leverkanker. Bij een slecht werkende lever komen de giftige stoffen weer in het lichaam terecht. Hierdoor worden de hersenen aangetast, je wordt suf en raakt in een coma.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Rhamnus, vernoemt de Griekse godin Nemesis. Die had ook de bijnaam van (godin van) Rhamnus omdat men in die plaats een heiligdom had voor haar had opgericht. Nemesis was de godin van de goddeloze vergelding en was daarin meedogenloos. Nee, deze keer vertelt die naam niets over de giftigheid omdat deze naam in de oudheid vaker werd gebruikt om doornachtige planten, struiken en bomen te benoemen. Het tweede deel, cathartica, is afkomstig van het Griekse woord katharsis dat ‘zuiveren’, ‘reinigen’ betekende. Vervolgens was katharos zoiets als ‘rein’ of ‘puur’. Het verklaart dat deze struik werd gebruikt als laxeermiddel om het lichaam te reinigen van allerhande ziekmakende stofjes.
De werkzame stof van de wegedoorn is hydroxymethylanthraquinone en dat is een voor je maag en darmen zeer irriterende stof. Bovendien is het een glycocide en daarvan is bekend dat ze op het hart inwerken. Ook kan het een dermatitis veroorzaken. Die allergische reactie is al vervelend als deze op je huid optreedt, maar nog vervelender is het als die intern allerhande negatieve effecten veroorzaakt.
Vroeger aten volwassenen voor het ontbijt op de nuchtere maag een stuk of 10,12 besjes en die paar besjes zorgden al voor de gewenste leegloop van de darmen. Neem je ietsjes teveel van de wegedoorn in dan kun je rekenen op veel meer dan de verwachte laxerende werking want een overdosering levert extreme vormen op. De symptomen van vergiftiging van de wegedoorn zijn misselijkheid, overgeven, maag- en darmkrampen en ernstige diarree. Zoals verwacht wordt de wegedoorn in de moderne medicijnkast niet meer aangetroffen.
Bovendien, zo blijkt uit recent wetenschappelijk onderzoek, heeft het eten van de besjes ook een behoorlijk nadelig effect op de lever. Die schijnt dat wegedoorngif maar moeilijk te kunnen verwerken. Daardoor hoopt het gif zich op, beschadigt het leverweefsel en zorgt vervolgens voor littekenweefsel. Dit ziektebeeld staat bekend als levercirrose en is op zijn beurt weer een voorbode van leverkanker. Bij een slecht werkende lever komen de giftige stoffen weer in het lichaam terecht. Hierdoor worden de hersenen aangetast, je wordt suf en raakt in een coma.
Witte nieswortel
De witte nieswortel (Veratrum album) is een forse plant met geelgroene tot witachtige bloemen. In de Alpen komt hij vrij algemeen in het wild voor, terwijl hij in ons land soms in tuinen wordt aangeplant. Het is een direct familielid van het nieskruid (Helleborus spp) en dat is dan ook de reden dat hij soms wit nieskruid wordt genoemd of – in Engelstalige landen – false Hellebore. Het is één van de giftigste planten in Europa en het is maar goed dat hij tegenwoordig niet meer voor allerlei kwalen wordt gebruikt.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Veratrum, is een combinatiewoord uit het Latijn: vere (‘echt’) en atrum (‘donker’) en duidt dan op de bijna zwarte wortel. Het tweede deel, album, komt van het Latijnse woord albus dat ‘wit’ betekent. Vandaar natuurlijk ook dat professor Dumbledore uit de boeken van Harry Potter de voornaam Albus draagt: hij heeft een lange witte baard.
Alle delen van de plant zijn dodelijk giftig als gevolg van de aanwezigheid van een aantal alkaloiden, zoals protoveratrine A en B, germerine, vertatridine en veratrine (ook wel cevadine genoemd). De protoveratrines veroorzaken een extreme verlaging van je bloeddruk en van je hartslag. De wortel heeft een pijnstillende werking, werkt als een effectieve wormenkuur, werkt als extreem laxeermiddel, zorgt voor ernstige misselijkheid en overgeven, werkt ietwat hypnotisch en, zoals de naam al aangeeft, je moet er vreselijk van niezen.
Natuurlijk werd de witte nieswortel voor medische doeleinden toegepast, maar die waren vrijwel allemaal voor uitwendige klachten. Het werd soms gebruikt als een lokaal werkende pijnstiller, maar zelfs dat is niet zonder gevaar omdat de gifstoffen via de geschaafde huid gemakkelijk de bloedbaan kunnen binnendringen.
De gedroogde en tot poeder vermalen wortel bevat ook pyrethrines die nog steeds worden gebruikt als insecticide en als middel tegen luizen en ander kruipend ongedierte.
In 1983 werd een partij niespoeders vanuit het toenmalige Oost-Duitsland aan een aantal Scandinavische landen geleverd. Dat niespoeder bevatte de verpulverde wortel van de witte nieswortel en het gebruik daarvan zorgde ervoor dat een zevental mensen met ernstige vergiftigingsverschijnselen in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Geen wonder dat het gebruik daar nu wettelijk verboden is.
Als je het bovenstaande hebt gelezen zul je in het vervolg waarschijnlijk met een grote boog om de witte nieswortel willen heenlopen. Homeopaten doen dat niet, die geloven dat een superverdund aftreksel in alcohol wel moet werken tegen bijvoorbeeld cholera. Da’s lastig te verklaren want cholera is een infectieziekte en wordt gekenmerkt door ernstige diarree en uitdroging. Een paar druppels alcohol zullen daartegen echt niet helpen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Veratrum, is een combinatiewoord uit het Latijn: vere (‘echt’) en atrum (‘donker’) en duidt dan op de bijna zwarte wortel. Het tweede deel, album, komt van het Latijnse woord albus dat ‘wit’ betekent. Vandaar natuurlijk ook dat professor Dumbledore uit de boeken van Harry Potter de voornaam Albus draagt: hij heeft een lange witte baard.
Alle delen van de plant zijn dodelijk giftig als gevolg van de aanwezigheid van een aantal alkaloiden, zoals protoveratrine A en B, germerine, vertatridine en veratrine (ook wel cevadine genoemd). De protoveratrines veroorzaken een extreme verlaging van je bloeddruk en van je hartslag. De wortel heeft een pijnstillende werking, werkt als een effectieve wormenkuur, werkt als extreem laxeermiddel, zorgt voor ernstige misselijkheid en overgeven, werkt ietwat hypnotisch en, zoals de naam al aangeeft, je moet er vreselijk van niezen.
Natuurlijk werd de witte nieswortel voor medische doeleinden toegepast, maar die waren vrijwel allemaal voor uitwendige klachten. Het werd soms gebruikt als een lokaal werkende pijnstiller, maar zelfs dat is niet zonder gevaar omdat de gifstoffen via de geschaafde huid gemakkelijk de bloedbaan kunnen binnendringen.
De gedroogde en tot poeder vermalen wortel bevat ook pyrethrines die nog steeds worden gebruikt als insecticide en als middel tegen luizen en ander kruipend ongedierte.
In 1983 werd een partij niespoeders vanuit het toenmalige Oost-Duitsland aan een aantal Scandinavische landen geleverd. Dat niespoeder bevatte de verpulverde wortel van de witte nieswortel en het gebruik daarvan zorgde ervoor dat een zevental mensen met ernstige vergiftigingsverschijnselen in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Geen wonder dat het gebruik daar nu wettelijk verboden is.
Als je het bovenstaande hebt gelezen zul je in het vervolg waarschijnlijk met een grote boog om de witte nieswortel willen heenlopen. Homeopaten doen dat niet, die geloven dat een superverdund aftreksel in alcohol wel moet werken tegen bijvoorbeeld cholera. Da’s lastig te verklaren want cholera is een infectieziekte en wordt gekenmerkt door ernstige diarree en uitdroging. Een paar druppels alcohol zullen daartegen echt niet helpen.
Efedra
Efedra (Ephedra sinica) wordt al eeuwenlang toegepast in de Chinese traditionele plantengeneeskunde. Daar wordt het gebruikt voor de behandeling van kwalen als astma en hooikoorts. In westerse landen werd die efedra vaak toegepast in vermageringscapsules. Totdat het gebruik verboden werd. Waarom dat was zullen we hieronder gaan lezen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Ephedra, werd door Carl (von) Linné (Linnaeus) verzonnen uit het Griekse woord ephedra dat letterlijk ‘zittend op’ betekende. Het is een combinatiewoord van epi (‘op’) en hedra (‘zetel’). Die naam probeerde de groeiwijze te verklaren waarbij de stengeldelen bijna als bamboe op elkaar zitten. Het tweede deel, sinica, betekent ‘(afkomstig) uit China’. In het Chinees wordt de plant má huáng genoemd wat ’gele hennep’ betekent want dàmá is ‘hennep’ en huángsè is ‘geel’. Om duidelijk te maken over welke soort we het hebben zullen we vanaf nu spreken over de Chinese efedra.
De ephedra komt namelijk zowel in oude wereld (Azië en Europa) en de nieuwe wereld (Noord en Zuid Amerika) voor, maar er is een groot verschil: de variëteiten in de nieuwe wereld bevatten niet of nauwelijks werkzame stoffen. En om die werkzame stofjes gaat het natuurlijk bij de geneeskunde en zijn uitwassen.
In dit geval zijn het de alkaloïden efedrine en pseudo-efedrine. De Chinese efedra bevat wel 1 tot 3 procent van zijn droog gewicht aan alkaloïden en dat is behoorlijk veel. Bovendien zorgt de natuur ook nog eens voor onvoorspelbare afwijkingen en dus ligt het gevaar alweer snel op de loer. Efedrine is een stimulant die meer noradrenaline en adrenaline in het lichaam pompt en dus lichaamlichaamsreacties nabootst die optreden in momenten van gevaar. Bovendien werkt het vaatvernauwend. Daardoor wordt de bloeddruk verhoogd (er kan immers minder bloed door je aderen) en de hartslag neemt toe (je hart moet meer moeite doen om dat bloed door je aderen te pompen). Die stimulerende werking was ook erg handig als je onverantwoordelijk snel wilde afvallen. Als alles in je lichaam in een hogere versnelling werkt, verbruik je meer calorieën en verlies je snel overtollig gewicht.
Het vervelende was echter dat die versnelde hartslag nog wel eens kon leiden tot een ongewenste hartaanval met een behoorlijk aantal dodelijke slachtoffers als noodlottig gevolg. Nu kan het zijn dat je de kans op zo’n hartaanval op de koop toe neemt om er maar snel zomerslank uit te zien, maar het is beslist niet de enige bijwerking die het gebruik van efedra kan opleveren. Ik noem hier slechts enkele: ernstige huidaandoeningen, jeuk, irritatie, nerveuze gevoelens, duizeligheid, trillingen van de handen, hoofdpijnen, slapeloosheid, overvloedige transpiratie, overgeven en een temperatuurshuishouding die zo in de war raakt dat je oververhit kan raken.
Misschien moeten we toch maar wat meer luisteren naar de adviezen van Sonja Bakker. Die laat ons tenminste met normaal eten afvallen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Ephedra, werd door Carl (von) Linné (Linnaeus) verzonnen uit het Griekse woord ephedra dat letterlijk ‘zittend op’ betekende. Het is een combinatiewoord van epi (‘op’) en hedra (‘zetel’). Die naam probeerde de groeiwijze te verklaren waarbij de stengeldelen bijna als bamboe op elkaar zitten. Het tweede deel, sinica, betekent ‘(afkomstig) uit China’. In het Chinees wordt de plant má huáng genoemd wat ’gele hennep’ betekent want dàmá is ‘hennep’ en huángsè is ‘geel’. Om duidelijk te maken over welke soort we het hebben zullen we vanaf nu spreken over de Chinese efedra.
De ephedra komt namelijk zowel in oude wereld (Azië en Europa) en de nieuwe wereld (Noord en Zuid Amerika) voor, maar er is een groot verschil: de variëteiten in de nieuwe wereld bevatten niet of nauwelijks werkzame stoffen. En om die werkzame stofjes gaat het natuurlijk bij de geneeskunde en zijn uitwassen.
In dit geval zijn het de alkaloïden efedrine en pseudo-efedrine. De Chinese efedra bevat wel 1 tot 3 procent van zijn droog gewicht aan alkaloïden en dat is behoorlijk veel. Bovendien zorgt de natuur ook nog eens voor onvoorspelbare afwijkingen en dus ligt het gevaar alweer snel op de loer. Efedrine is een stimulant die meer noradrenaline en adrenaline in het lichaam pompt en dus lichaamlichaamsreacties nabootst die optreden in momenten van gevaar. Bovendien werkt het vaatvernauwend. Daardoor wordt de bloeddruk verhoogd (er kan immers minder bloed door je aderen) en de hartslag neemt toe (je hart moet meer moeite doen om dat bloed door je aderen te pompen). Die stimulerende werking was ook erg handig als je onverantwoordelijk snel wilde afvallen. Als alles in je lichaam in een hogere versnelling werkt, verbruik je meer calorieën en verlies je snel overtollig gewicht.
Het vervelende was echter dat die versnelde hartslag nog wel eens kon leiden tot een ongewenste hartaanval met een behoorlijk aantal dodelijke slachtoffers als noodlottig gevolg. Nu kan het zijn dat je de kans op zo’n hartaanval op de koop toe neemt om er maar snel zomerslank uit te zien, maar het is beslist niet de enige bijwerking die het gebruik van efedra kan opleveren. Ik noem hier slechts enkele: ernstige huidaandoeningen, jeuk, irritatie, nerveuze gevoelens, duizeligheid, trillingen van de handen, hoofdpijnen, slapeloosheid, overvloedige transpiratie, overgeven en een temperatuurshuishouding die zo in de war raakt dat je oververhit kan raken.
Misschien moeten we toch maar wat meer luisteren naar de adviezen van Sonja Bakker. Die laat ons tenminste met normaal eten afvallen.
Japanse steranijs
"What's in a name? That which we call a rose - By any other name would smell as sweet.", zo sprak de 13-jarige Juliet liefdevol over haar 16-jarige Romeo in de tragedie van William Shakespeare. In het Nederlands zou je kunnen zeggen dat het niet uitmaakt hoe je een roos noemt want hij blijft precies zo lekker ruiken. Welnu, het maakt soms wel degelijk verschil zoals we hieronder zullen ontdekken. Je moet in veel gevallen precies omschrijven met welke plant je te maken hebt want anders kan het soms behoorlijk fout gaan.
Chinese steranijs (Illicium verum) is de gedroogde vrucht van een in Azië groeiende boom of struik. Die steranijs ruikt en smaakt zo sterk als gevolg van het feit dat het tot wel 10% anethol, een etherische olie, kan bevatten. Als specerij is het zeer gewild en het is onderdeel van de beroemde Chinese fice-spice powder en van de Indiase garam massala.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Illicium, is van Latijnse afkomst: illicere betekent ‘(aan)lokken’ en het verwoordde de heerlijke geur. Het tweede deel, verum, is ook al een Latijns woord en betekent ‘waar’ of ‘echt’.
Maar de Chinese steranijs heeft ook een kwaadaardig broertje in de persoon van de Japanse steranijs (Illicium anisatum). Uiterlijk is er zo weinig verschil dat zelfs afgestudeerde biologen het verschil niet kunnen zien. En als zij het niet weten, hoe moeten u en ik die beide varianten dan uit elkaar houden?
Misschien dat u gewend bent om af en toe een heerlijk kopje Sterrenmix te drinken. Op zich is dat geen enkel probleem wanneer u het pakje kruidenthee bij een grootwinkelbedrijf gekocht heeft. Koopt u uw kruidenthee echter in bij een enthousiaste amateur of kwakzalver dan loopt u mogelijk een behoorlijk gevaar. Dat werd nog niet zo lang geleden geïllustreerd toen een aantal mensen ernstig ziek werd na het drinken van hun Sterrenmix, waar per ongeluk geen Chinese steranijs in was verwerkt, maar Japanse steranijs.
Die verwisseling had vervelende gevolgen want Japanse steranijs bevat namelijk anisatine, een neurotoxine, dat verantwoordelijk was voor de bij de slachtoffers waargenomen gevoelens van algehele malaise, misselijkheid, braken, diarree, spiertrekkingen, hallucinaties en epileptische aanvallen. Die anisatine is zo extreem giftig dat het zelfs bij kleine hoeveelheden al tot de dood kan leiden als gevolg van een ademhalingsverlamming. In Japan wordt het om die reden als insecticide toegepast.
Voor de volledigheid nog even de oorsprong van het tweede deel van de wetenschappelijke naam van de Japanse steranijs, anisatum, en dus tevens de oorsprong van het Nederlandse woord ‘anijs’. Anison is afgeleid van het Griekse aneton (dille) en anetos betekent 'ontspannen', 'slap' of 'los'. Dat past precies bij de oorsprong van het woord 'dille' want dat stamt uit het oud-Noors. Dylle of dilla betekende 'kalmeren' of 'sussen'. Alles wijst op het oude gebruik van dille en anijs om kalmerend voor de maag te zijn.
Chinese steranijs (Illicium verum) is de gedroogde vrucht van een in Azië groeiende boom of struik. Die steranijs ruikt en smaakt zo sterk als gevolg van het feit dat het tot wel 10% anethol, een etherische olie, kan bevatten. Als specerij is het zeer gewild en het is onderdeel van de beroemde Chinese fice-spice powder en van de Indiase garam massala.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Illicium, is van Latijnse afkomst: illicere betekent ‘(aan)lokken’ en het verwoordde de heerlijke geur. Het tweede deel, verum, is ook al een Latijns woord en betekent ‘waar’ of ‘echt’.
Maar de Chinese steranijs heeft ook een kwaadaardig broertje in de persoon van de Japanse steranijs (Illicium anisatum). Uiterlijk is er zo weinig verschil dat zelfs afgestudeerde biologen het verschil niet kunnen zien. En als zij het niet weten, hoe moeten u en ik die beide varianten dan uit elkaar houden?
Misschien dat u gewend bent om af en toe een heerlijk kopje Sterrenmix te drinken. Op zich is dat geen enkel probleem wanneer u het pakje kruidenthee bij een grootwinkelbedrijf gekocht heeft. Koopt u uw kruidenthee echter in bij een enthousiaste amateur of kwakzalver dan loopt u mogelijk een behoorlijk gevaar. Dat werd nog niet zo lang geleden geïllustreerd toen een aantal mensen ernstig ziek werd na het drinken van hun Sterrenmix, waar per ongeluk geen Chinese steranijs in was verwerkt, maar Japanse steranijs.
Die verwisseling had vervelende gevolgen want Japanse steranijs bevat namelijk anisatine, een neurotoxine, dat verantwoordelijk was voor de bij de slachtoffers waargenomen gevoelens van algehele malaise, misselijkheid, braken, diarree, spiertrekkingen, hallucinaties en epileptische aanvallen. Die anisatine is zo extreem giftig dat het zelfs bij kleine hoeveelheden al tot de dood kan leiden als gevolg van een ademhalingsverlamming. In Japan wordt het om die reden als insecticide toegepast.
Voor de volledigheid nog even de oorsprong van het tweede deel van de wetenschappelijke naam van de Japanse steranijs, anisatum, en dus tevens de oorsprong van het Nederlandse woord ‘anijs’. Anison is afgeleid van het Griekse aneton (dille) en anetos betekent 'ontspannen', 'slap' of 'los'. Dat past precies bij de oorsprong van het woord 'dille' want dat stamt uit het oud-Noors. Dylle of dilla betekende 'kalmeren' of 'sussen'. Alles wijst op het oude gebruik van dille en anijs om kalmerend voor de maag te zijn.
Bilzekruid
Het (zwart) bilzekruid (Hyoscyamus niger) is een van de gifstigste planten in onze vaderlandse flora. Hij is lid van de grote nachtschadefamilie (Solanaceae) en daarvan is bekend dat de meeste familieleden bol staan van de giftige en hallucinerende alkaloïden. Het bilzekruid is een bedwelmend riekende zomerbloeier. Zijn geur is de reden dat de Engelsen hem de ‘stinkende nachtschade’ hebben genoemd.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Hyoscyamus, is een combinatiewoord uit het Grieks: huos is ‘zwijn’ of ‘varken’ en kuamos is ‘boon’. Samen is dat dus ‘varkensboon’, naar het idee dat varkens de boontje zouden eten. Het tweede deel, niger, is uiteraard ‘zwart’. De oorsprong van het Nederlandse woord ‘bilzekruid’ is duister. Men vermoedt bilzekruid dat het al zo’n oud woord is dat het af zou kunnen stammen van de Keltische god Belenos, de zonnegod en in het bijzonder de genezende kracht van de (warmte van de) zon.
De hele plant is zeer giftig, vooral de wortel. Die giftigheid is het gevolg van de aanwezigheid van een aantal tropane alkaloïden waaronder scopolamine (hyocine), hyoscyamine en atropine. De effecten van inname van het bilzekruid zijn waanvoorstellingen, verwijde pupillen, rusteloosheid en een rode vlekkerige huid. Gemeld worden bovendien ook hartritmestoornissen, stuiptrekkingen, hevige krampen, gezwollen buik, overgeven, verhoogde bloeddruk, oververhitting, ataxie (een aandoening waarbij iemand de controle over al zijn spieren verliest) en coma. De dood als eindstation van deze vergiftiging is zeer zeker niet uit te sluiten.
Het bilzekruid werd vroeger veelvuldig gebruikt vanwege zijn hallucinerende en narcotiserende werking. De psycho-actieve eigenschappen zijn onder andere visuele hallucinaties en een gevoel van vliegen. Dat is dan ook de historische bron voor de legende dat heksen konden vliegen op hun bezemsteel: niemand heeft ze ooit daadwerkelijk zien vliegen, maar de heks (lees: kruidenvrouwtje) had zelf het gevoel gehad dat ze gevlogen had en toen ze dit aan haar omgeving vertelde vond die haar natuurlijk behoorlijk vreemd. In die tijd moest alles wat ‘vreemd’ was met wortel en tak worden uitgeroeid volgens de kerkvaders.
Toch worden ook tegenwoordig nog wel toepassingen gevonden voor de werkzame stoffen van bilzekruid. Het wordt gebruikt als middel tegen spasmen in de urineblaas of als middel tegen prikkelbare darm syndroom (PDS). Natuurlijk worden hiervoor zorgvuldig uit de plant gedestilleerde stofjes gebruikt, want zou je zelf met die plant gaan prutsen, dan zou je misschien ook willen vliegen.
In een grijs verleden werd bilzekruid gebruikt als deel van een kruidenmensel dat aan sommige bieren werd toegevoegd als smaakmaker en om de houdbaarheid te verlengen. Dat kruidenmengsel, gruit genoemd, is later vervangen door het minder giftige hop.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Hyoscyamus, is een combinatiewoord uit het Grieks: huos is ‘zwijn’ of ‘varken’ en kuamos is ‘boon’. Samen is dat dus ‘varkensboon’, naar het idee dat varkens de boontje zouden eten. Het tweede deel, niger, is uiteraard ‘zwart’. De oorsprong van het Nederlandse woord ‘bilzekruid’ is duister. Men vermoedt bilzekruid dat het al zo’n oud woord is dat het af zou kunnen stammen van de Keltische god Belenos, de zonnegod en in het bijzonder de genezende kracht van de (warmte van de) zon.
De hele plant is zeer giftig, vooral de wortel. Die giftigheid is het gevolg van de aanwezigheid van een aantal tropane alkaloïden waaronder scopolamine (hyocine), hyoscyamine en atropine. De effecten van inname van het bilzekruid zijn waanvoorstellingen, verwijde pupillen, rusteloosheid en een rode vlekkerige huid. Gemeld worden bovendien ook hartritmestoornissen, stuiptrekkingen, hevige krampen, gezwollen buik, overgeven, verhoogde bloeddruk, oververhitting, ataxie (een aandoening waarbij iemand de controle over al zijn spieren verliest) en coma. De dood als eindstation van deze vergiftiging is zeer zeker niet uit te sluiten.
Het bilzekruid werd vroeger veelvuldig gebruikt vanwege zijn hallucinerende en narcotiserende werking. De psycho-actieve eigenschappen zijn onder andere visuele hallucinaties en een gevoel van vliegen. Dat is dan ook de historische bron voor de legende dat heksen konden vliegen op hun bezemsteel: niemand heeft ze ooit daadwerkelijk zien vliegen, maar de heks (lees: kruidenvrouwtje) had zelf het gevoel gehad dat ze gevlogen had en toen ze dit aan haar omgeving vertelde vond die haar natuurlijk behoorlijk vreemd. In die tijd moest alles wat ‘vreemd’ was met wortel en tak worden uitgeroeid volgens de kerkvaders.
Toch worden ook tegenwoordig nog wel toepassingen gevonden voor de werkzame stoffen van bilzekruid. Het wordt gebruikt als middel tegen spasmen in de urineblaas of als middel tegen prikkelbare darm syndroom (PDS). Natuurlijk worden hiervoor zorgvuldig uit de plant gedestilleerde stofjes gebruikt, want zou je zelf met die plant gaan prutsen, dan zou je misschien ook willen vliegen.
In een grijs verleden werd bilzekruid gebruikt als deel van een kruidenmensel dat aan sommige bieren werd toegevoegd als smaakmaker en om de houdbaarheid te verlengen. Dat kruidenmengsel, gruit genoemd, is later vervangen door het minder giftige hop.
Abonneren op:
Posts (Atom)